ECLI:NL:RBMAA:2009:BK3826

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
145695/KG ZA 09-494
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F. Frénay
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming en fusievoorstel binnen de vereniging RVT

In deze zaak heeft de vereniging Initiatiefgroep Behoud Zelfstandige RVT (hierna: de initiatiefgroep) de vereniging RVT (Vereniging van Register Vastgoed Taxateurs) gedagvaard in kort geding. De initiatiefgroep vorderde dat de RvT zou worden verboden om een fusievoorstel met de LMV in stemming te brengen tijdens de algemene ledenvergadering van 18 november 2009, omdat een eerder voorstel op 9 september 2009 was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft op 18 november 2009 uitspraak gedaan, waarbij de RvT werd toegestaan om het fusievoorstel te behandelen en in stemming te brengen, op straffe van een dwangsom van € 100.000 per overtreding van dit gebod.

De voorzieningenrechter overwoog dat de initiatiefgroep een voldoende spoedeisend belang had bij haar vorderingen, maar dat de RvT niet gebonden was aan de eerdere afwijzing van het fusievoorstel. De voorzieningenrechter stelde vast dat de ALV het hoogste orgaan binnen de vereniging is en dat een fusievoorstel door de ALV in stemming kan worden gebracht, ook al was het eerder afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen nieuwe omstandigheden waren die een nieuwe stemming onterecht zouden maken en dat overleg met de initiatiefgroep niet vereist was.

De RvT had voldoende recht om het fusievoorstel opnieuw in stemming te brengen, gezien de democratische besluitvorming binnen de vereniging. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de initiatiefgroep af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt het belang van de besluitvorming binnen verenigingen en de rol van de ALV in het proces van fusies.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 18 november 2009
Zaaknummer : 145695 / KG ZA 09-494
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
de vereniging INITIATIEFGROEP BEHOUD ZELFSTANDIGE RVT,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.M.W.H. Bedaux;
tegen:
de naar Nederlands recht rechtspersoonlijkheid bezittende VERENIGING RVT (Vereniging van Register Vastgoed Taxateurs),
gevestigd en kantoor houdende te Heerlen,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. B. van Meurs.
1.Het verloop van de procedure
Eiseres in conventie, hierna te noemen “de initiatiefgroep”, heeft gedaagde in conventie, hierna te noemen “RvT”, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 17 november 2009, heeft de initiatiefgroep gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties aan de hand van een pleitnota nader heeft doen toelichten.
De RvT heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties, waarna zij een eis in reconventie heeft ingediend.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Vervolgens is het geding voor enige malen geschorst, mede teneinde partijen in de gelegenheid te stellen (onder leiding van de voorzieningenrechter) hun geschil alsnog in der minne te regelen. Na de laatste hervatting is gebleken dat zij niet tot overeenstemming konden komen, aangezien de RVT voor instemming met, althans uitvoering van, de door de voorzieningenrechter voorgestelde oplossing, afhankelijk is van met de LMV gemaakte, en eventueel nog te maken, afspraken.
Ten slotte heeft de voorzieningenrechter de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.
2.Het geschil
In conventie en reconventie
2.1 Partijen hebben reeds in een eerder kort geding (zaaknummer 145202 / KG ZA 09-458) tegenover elkaar gestaan. In deze zaak is op 30 oktober 2009 vonnis gewezen.
Voor de (verdere) weergave van het onderhavige geschil zij verwezen naar de processtukken.
2.2 De initiatiefgroep heeft thans in conventie gevorderd dat de voorzieningenrechter na betekening van het in deze te wijzen vonnis in kort geding:
1.de RvT in dit stadium tot juli 2010 verbiedt een voorstel te (laten) behandelen en in
stemming te laten brengen in de algemene ledenvergadering er toe strekkende te stemmen over een ongeveer gelijkluidend fusievoorstel met de LMV tot VastgoedPRO als eerder al in de algemene ledenvergadering van 9 september 2009 is afgewezen, althans binnen een redelijke termijn, waarin overleg gevoerd kan worden en redelijke voorstellen kunnen worden verwerkt in een eventueel nieuw fusievoorstel en bij onenigheid daarover een mediator over de redelijkheid van de voorstellen een advies kan uitbrengen;
2.de RvT gebiedt indien zij door wil met een nieuw fusievoorstel met een afvaardiging van de initiatiefgroep overleg te voeren omtrent redelijke voorstellen over de fusie en bij onenigheid een mediation-traject te voeren waarbij een mediator advies uitbrengt omtrent de redelijkheid van de voorstellen;
3.de RvT verbiedt voorstellen te laten behandelen neerkomend op een soort vereffening door elk lid die zich vrijwillig wil aansluiten bij de LMV in strijd met de statuten een uitkering van € 300,00 te willen verstrekken dan wel enige andere vertrekuitkering, subsidiair dit voorstel aan de algemene ledenvergadering in stemming te brengen op basis van een andere quotum dan minder dan 3/4de van het aantal geldig uitgebrachte stemmen indien 2/3de meerderheid van de leden aanwezig is.
