ECLI:NL:RBMAA:2009:BK6188

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
11 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/530116-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door een gedetineerde op een werkmeester in een penitentiaire inrichting

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 11 december 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in de Penitentiaire Inrichting De Geerhorst verbleef in afwachting van zijn terbeschikkingstelling (tbs). De verdachte heeft op 10 december 2007 geprobeerd een werkmeester van het leven te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een woordenwisseling plaatsvond tussen de verdachte en de werkmeester, waarna de verdachte de werkmeester heeft geslagen en geschopt. De werkmeester raakte buiten bewustzijn en liep ernstig letsel op. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen, waaronder medegedetineerden, als bewijs gebruikt en oordeelde dat de verdachte met opzet geweld heeft gebruikt tegen de werkmeester, wat leidde tot de conclusie dat hij schuldig was aan poging tot doodslag.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar en heeft daarnaast een nieuwe tbs-maatregel opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die eerder al was veroordeeld tot tbs met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de maatschappij en de verdachte was dat de behandeling in het kader van de tbs ongestoord kon voortduren. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/530116-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 december 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
thans verblijvende in FPC de Kijvelanden, Kijvelandsekade 1,3172 AB Poortugaal.
Raadsvrouw is I. Kamans, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 november 2009. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn raadsvrouw, die heeft verklaard uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd de verdediging voor hem te voeren. De officier van justitie en de verdediging hebben over en weer hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
geprobeerd heeft een werkmeester van de Penitentiaire Inrichting de Geerhorst te doden, dan wel geprobeerd heeft die werkmeester zwaar lichamelijke letsel toe te brengen, dan wel die werkmeester heeft mishandeld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Vooral de omstandigheid dat verdachte het slachtoffer tegen het hoofd heeft getrapt, acht deze hiervoor van doorslaggevende betekenis. Het hoofd is immers, aldus de officier van justitie, een zeer kwetsbaar deel van het lichaam en door een schop daartegen had het slachtoffer kunnen overlijden.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte voor het primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Volgens de verdediging zijn de verklaringen die [getuige 1 en 2] hebben afgelegd en die de officier van justitie gebruikt voor het bewijs onbetrouwbaar. Die verklaringen moeten daarom van het bewijs worden uitgesloten. De verdediging voert daartoe onder andere aan dat het bij het slachtoffer geconstateerde relatief geringe letsel niet goed te rijmen valt met hetgeen [getuige 1] heeft verklaard, te weten dat hij zag dat verdachte met zijn rechtervoet met volle kracht op het hoofd van het slachtoffer trapte, waarbij het bloed eruit spatte. Voorts wijst de verdediging op de omstandigheid dat [getuige 1] de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd had doorgelezen voordat hij bij de rechter-commissaris nog een verklaring ging afleggen. Verder voert de verdediging nog aan dat [getuige 2] in zijn verklaring niet rept over ingrijpen door [getuige 1], terwijl [getuige 1] dat naar zijn zeggen wel heeft gedaan.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, de verklaringen van [getuige 1 en 2] voor het bewijs gebruikt kunnen worden. Hun verklaringen stemmen immers slechts op punten die voor de vaststelling van de feiten niet van belang zijn niet overeen. Dat [getuige 1] voorafgaande aan het horen bij de rechter-commissaris zijn eerdere, bij de politie afgelegde verklaring heeft doorgelezen, brengt niet mee dat zijn verklaring bij de rechter-commissaris van het bewijs moet worden uitgesloten.
Voor de vaststelling van de toedracht van de feiten maakt de rechtbank met name gebruik van de verklaring van de werkmeester, de verklaringen van [getuige 1 en 2] en de geneeskundige verklaring over het bij de werkmeester geconstateerde letsel. Die toedracht stelt de rechtbank als volgt vast.
