3.2. de motivering van de vordering.
3.2.1. Intercession motiveert haar vordering als volgt.
Op 9 januari 2007 werd de schouwburg te Heerlen in opdracht van de gemeente
Heerlen, de eigenaresse van de schouwburg, ingrijpend door [gedaagde in vrijwaring] verbouwd. Tijdens de verbouwing van de schouwburg heeft [gedaagde in vrijwaring] Intercession ingeschakeld voor het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden. Op woensdag 3 januari 2007 is Intercession aangevangen met de schoonmaakwerkzaamheden, zoals blijkt uit de door [gedaagde in vrijwaring] afgetekende werkorder, die als productie 4 bij vrijwaringsdagvaarding in het geding is gebracht. Bij de aanvang van de werkzaamheden beschikte Intercession nog niet over een opdrachtbevestiging. Deze dateert van 8 januari 2007. Ruim nadat Intercession met haar werkzaamheden was aangevangen, en nadat het ongeval heeft plaatsgevonden, heeft Intercession voornoemde opdrachtbevestiging van [gedaagde in vrijwaring] ontvangen. Een afschrift van deze opdracht van onderaanneming is als productie 1 bij de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring in het geding gebracht. De algemene onderaannemings- en inkoopvoorwaarden, welke aan de opdracht van onderaanneming zijn gehecht, zijn eerst toen aan Intercession kenbaar gemaakt.
Voorafgaande aan de schoonmaakwerkzaamheden, heeft RPS Advies in opdracht
van Intercession een zogeheten "Taak-Risico Analyse" opgesteld ten behoeve van het project
theater te Heerlen. De heer [medewerker], werkzaam bij Intercession, heeft deze analyse voor de aanvang van de werkzaamheden overhandigd aan de heer [werkvoorbereider], werkvoorbereider bij [gedaagde in vrijwaring] en de heer [hoofduitvoerder], hoofduitvoerder bij [gedaagde in vrijwaring]. Zij hebben de
analyse goedgekeurd.
Een afschrift van de Taak-Risico Analyse (TRA) van 21 december 2006 met rapportnummer RPS-KVM 058007-TRAIRS, is als productie 2 bij de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring in het geding gebracht.
De situatie in de schouwburg was naar stelling van Intercession als volgt. Op ongeveer twaalf meter hoogte was in de schouwburg een vrij hangend plafond aangebracht, dat bestond uit een dubbele houten constructie. Het bovenste deel van deze constructie bestond uit 30 mm dik plaatmateriaal. Op het plafond was aan de voorzijde - de podiumzijde een verhoogde rand aangebracht. Het opstaande deel van deze rand bestond uit houten platen en was ongeveer 1,10 meter hoog. Het verhoogde deel van het plafond bestond uit gipsplaten en was circa 1,2 meter breed.
Op ongeveer 20 cm boven het vrij hangende plafond was een loopbrug aangebracht
met aan weerszijden leuningen. Op 9 januari 2007 heeft Intercession mevrouw [eiseres] opdracht gegeven om de loopbrug bovenin het theater alsmede de delen van het plafond die vanaf die loopbrug bereikbaar zijn, schoon te maken. Op enig moment heeft [eiseres] de loopbrug verlaten en zich op een van gipsplaten voorziene verhoging op de daarnaast gelegen vloer begeven. Vervolgens heeft deze vloer het begeven, en is [eiseres] twaalf meter naar beneden gevallen.
3.2.2. [eiseres] stelt dat zij ten gevolge van de val ernstig letsel heeft opgelopen.
Intercession betwist onverkort jegens [eiseres] aansprakelijk te zijn.
Voorzover echter zou blijken dat Intercession jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de door haar als gevolg van de val geleden schade, dan zijn [gedaagde in vrijwaring], de gemeente Heerlen en RPS Advies naar stelling van Intercession in ieder geval ook voor deze schade aansprakelijk en gehouden haar volledig, of subsidiair, gedeeltelijk schadeloos te stellen. Intercession motiveert deze stelling als volgt.