Het hiervoor gevorderde op verbeurte van een dwangsom van € 1000 per dag dat de RvT binnen 2 dagen na betekening nalaat aan dit vonnis te voldoen.
4.de RvT veroordeelt in de kosten van dit geding aan de zijde van de initiatiefgroep gerezen inclusief salaris advocaat.
2.3 De vordering wordt door de RvT weersproken, waartoe wordt verwezen naar de ter terechtzitting voorgedragen en vervolgens aan de stukken toegevoegde, pleitnota. Op haar verweer wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.
2.4 De RVT heeft in reconventie gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de initiatiefgroep gebiedt om te gehengen en te gedogen dat de RvT tijdens de algemene ledenvergadering van
18 november 2009 alsmede tijdens een eventueel uit te schrijven tweede algemene ledenvergadering zoals bedoeld in
art. 17 lid 3 van de Statuten van de RvT indien tijdens de algemene ledenvergadering van 18 november 2009 het benodigd aantal leden voor een geldige stemming niet aanwezig mocht zijn, conform het vonnis in kort geding d.d. 30 oktober 2009 van de rechtbank Maastricht het voorstel tot fusie met LMV tot VastgoedPRO –agendapunt 4 van de algemene ledenvergadering van 18 november 2009 – behandelt en in stemming brengt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 per overtreding van dit gebod; en
2. de initiatiefgroep veroordeelt in de kosten van het geding in reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf de achtste dag volgend op de datum van het in dezen te wijzen vonnis ingeval de initiatiefgroep weigerachtig mocht blijven om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen.
2.5 De initiatiefgroep heeft op de reconventionele vordering gereageerd. Op haar reactie wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.
3.De beoordeling
In conventie
3.1 De initiatiefgroep heeft een voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen.
3.2 De voorzieningenrechter overweegt vooraleerst dat punt 3.4 van het op 30 oktober 2009 tussen partijen gewezen vonnis onder zaaknummer 145202 / KG ZA 09-458, anders dan de raadsman van de initiatiefgroep lijkt te betogen, niet meer inhoudt dan een overweging ten overvloede. Dit volgt ook uitdrukkelijk uit de inleidende zinsnede van de betreffende passage, te weten “Afgaande op hetgeen tijdens de behandeling naar voren is gekomen, geeft de voorzieningenrechter partijen nog het volgende in overweging.” Het is geen juridisch oordeel, maar louter en alleen een voorzet ter overdenking of een “advies” van de voorzieningen-rechter voor partijen. Niet meer en niet minder. De initiatiefgroep kan hier dan ook geen rechten aan ontlenen.
3.3 Het standpunt van de initiatiefgroep dat een fusievoorstel alleen door het bestuur kan worden voorgedragen, deelt de voorzieningenrechter niet. Een vereniging is een andersoortige rechtspersoon dan een naamloze of besloten vennootschap. De ALV is het hoogste orgaan binnen een vereniging. In casu kan de ALV ingevolge de statuten een voorstel in stemming brengen op, kort gezegd, initiatief van 10% van haar leden.
3.4 Het belangrijkste standpunt van de initiatiefgroep houdt -kort gezegd- in dat de omstandigheden in casu met zich brengen dat het oorspronkelijke fusievoorstel, nu dit destijds niet is aangenomen, niet meer opnieuw in (de oorspronkelijke vorm in) stemming kan worden gebracht, althans niet zonder eerst overleg te voeren met de initiatiefgroep. Het in stemming brengen van hetzelfde fusievoorstel zonder eerst het overleg met de initiatiefgroep af te wachten is volgens de initiatiefgroep primair in strijd met de redelijkheid en billijkheid, en subsidiair onrechtmatig.