Op 10 december 2007 bevond de werkmeester van werkzaal 3 en 4 van de Penitentiaire inrichting De Geerhorst in Sittard zich in zijn kantoor. Op een bepaald moment ging verdachte, die in De Geerhorst gedetineerd was in afwachting van plaatsing in een TBS-kliniek, het kantoor van de werkmeester binnen. Daar is een woordenwisseling tussen beiden ontstaan, waarop de werkmeester verdachte heeft verzocht zich te verwijderen. Nadat verdachte het kantoor had verlaten, kwam hij kort daarop weer terug. Vervolgens heeft verdachte de werkmeester geslagen, waarbij de werkmeester letsel heeft opgelopen en op enig moment buiten bewustzijn is geraakt.
De vragen die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de werkmeester daarnaast ook geschopt heeft en of dat tot bewezenverklaring van het primair of subsidiair tenlastegelegde feit dient te leiden.
Volgens [getuige 1], werknemer bij De Geerhorst, zou verdachte met zijn rechterhand met kracht op de linkerzijde van het gezicht van de werkmeester hebben geslagen. De werkmeester kan zich hier niets meer van herinneren. Door die slag viel de werkmeester achterover tegen de kast. Volgens [getuige 1] zou hij verdachte daarop hebben vastgepakt. Verdachte trok zich echter los. Verdachte schopte daarop met volle kracht tegen de rechterzijde van het bovenlichaam van de werkmeester. [getuige 1] pakte verdachte daarop nog een keer vast, maar opnieuw trok verdachte zich los. Vervolgens zou verdachte, aldus [getuige 1], met geschoeide voet en met volle kracht op het hoofd van de werkmeester hebben getrapt. Daarbij spatte het bloed eruit.
De verklaring van [getuige 1] wordt ondersteund door die van [getuige 2], een medegedetineerde. Deze heeft verklaard dat hij op een bepaald moment hoorde dat iemand in het kantoor werd geslagen en tegen een kast aanviel. Hij zag vervolgens dat de werkmeester bewegingsloos op de grond lag. Verdachte gaf daarop, aldus [getuige 2], een harde trap tegen het hoofd van de werkmeester. Bij de rechter-commissaris is [getuige 2] bij die verklaring gebleven. Hij heeft daar nog aan toegevoegd dat verdachte de werkmeester twee à drie keer tegen het lichaam en éénmaal tegen zijn hoofd heeft getrapt. Daarbij kwam er bloed uit de mond en het rechter oor van de werkmeester.
De werkmeester heeft verklaard dat hij een lichte hersenschudding, een kneuzing aan zijn rechter schouder, een grote bloeduitstorting op zijn linkerborst, een wond aan zijn bovenlip en een wond aan de rechter achterkant van zijn oor heeft opgelopen door dit voorval. Dit letsel is op foto’s vastgelegd die bij de aangifte zijn gevoegd. Tevens heeft een arts op 13 januari 2008 nog blauwe plekken op de thorax, het gelaat en onder de kin geconstateerd.
Verdachte heeft geweigerd tegenover de politie een verklaring af te leggen. Volgens zijn raadsvrouw stelt verdachte zich thans op het standpunt dat hij de werkmeester een klap heeft gegeven, waardoor deze eerst achterover is gevallen tegen de kast en daarna voorover met zijn borst op de leuning van een stoel, waarna hij op de grond terecht is gekomen. Een dergelijke gang van zaken strookt echter niet met de wettige bewijsmiddelen. Op grond van die bewijsmiddelen, als hiervoor in dit vonnis vermeld, acht de rechtbank wettig een overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft de werkmeester van de Penitentiaire Inrichting de Geerhorst van het leven te beroven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking, zoals ook door de officier van justitie is gesteld, dat trappen tegen het hoofd, een kwetsbaar deel van het lichaam, het risico meebrengt dat het slachtoffer daardoor zal komen te overlijden.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op 10 december 2007 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een werkmeester van Penitentiaire Inrichting de Geerhorst van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde werkmeester heeft geslagen en (met kracht) tegen het lichaam en het hoofd van meergenoemde werkmeester heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
4.2 De strafbaarheid van de dader
Verdachte is door het hof ’s Gravenhage bij arrest van 20 december 2005 onder meer veroordeeld tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Bij beslissing van 17 februari 2009 is de terbeschikkingstelling van de verdachte met twee jaar verlengd.
