ECLI:NL:RBMAA:2009:BK3453

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
349646 CV EXPL 09-3874
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van boeterentebeding in tandheelkundige overeenkomst aan Europese richtlijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 4 november 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eisende partij, vertegenwoordigd door Groenewegen en Partners, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van een hoofdsom van € 583,32, vermeerderd met een boeterente van 18% per maand over een bedrag van € 451,30, als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst voor tandheelkundige werkzaamheden. De gedaagde partij erkende de vordering, maar stelde in betalingsonmacht te verkeren.

De kantonrechter heeft de feiten vastgesteld op basis van de dagvaarding en de bijgevoegde factuur. De vordering tot betaling van de hoofdsom werd toegewezen, maar de kantonrechter oordeelde dat de boeterente van 18% per maand onredelijk bezwarend was. Dit oordeel was gebaseerd op de Europese Richtlijn 93/13/EEG, die bepaalt dat bedingen in consumentenovereenkomsten die als oneerlijk worden beschouwd, nietig zijn. De kantonrechter concludeerde dat een boeterente van 18% per maand, wat neerkomt op een jaarpercentage van 216%, zonder extreem deugdelijke motivering onaanvaardbaar afwijkt van wat als kennelijk redelijk wordt beschouwd, namelijk de wettelijke rente van 4%.