3.2.3. De aansprakelijkheid van [gedaagde in vrijwaring] jegens [eiseres] is naar stelling van Intercession gebaseerd op art. 6: 162 BW. Intercession heeft ten behoeve van de door [gedaagde in vrijwaring] aan haar verstrekte opdracht om schoonmaakwerkzaamheden in de schouwburg te Heerlen te verrichten, mevrouw [eiseres] via uitzendbureau Doen B.V ingeleend. Intercession heeft [eiseres] op 9 januari 2007 opdracht gegeven om de loopbrug en de delen van het plafond die vanaf de loopbrug bereikbaar waren, schoon te maken. Intercession heeft [eiseres] de uitdrukkelijke instructie gegeven de loopbrug niet te verlaten en medegedeeld dat het werknemers niet toegestaan is zonder val¬beveiliging de loopbrug te verlaten. Ten bewijze daarvan verwijst Intercession naar het "verslag instructies werkzaamheden theater Heerlen", waarvan een afschrift als productie 3 bij de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring in is het geding is gebracht. Voorts wijst Intercession naar het ongevals- en incidentenformulier en de getuigenverklaringen van de heer [medewerker], mevrouw [medewerkster] en de verklaring van de heer [medewerker], welke respectievelijk als bijlage 2, 4, 5 en 7 aan het ongevallenboeterapport van de Arbeidsinspectie zijn gevoegd. Een afschrift van het ongevallenboeterapport is als productie 4 bij de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring in het geding gebracht. Intercession heeft besloten [eiseres] niet aan te lijnen met valbeveiliging. Hiertoe was voor Intercession ook geen aanleiding. Ten eerste had Intercession [eiseres] opgedragen de loopbrug niet te verlaten, zodat er - voorzover [eiseres] zich aan deze instructies had gehouden - geen sprake was van valgevaar. [eiseres] hoefde immers geen werkzaamheden aan de rand van het plafond te verrichten. Het risico dat [eiseres] van de rand van het plafond naar beneden zou vallen, was dus niet aanwezig. Dit risico heeft zich ook niet verwezenlijkt. Ten tweede verkeerde Intercession in de veronderstelling dat ook in het geval dat [eiseres] zich niet aan de aan haar opgedragen taak zou houden en zich buiten de loopbrug zou begeven, er nog steeds geen sprake was van valgevaar dat door middel van het nemen van valbeveiligingsmaatregelen afgewend diende te worden. Intercession was namelijk niet op de hoogte van het feit dat, zoals dit na het ongeval is komen vast te staan, de gipsplaten verhoging in het plafond van de schouwburg niet beloopbaar was. Intercession wist niet beter dan dat er buiten de loopbrug slechts sprake zou zijn van glijgevaar in verband met het feit dat de randen van de plafonds schuin lopen. [gedaagde in vrijwaring] heeft immers aan de heer [medewerker] van Intercession en de heer [medewerker] van RPS Advies B.V. medegedeeld dat de plafonds bovenin de schouwburg naast de loopbrug alle beloopbaar zijn. Deze mededeling heeft [gedaagde in vrijwaring] gedaan tijdens een inspectieronde van RPS Advies B.V. in de schouwbrug. Naar aanleiding van deze inspectieronde heeft de heer [medewerker] ten behoeve van de door Intercession te verrichten schoonmaakwerkzaamheden een Taak Risico Analyse, alsmede werkinstructies opgesteld. In zijn rapport heeft RPS Advies B.V. opgenomen dat de plafonds bovenin de schouwburg beloopbaar zijn. Voorafgaande aan haar werkzaamheden heeft Intercession een afschrift van voornoemd rapport aan de heren [werkvoorbereider] en [hoofduitvoerder] van [gedaagde in vrijwaring] verstrekt. Deze hebben het rapport in bijzijn van de heer [medewerker] goedgekeurd.
Naar stelling van Intercession heeft [gedaagde in vrijwaring] toerekenbaar onrechtmatig gehandeld door een gevaarlijke situatie in het leven te roepen of te laten voortbestaan.
Beoordeeld dient te worden of en in hoeverre aan iemand die een situatie in het leven roept die voor anderen bij niet-inachtneming van vereiste oplettendheid en onvoorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld dat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zullen worden betracht en met het oog ~op bepaalde veiligheidsmaatregelen treft. Daarbij bij spelen de volgende criteria een rol, ook wel aan te duiden als de "kelderluik¬criteria” van de HR:
(a) de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht;
(b) de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan; (c) de ernst die de gevolgen
daarvan kunnen hebben;
(d) de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen.