Ten tijde van het bewezenverklaarde verbleef de verdachte als passant in de Penitentiaire Inrichting De Geerhorst. Sinds 15 januari 2009 bevindt hij zich in het FPC de Kijvelanden.
Ten aanzien van verdachte is in deze zaak door H.L.C. Morre, psychiater, op 1 juli 2009 een rapport opgemaakt. Dit rapport vermeldt - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene weigert op rustige toon en, zo op het eerste oog, weloverwogen om medewerking te verlenen aan het onderzoek naar de geestvermogens dat ondergetekende wilde gaan verrichten. (…) De psychopathologie van betrokkene is in het verleden overigens door verschillende onderzoekers nauwgezet in kaart gebracht. (…) Vanuit het oogpunt van een gedragskundige is het dan ook niet noodzakelijk om betrokkene opnieuw te onderzoeken.
Voorts is ten aanzien van verdachte door F. van Nunen, klinisch psycholoog, op 3 juli 2009 een rapport opgemaakt. Dit rapport vermeldt - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene geeft aan dat hij geen contact met de onderzoeker wenst en dat hij niet aan het onderzoek wil mee werken. (…) Verder kan worden opgemerkt dat in de ter beschikking gestelde psychiatrische en psychologische Pro Justitia rapportages er sprake is van een duidelijk en nauwkeurige diagnostiek.
De rechtbank constateert dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan enig onderzoek naar zijn geestvermogens. De beoordeling van verdachtes strafbaarheid zal de rechtbank daarom baseren op de rapportage van het Pieter Baan Centrum, opgemaakt in het kader van een eerdere strafzaak, door J.M. Oudejans, psycholoog, A.G.S. de Ranitz en P.K.J. Ronhaar, beide psychiater, en gedateerd 23 november 2005. Deze rapportage vermeldt - zakelijk weergegeven -:
Bij betrokkene is een waanstoornis van een gemengd type geconstateerd. Dit is een psychotische stoornis waarbij - in het geval van betrokkene - paranoïde kenmerken voorop staan en ook kenmerken passend bij het grootheidstype aanwezig zijn. De grootheidsovertuigingen bestaan uit het zichzelf belangrijker en bijzonderder maken dan in overeenkomst is met de werkelijkheid: zo meent betrokkene dat vrouwen een buitengewone interesse in hem hebben en ziet hij in een niet te objectiveren erfenis en in persoonlijke eigenschappen, redenen voor anderen om hem te benijden, te achtervolgen en kwaad te willen doen. Het dagelijks leven van betrokkene wordt beheerst door zijn paranoïde wanen,
waar de grootheidsovertuigingen voor een deel aan ten grondslag liggen. Betrokkene raakt vanwege formele denkstoornissen en zijn paranoïde referentiekader snel geprikkeld en voelt zich bedreigd naar aanleiding van onbeduidende voorvallen. Wanneer hij zich eenmaal bedreigd voelt, is hij tijdens de observatie geneigd zich terug te trekken en zichzelf te verliezen in paranoïde interpretaties, hierdoor neemt de spanning en daardoor het gevaar voor escalatie toe. Wellicht beschikt betrokkene buiten detentie over andere copingmechanismen. (…)
Gezien het beloop van betrokkenes stoornis - een waanstoornis kent geen spontane remissie en is doorgaans gedurende een zeer lange periode aanwezig - is het zeer onaannemelijk dat deze geen rol heeft gespeeld. Het onderzoek naar betrokkene kent beperkingen vanwege zijn, waarschijnlijk mede op pathologische gronden berustende, gebrek aan medewerking en het gebrek aan objectieve informatie. In geval van het thans sub 4 tenlastegelegde werkt de waanstoornis in aanzienlijke mate door en achten wij betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank vindt de combinatie van de hier aangehaalde rapporten voldoende om in deze zaak tot het oordeel te komen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Dat brengt mee dat verdachte strafbaar is.