Daarom verklaarde de kantonrechter het boeterentebeding in de algemene voorwaarden van de eisende partij als onredelijk bezwarend en nietig. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij haar eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, voor zover de wet dat toestaat. Al het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
locatie Sittard-Geleen
vonnis d.d. 4 november 2009
zaak/rolnr.: 349646 cv expl 09/3874
typ.:
coll.:
De kantonrechter van de locatie Sittard-Geleen heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
[eisende partij],
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats], terzake domicilie kiezende aan de [adres],
eisende partij,
gemachtigde: Groenewegen en Partners, deurwaarder,
tegen
[gedaagde],
wonende aan de [adres],
gedaagde partij,
procederende in persoon.
1. Het verloop van de procedure
partijen wisselden de volgende stukken:
- exploot van dagvaarding met producties, uitgebracht op 15 september 2009,
- schriftelijk antwoord.
Daarna heeft de kantonrechter vonnis bepaald en de uitspraak daarvan gesteld op heden.
De inhoud van alle stukken geldt als hier ingelast.
2. De vordering en het verweer
2.1. Eiser vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van € 583,32, vermeer¬derd met een boeterente van 18% per maand vanaf 9 september 2009 over € 451,30, en veroordeling in de proceskosten.
2.2. De vordering is gegrond op het door gedaagde tekortschieten in de nakoming van een over¬eenkomst krachtens welke eiser in opdracht en voor rekening ten behoeve van gedaagde tandheelkundige werkzaamheden heeft verricht. Deze werkzaamheden zijn aan gedaagde inrekening gebracht blijkens de aan de dagvaarding de factuur.
Ondanks verzoek en sommatie blijft gedaagde nalatig in de nakoming van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verbintenis tot betaling van voormelde hoofdsom.
Op de overeenkomst zijn naar stelling van eiser van toepassing de “NMT/ANT algemene voorwaarden” uit hoofde waarvan gedaagde een boeterente van 18% per maand verschuldigd is, te rekenen vanaf 30 dagen na de factuurdatum.
Deze rente wordt tot aan de dagvaarding becijferd op € 57,02.
Daarnaast is eiser van mening dat nu de incasso uit handen gegeven is aanspraak gemaakt kan worden op een vergoeding van buitengerechtelijke kosten ten belope van € 75,--.
2.3. De gedaagde partij heeft de vordering erkend, maar stelt in essentie in betalingsonmacht te verkeren.
3. De beoordeling
3.1. de vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gaat de kantonrechter uit van de in de dagvaarding gestelde feiten.
3.2. het oordeel
3.2.1. Nu de hoofdsom, onderbouwd door de aan de dagvaarding gehechte factuur, niet is weersproken, dient deze te worden toegewezen.
3.2.2. Ook wanneer de gedaagde partij in rechte verschijnt en het gevorderde niet weerspreekt, heeft de kantonrechter de plicht te beoordelen of de vorderingen niet in strijd met de wet of het recht zijn.
De vordering met betrekking tot de boeterente, naar stelling van eiser 18 % per maand over het factuurbedrag vanaf 30 dagen factuurdatum, wordt als volgt beoordeeld.
Bij de dagvaarding niet is niet gesubstantieerd op grond waarvan voorwaarden toepasselijk zijn, volstaan wordt met kale stelling dat "de N.M.T./A.N.T. - voorwaarden van toepassing zijn". Deze voorwaarden zijn niet in het geding gebracht zodat de kantonrechter, zo zij van toepassing zouden zijn, de juistheid van het beroep van eiser op deze voorwaarden feitelijk niet kan toetsen. Alleen dit al rechtvaardigt het oordeel dat niet is gebleken dat er voorwaarden van toepassing zijn, zodat de vordering ter zake van boeterente niet toewijsbaar is.
3.2.3. Voorzover de "de N.M.T./A.N.T. - voorwaarden" wel van toepassing zouden zijn, is er naar stelling van eiser een boeterente van 18 % per maand over de hoofdsom verschuldigd.
De kantonrechter beoordeelt de verschuldigdheid van deze boeterente als volgt.
Ingevolge de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ) van 27 juni 2000 (NJ 2000/730, Océano) en 26 oktober 2006 (NJ 2007/201, Mostaza Claro), is de kantonrechter ambtshalve verplicht - althans bevoegd - tot toetsing van bedingen in algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten op een eventueel onredelijk bezwarend karakter.
In EG Richtlijn 931l3/EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is onder meer bepaald:
"Artikel 3: Een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, wordt als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. ( .. .) “
De bijlage van de Richtlijn bevat een indicatieve en niet uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt.
In deze bijlage bij Richtlijn 93/13/EEG is onder e) opgenomen dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 van de Richtlijn kunnen worden aangemerkt bedingen die tot doel of tot gevolg hebben: "de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen."
Rente of boete heeft bij verwijtbaar tekortkomen per definitie het karakter van schadevergoeding en niet als vergoeding voor een dienst, zoals bij geldlening.
Of sprake is van een onevenredig hoge schadevergoeding en een onredelijk bezwarend beding dient te worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval.
De kantonrechter constateert in deze zaak dat boeterente naar stelling van eiser 18% per maand beloopt, wat neerkomt op een jaarpercentage van maar liefst 216. Eiser voert geen andere grond voor dit percentage aan dan dat dit in de algemene voorwaarden is opgenomen.
De wetgever beschouwt naar het oordeel van de kantonrechter als een kennelijk redelijk percentage voor rente als schadevergoeding het percentage dat voor de wettelijke rente wordt gehanteerd, thans 4% (Stb. 2009.262). Een percentage van 18 per maand of 216 op jaarbasis wijkt zonder extreem deugdelijke motivering zodanig onaanvaardbaar af van wat als kennelijk redelijk wordt beschouwd, dat er bij de kantonrechter geen twijfel bestaat dat de voormelde EG-Richtlijn ambtshalve moet worden toegepast en het boeterentebeding in de algemene "N.M.T./A.N.T. - voorwaarden" ambtshalve als zijnde onredelijk bezwarend nietig moet worden verklaard.
3.2.3. Van de incassokosten is niet gebleken dat deze niet zouden zijn begrepen onder de proceskosten. Eiser substantieert deze kosten in de dagvaarding in het geheel niet.
3.2.4. Het vorenstaande betekent dat de kantonrechter enkel de hoofdsom zal toewijzen, al het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
3.2.5. Gezien de uitkomst van dit geding oordeelt de kantonrechter termen aanwezig om de proceskosten te compenseren.
3.2.6. Wat partijen overigens nog hebben aangevoerd is door de kantonrechter beoordeeld, maar leidt niet tot een andere beslissing.
4. De beslissing
de kantonrechter:
4.1. veroordeelt gedaagde, [gedaagde partij], om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser, [eisende partij] te betalen de somma van € 451,30 (zegge: vierhonderdeenenvijftig 30/100 euro);
4.2. Verklaart voorzover als nodig het beding uit de"de N.M.T./A.N.T. - voorwaarden" krachtens welke gedaagde aan eiser een boeterente van 18 % per maand verschuldigd wordt, gerekend vanaf 30 dagen na de factuurdatum, nietig;
4.3. compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat elk der partijen haar eigen kosten zal dragen;
4.4. verklaart dit vonnis voor zover de wet dat toestaat tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5. wijst af het meer of anders gevorderde;
Aldus gewezen door mr. J.J. Groen, kantonrechter en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting, in tegenwoordigheid van de griffier.