Deze criteria toepassende op het onderhavige geval, brengt naar stelling van Intercession met zich dat [gedaagde in vrijwaring] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door een gevaarlijke situatie in het leven te roepen dan wel te laten voortbestaan.
De mate van waarschijnlijkheid waarmee kan worden verwacht dat de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht zullen worden genomen is groot. Door onjuiste mededelingen van [gedaagde in vrijwaring] waren Intercession en daarmee ook de (ingeleende) werknemers van Intercession niet op de hoogte van het gevaar en dus ook niet van de voorzichtigheid die in dit geval vereist was. De kans dat ongevallen ontstaan doordat de vereiste oplettendheid
en voorzichtigheid niet in acht zijn genomen, is eveneens groot. De niet-beloopbare gipsplaten verhoging, was immers twaalf meter boven het podium gelegen. Uit het [eiseres] overkomene blijkt dat de ernst van de gevolgen van die ongevallen eveneens groot is. [eiseres] heeft immers ernstig letsel opgelopen. Tot slot bestaan er voor [gedaagde in vrijwaring] geen bezwaren tegen de door haar te treffen veiligheidsmaatregelen, dan wel zijn deze gering. In de eerste plaats had [gedaagde in vrijwaring] simpelweg veiligheidsmaatregelen kunnen treffen door tijdens voornoemde inspectieronde geen onjuiste mededelingen aan Intercession en RPS Advies B.V. te verstrekken omtrent de beloopbaarheid van de plafonds bovenin de schouwburg. In de tweede plaats had [gedaagde in vrijwaring] waarschuwingsborden bij de verhoging in het plafond van de schouwburg kunnen ophangen.
In het geval de Rechtbank oordeelt dat Intercession jegens [eiseres] gehouden zou zijn om tot vergoeding van haar schade over te gaan, is behalve Intercession, ook [gedaagde in vrijwaring] ten
opzichte van [eiseres] aansprakelijk. In dat geval is er sprake van een hoofdelijke aansprakelijkheid ex art 6:10 jo. 6:102 en 6: 101 BW van Intercession en [gedaagde in vrijwaring] jegens [eiseres].
Voor de bepaling van hetgeen Intercession en [gedaagde in vrijwaring] in hun onderlinge verhouding jegens elkaar moeten bijdragen, wordt de schade ingevolge art. 6: 102 lid 1 BW over hen verdeeld met overeenkomstige toepassing van art. 6: 101 BW. Derhalve dient bij de schadeverdeling als maatstaf te worden gehanteerd in welke mate de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. In het onderhavige geval leidt toepassing van die maatstaf ertoe dat [gedaagde in vrijwaring] jegens Intercession gehouden is om de volledige schade, subsidiair het overgrote deel van de schade voor haar rekening te nemen.
De aansprakelijkheid van [gedaagde in vrijwaring] jegens [eiseres] is immers gebaseerd op onrechtmatige daad, hetgeen een schuldaansprakelijkheid inhoudt. De aansprakelijkheid van Intercession jegens [eiseres] is daarentegen primair gebaseerd op art. 7:658 BW en secundair op art. 7:611 BW, welke bepalingen naar een risicoaansprakelijkheid tenderen. Intercession treft, in tegenstelling tot [gedaagde in vrijwaring], ten aanzien van het ontstaan van de gevaarlijke situatie in de schouwburg, geen enkel verwijt.
Indien en voorzover Intercession zou worden veroordeeld tot vergoeding van enig
bedrag aan [eiseres], dient naar haar stelling op grond van het voorgaande in de onderlinge verhouding tussen Intercession en [gedaagde in vrijwaring], [gedaagde in vrijwaring] het gehele bedrag, of subsidiair een deel van het bedrag te vergoeden. Intercession baseert zich daarbij op art. 6:162 BW en de artt. 6:10 jo. 6:102 en 6:101 BW.