5 De oplegging van straf en maatregel
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie jaar.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In een hernieuwde terbeschikkingstelling met dwangverpleging ziet de verdediging evenmin heil, nu een nieuwe tbs de huidige behandeling zal doorkruisen. De raadsvrouw heeft benadrukt dat verdachte goed functioneert in de huidige tbs-kliniek. Volgens haar is het onwenselijk de huidige terbeschikkingsstelling te doorbreken. Zij heeft betoogd dat met een voorwaardelijke straf dient te worden volstaan.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij geweld heeft uitgeoefend tegen een medewerker van een justitiële inrichting. Verdachte was bovendien al eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld. Verdachte heeft zich zeer gewelddadig gedragen. Een collega van het slachtoffer heeft twee keer geprobeerd verdachte tegen te houden, maar telkens heeft verdachte zich losgerukt en is hij verdergegaan met het uitoefenen van geweld jegens het slachtoffer. Het incident heeft diepe indruk gemaakt op omstanders. Een collega heeft zelfs verklaard dat hij dacht dat hij een collega had verloren.
Verdachte verblijft sinds 15 januari 2009 als terbeschikkinggestelde in FPC de Kijvelanden. Zonder deze bijzondere omstandigheid zou het bewezenverklaarde feit voor de rechtbank aanleiding zijn geweest tot het opleggen van een forse gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist, in combinatie met een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Verdachte ontwikkelt zich positief, volgens zijn raadsvrouw. Hij neemt medicatie en is doorgeplaatst naar een volgende afdeling.
Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal deze lopende behandeling doorkruisen. Tevens blijkt uit de hierboven al aangehaalde rapportage van het Pieter Baan Centrum dat een penitentiaire inrichting een ongunstige omgeving voor verdachte is. Het rapport vermeldt daarover: De kans op herhaling van het thans sub 4 tenlastegelegde wordt op kort termijn groot geacht. In detentie, of een vergelijkbare situatie waarin minder mogelijkheden zijn om te ontkomen aan een (vermeende) bedreiging, is de verwachting dat herhaling sneller zal kunnen optreden dan daarbuiten.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de maatschappij is, en tevens in het belang van verdachte, dat de huidige behandeling in het kader van de terbeschikkingstelling ongestoord kan worden voorgezet. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank, gelet op het bovenstaande, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor ten hoogste 2 jaren kan worden opgelegd. Nu de wet niet toestaat een voorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur op te leggen, zal de rechtbank verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren opleggen.
Voorts zal de rechtbank toch overgaan tot het opleggen van een nieuwe terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gelet op de ernst van het feit en verdachtes verminderde toerekeningsvatbaarheid. Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de maatregel.
De rechtbank zal met analoge toepassing van het bepaalde in artikel 37b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht het advies geven de terbeschikkingstelling met dwangverpleging op zodanig tijdstip te laten aanvangen dat de continuïteit van de reeds gestarte behandeling blijft gewaarborgd.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.1 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf en maatregel
- gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
- geeft met analoge toepassing van artikel 37b lid 2 Wetboek van Strafrecht het advies deze nieuwe tbs op zodanig tijdstip te laten aanvangen dat continuïteit van de reeds gestarte behandeling gewaarborgd blijft;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 jaren, geheel voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. Th.A.J.M. Provaas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.M.Th. Michon, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 december 2009.
Buiten staat
Mr. J. Wöretshofer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 december 2007 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een werkmeester van Penitentiaire Inrichting de Geerhorst van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, voornoemde werkmeester heeft geslagen en/of gestompt en/of (telkens) (met kracht) tegen het lichaam en/of (op) het het hoofd van meergenoemde werkmeester heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 10 december 2007 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon werkzaam in de functie van werkmeester bij Penitentiaire Inrichting de Geerhorst, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die werkmeester heeft geslagen en/of gestompt en/of (met kracht) tegen het lichaam en/of (op) het hoofd heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 10 december 2007 in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend een werkmeester van Penitentiaire Inrichting de Geeerhorst, meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt en/of (telkens) (met kracht) tegen het lichaam en/of (op) het hoofd heeft getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.