Evenals de RvT, deelt de voorzieningenrechter dit standpunt niet. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Uit het door de RvT overgelegde stuk getiteld “Traject naar fusievoorstel toe”, welk stuk niet door de initiatiefgroep is weersproken, volgt genoegzaam dat het fusieproces, dat al loopt sedert januari 2008, een lang en zorgvuldig proces is geweest, waarbij ook inspraakmogelijkheden zijn geboden. Het uit dit proces voortkomende voorstel tot fusie is destijds, bij gebrek aan één stem, niet aangenomen. De aard en wijze van de voorbereiding van het fusievoorstel, de daarop volgende nipte “overwinning” voor de tegenstanders van de fusie, en het feit dat het aannemelijk is dat het merendeel van de leden van RvT voorstander van de fusie is –dit volgt in ieder geval uit de stemmingsuitslag terzake het oorspronkelijke fusievoorstel: bijna 2/3 van de aanwezige leden heeft vóór de fusie gestemd- maken naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet gezegd kan worden dat het andermaal in stemming brengen van datzelfde voorstel, niet door de beugel kan. Naast voormelde feiten verwijst de voorzieningenrechter ook naar na te melden passage uit het eerdere vonnis van 30 oktober 2009, uit welk vonnis overigens ook valt af te leiden dat een nieuwe stemming over het fusievoorstel mogelijk is, maar dan wel nadat dit op transparante en duidelijke wijze is aangekondigd, hetgeen inmiddels is gebeurd: “Indien de RvT tot een fusiebesluit wenst te komen, zal zij daartoe een nieuwe ALV dienen uit te schrijven waarbij op de agenda staat “stemming fusievoorstel” zodat voor alle leden duidelijk is dat een nieuwe poging wordt gedaan om te komen tot een fusie met de LMV.”
Voor de RvT behoeven er thans dan ook, anders dan de initiatiefgroep betoogt, geen nieuwe omstandigheden of zwaarwegende redenen te zijn om het fusievoorstel andermaal in stemming te brengen. Ook overleg met de initiatiefgroep is daartoe niet vereist, waartoe mede wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder 3.2 is vermeld. Wel kan het natuurlijk niet zo zijn, zoals ook de RvT heeft aangegeven, dat eindeloos over eenzelfde voorstel wordt gestemd. Maar daarvan is geen sprake. Het betreft thans een tweede stemming die, gelet op voormelde omstandigheden van het geval, geoorloofd is.
Onder voormelde omstandigheden is er geen plaats voor het treffen van een voorziening. De democratische besluitvorming op de algemene ledenvergadering moet zijn beloop kunnen hebben.
3.5 De vordering onder 3 heeft de initiatiefgroep nauwelijks feitelijk en juridisch onderbouwd. De facto komt de initiatiefgroep niet verder dan het poneren van vermoedens en veronderstellingen. Dit is onvoldoende om te oordelen dat de door de RvT gevolgde handelwijze als ontoelaatbaar moet worden aangemerkt. Het standpunt van de initiatiefgroep dat bedoelde handelwijze in strijd is met het doel van de statuten, is te vaag. Dit alles afgezet tegen het feit dat –niet onbelangrijk – de RvT de verdachtmakingen en de stelling dat er sprake is van een vereffening stellig van de hand heeft gewezen, maakt dat het gevorderde –zonder nader onderzoek- dient te worden afgewezen.
3.6 Op grond van al het voorgaande dient het gevorderde te worden afgewezen en behoeft hetgeen de RvT overigens nog ten verwere heeft aangevoerd geen bespreking meer.
In reconventie
3.7 Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, en gelet op het feit dat de initiatiefgroep ter terechtzitting heeft aangegeven dat zij zich, wanneer de voorzieningen-rechter haar vordering afwijst, aan dit vonnis zal houden, én dat zij zich niet zal verzetten tegen de besluitvorming die mogelijk al op de algemene ledenvergadering van 18 november 2009 (of bij gebreke van het vereiste quorum; op de nadien te houden algemene ledenvergadering) zal plaatsvinden en de uitkomst daarvan zal respecteren, maakt dat de RvT thans onvoldoende belang heeft bij haar vordering, om welke reden deze zal worden afgewezen.
In conventie en reconventie
3.8 Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld acht de voorzieningenrechter termen aanwezig om de proceskosten te compenseren zoals hierna in het dictum is vermeld.
4.De beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
In conventie en reconventie
wijst het gevorderde af;
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Frénay, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
F.B.