3.2.4. De gemeente Heerlen is naar mening van Intercession in de eerste plaats op grond van art. 6: 174 BW jegens [eiseres] aansprakelijk. Ingevolge dit artikel is de gemeente Heerlen als eigenaresse van de schouwburg aansprakelijk aangezien het plafond van de schouwburg niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar voor personen en zaken heeft opgeleverd, welk gevaar zich in het onderhavige geval heeft verwezenlijkt. Intercession verwijst naar het ongevallenboeterapport van de Arbeidsinspectie, waaruit volgt dat er sprake was van een werkplek op een bouwplaats die niet op de begane grond was gesitueerd en niet voldoende stabiel en stevig was om het gewicht van [eiseres] te dragen. Vanzelfsprekend is er in deze omstandigheden sprake van een gebrekkige opstal in de zin van art. 6: 174 BW.
In de tweede plaats heeft de gemeente Heerlen toerekenbaar onrechtmatig
jegens [eiseres] gehandeld door een gevaarlijke situatie in de schouwburg in het leven te roepen of te laten voortbestaan. De gemeente Heerlen was immers de eigenaresse van de schouwburg die niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor een gevaar voor [eiseres] heeft opgeleverd. Bovendien heeft de gemeente Heerlen terwijl zij op de hoogte was van het feit dat er werkzaamheden in de schouwburg verricht zouden worden, veiligheidsmaatregelen, zoals het plaatsen van waarschuwingsborden, achterwege gelaten.
In de onderlinge verhouding tussen Intercession en de gemeente Heerlen heeft te gelden dat de aansprakelijkheid van Intercession jegens [eiseres] naar een risicoaansprakelijkheid tendeert. Intercession treft ten aanzien van het ontstaan van de hierboven beschreven gevaarlijke situatie in de schouwburg geen enkel verwijt. De gemeente Heerlen treft daarentegen wel een verwijt. Zij heeft immers verzuimd om veiligheidsmaatregelen in de schouwburg te treffen.
Indien Intercession zou worden veroordeeld tot vergoeding van enig bedrag aan [eiseres], dient in de onderlinge verhouding tussen Intercession en de gemeente Heerlen, laatstgenoemde aan Intercession het gehele bedrag of, subsidiair, een deel van het bedrag dat Intercession aan [eiseres] zou moeten betalen, te vergoeden. Intercession baseert zich daarbij op de artt. 6: 174 en 6: 10 jo. 6: 102 en 6: 10 1 BW.
3.2.5. De aansprakelijkheid van RPS Advies jegens Intercession baseert zij op de stelling dat zij ten behoeve van de door haar te verrichten schoonmaakwerkzaamheden in de schouwburg te Heerlen opdracht aan RPS Advies gegeven heeft om een Taak Risico Analyse op te stellen. De aanleiding voor deze opdracht was gelegen in het feit dat de schouwburg ten tijde van de door Intercession uit te voeren werkzaamheden ingrijpend werd verbouwd. In voornoemde Taak Risico Analyse is op pagina 3 een hoofdstuk "Werkzaamheden op hoogte" (HOO-O1) opgenomen. In dit hoofdstuk wordt vermeld dat bij de (potentiële gevaarlijke situatie of gebeurtenis) "werken op hoogte" ten hoogste ("top event") verlies van balans kan optreden. Voorts heeft RPS Advies op pagina 7 van haar rapport in aanvulling op de Taak Risico Analyse werkinstructies opgenomen. Ten aanzien van de werkinstructies die boven in het theater verricht dienen te worden, luidt de werkinstructie als volgt:
"Bovenin het theater zijn houten plafonds aangebracht, waarop je kan lopen (30 mm dik). Merk op dat de plafonds, waarop gelopen dient te worden, zeer schuin lopen. Pas op met glijgevaar. Werk, indien ook hier aangelijnd."
Intercession gaat er overigens dat in de laatste zin van bovenstaand citaat tussen de woorden 'indien' en 'ook' abusievelijk het woord 'mogelijk' is weggevallen, zodat de zin dient in de visie van Intercession derhalve als volgt dient te luiden: "Werk, indien mogelijk ook hier aangelijnd”. Deze toevoeging is in overeenstemming met de context van de zin en het feit dat in de werkinstructies is opgenomen dat de plafonds beloopbaar zijn). Op grond van de door RPS Advies opgestelde Taak Risico Analyse en werkinstructies heeft Intercession besloten om [eiseres] met betrekking tot de werkzaamheden die zij bovenin het theater zou verrichten, niet aan te lijnen. Ten eerste had Intercession [eiseres] opgedragen de loopbrug niet te verlaten, zodat er - voorzover [eiseres] zich aan deze instructies had gehouden - geen sprake was van valgevaar. [eiseres] hoefde immers geen werkzaamheden aan de rand van het plafond te verrichten. Het risico dat [eiseres] van de rand van het plafond naar beneden zou vallen, was dus niet aanwezig. Dit risico heeft zich ook niet verwezenlijkt. Ten tweede verkeerde Intercession op grond van het rapport van voornoemd rapport in de veronderstelling dat ook in het geval dat [eiseres] zich niet aan de aan haar opgedragen taak zou houden en zich buiten de loopbrug zou begeven, er nog steeds geen sprake was van
val gevaar dat door middel van het nemen van valbeveiligingsmaatregelen afgewend diende te worden. Uit het rapport van RPS Advies B.V. volgt immers dat er slechts sprake zou zijn van glijgevaar. Met het [eiseres] overkomen ongeval is echter komen vast te staan dat niet alle plafonds bovenin het theater beloopbaar waren en dat de door RPS Advies voorgeschreven werkinstructies de veiligheid van de voor Intercession werkzame personen niet voldoende waarborgen. Nu RPS Advies Intercession onjuist geadviseerd heeft over de aan de schoonmaakwerkzaamheden verbonden risico's en te nemen veiligheidsmaatregelen, heeft te gelden dat RPS Advies tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen ingevolge de tussen RPS Advies en Intercession gesloten overeenkomst. Op grond van art. 6:74 BW is RPS Advies gehouden de schade die Intercession dientengevolge lijdt te vergoeden.
3.2.6. Intercession biedt gespecificeerd bewijs aan van al haar stellingen.
3.2.7. Intercession heeft met betrekking tot het beroep van [gedaagde in vrijwaring] op de vrijwaringsclausule uit de onder aannemingsovereenkomst nog het volgende aangevoerd. Anders dan wordt gesteld heeft Intercession tijdig een V &G-Plan ingediend. In de overeenkomst wordt geen deadline genoemd. Voorzover zij dit wel heeft verzuimd, is dit te wijten aan [gedaagde in vrijwaring]. De heer [medewerker] heeft immers ten overstaan van de Arbeidsinspectie verklaard: "Voor aanvang van de werkzaamheden is namens ons een veiligheidskundige op het werk geweest. Wij moesten voor de Kerst binnen twee dagen voor de hoofdaannemer een VGM plan maken. Na de Kerst moesten onze werkzaamheden starten. Hij heeft een V &G plan opgesteld voor onze werkzaamheden. De werkzaamheden boven het plafond, daar waar het ongeval heeft plaatsgevonden staan hier ook in vermeld. Iemand van de hoofdaannemer heeft aangegeven, dat het plafond helemaal beloopbaar is. Dit is in het bijzijn van onze ingeschakelde veiligheidskundige verteld. ".
In de overeenkomst is op pagina 4 opgenomen: "De onderaannemer, die werkzaamheden in onderaanneming uitvoert, is verantwoordelijk voor het treffen van veiligheidsmaatregelen en voor het handhaven van de veiligheid in het algemeen, overeenkomstig de wettelijke bepalingen en daarmee gelijk te stellen voorschriften. Hetgeen o.a. inhoudt het dragen van veiligheidsschoenen, helmen en overige relevante pbm's". Dit brengt niet met zich dat het geheel op de weg van Intercession lag om mogelijke veiligheidsrisico's te signaleren en om passende veiligheidsmaatregelen te treffen. Zoals Intercession ook tijdens de gerechtelijke plaatsopneming naar voren heeft gebracht, was zij - in tegenstelling tot [gedaagde in vrijwaring] en de gemeente Heerlen - er niet mee bekend dat er bovenin de schouwburg gipsplaten waren aangebracht. Intercession betwist de stelling van [gedaagde in vrijwaring] dat Intercession zelf heeft kunnen en moeten zien dat een deel van de vloer uit gipsplaten bestond en dat Intercession zelf had moeten onderkennen dat de vloer niet beloopbaar was. In dit verband wijst Intercession erop dat men aan de buitenkant niet kan zien dat de desbetreffende platen van gips zijn. Evenmin is het een feit van algemene bekendheid dat gipsplaten het gewicht van personen niet dragen. Een en ander volgt reeds uit het feit dat mevrouw [eiseres] op de van gipsplaten voorziene opstand is geklommen. Hierbij verdient opmerking dat [gedaagde in vrijwaring] als bouwbedrijf deskundig is op het gebied van bouwkundige constructies. Intercession beschikt niet over deze specifieke deskundigheid. Intercession mocht dan ook afgaan op de mededelingen van [gedaagde in vrijwaring] dat de "plafonds" beloopbaar waren. Intercession heeft aan haar veiligheidsverplichtingen voldaan door het daartoe deskundige bedrijf RPS in te schakelen om een Taak Risico Analyse op te stellen. Het was aan RPS om de veiligheidsrisico's in kaart te brengen en ten aanzien van die risico's passende veiligheidsmaatregelen voor te schrijven. Dat RPS vervolgens een Taak Risico Analyse opstelt waarin geen melding wordt gemaakt van de veiligheidsrisico's die aan de gipsplaten waren verbonden, kan niet aan Intercession worden toegerekend, maar aan [gedaagde in vrijwaring]. [gedaagde in vrijwaring] heeft hieromtrent immers onjuiste mededelingen aan RPS verstrekt, dan wel haar waarschuwingsplicht geschonden. Bovendien heeft [gedaagde in vrijwaring] de Taak Risico Analyse - voordat Intercession met haar werkzaamheden is aangevangen - goedgekeurd. Intercession treft geen verwijt dat zij geen valbeveiligingsmaatregelen heeft getroffen Intercession heeft - op basis van de haar bekende veiligheidsrisico's - voldoende veiligheidsmaatregelen getroffen. In tegenstelling tot hetgeen door [gedaagde in vrijwaring] wordt beweerd, heeft Intercession de uitdrukkelijke instructie aan mevrouw [eiseres] gegeven de loopbrug niet te verlaten en medegedeeld dat het werknemers niet was toegestaan om zonder valbeveiliging de loopbrug te verlaten. Dit volgt uit de stukken waar Intercession in paragraaf 14 van haar vrijwaringsdagvaarding naar verwijst. Voorts verwijst Intercession naar de verklaringen van haar medewerkers de heren [medewerkers]. Deze verklaringen heeft Intercession - vooruitlopend op de gerechtelijke plaatsopneming en comparitie van partijen - in het geding gebracht.
De stelling van [gedaagde in vrijwaring] dat mevrouw [eiseres] er niet op is gewezen dat de gipsplaten veel zwakker waren dan de houten platen is wel juist. Zoals gezegd, is dit niet te wijten aan Intercession, maar aan [gedaagde in vrijwaring]. Door [gedaagde in vrijwaring] was Intercession - tot het mevrouw [eiseres] overkomen ongeval - niet met het bestaan van de gipsplaten bekend. [gedaagde in vrijwaring] komt geen beroep toe op de vrijwaringsclausule uit de onderaannemingsovereenkomst, luidende "Indien de onderaannemer tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen, is hij jegens aannemer aansprakelijk voor alle schade die deze daardoor lijdt en vrijwaart hij de aannemer van alle aanspraken van derden tengevolge van deze tekortkomingen." Intercession is immers niet tekortgeschoten in haar verplichtingen. Bovendien betwist Intercession de stelling van [gedaagde in vrijwaring] dat de verplichtingen uit de vrijwaringsclausule niet alleen zien op contractuele verplichtingen jegens [gedaagde in vrijwaring], maar ook op werkgeversverplichtingen van Intercession ten opzichte van haar personeel. Dit is in strijd met een redelijke uitleg van de overeenkomst. De overeenkomst betreft immers een onderaannemingsovereenkomst waarbij [gedaagde in vrijwaring] en Intercession partij zijn en niet een arbeidsovereenkomst waarbij werknemers van Intercession partij zijn.
Voorzover wordt geoordeeld dat Intercession wel tekortgeschoten is in haar verplichtingen uit de onderaannemingsovereenkomst, dan kan dat niet aan haar worden toegerekend, maar aan [gedaagde in vrijwaring]. Onder deze omstandigheden staan de redelijkheid en billijkheid eraan in de weg dat [gedaagde in vrijwaring] een beroep op de vrijwaringsclausule toekomt (art. 6:248 lid 2 BW).