ECLI:NL:RBMAA:2009:BL0241

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
140100 / FA RK 09-645
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling tussen ouders van minderjarige met internationale aspecten

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 3 december 2009 uitspraak gedaan over een verzoek van de moeder tot wijziging van twee vonnissen van de rechtbank te Granada, Spanje, betreffende de omgangsregeling tussen de vader en hun minderjarige kind. De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard, aangezien de moeder en het kind sinds 2006 in Nederland wonen, terwijl de vader in de Verenigde Staten verblijft. De rechtbank heeft het beroep van de vader op de Brussel II-bis Verordening verworpen, omdat de situatie niet van toepassing was. De moeder verzocht om de omgangsregeling te wijzigen, zodat de vader alleen telefonisch contact zou hebben met het kind, terwijl de vader een zelfstandig verzoek indiende om de omgang te herstellen en te regelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende feiten zijn die een tijdelijk verbod op omgang rechtvaardigen. De rechtbank heeft een gedetailleerde regeling vastgesteld voor de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de vader recht heeft op omgang met het kind tijdens schoolvakanties en op bepaalde momenten in Nederland. De rechtbank heeft ook bepaald dat de vader wekelijks contact kan hebben met het kind via telefoon en computer. De moeder is verplicht om de vader te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot het kind, zoals schoolresultaten en medische behandelingen. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd en het verzoek van de vader om een dwangsom af te wijzen, in het belang van het kind.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede communicatie tussen ouders en het onderhouden van de band tussen het kind en beide ouders, ondanks de internationale aspecten van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 3 december 2009
Zaaknummer: 140100 / FA RK 09-645
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[moeder],
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonende op [adres],
advocaat voorheen mr. E.J.M. Driessen, nu mr. S.C.H. Poelman,
en:
[vader],
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonende te [adres],
advocaat mr. S.C.J. Spreksel.
1. Het verloop van de procedure
De moeder heeft op 4 mei 2009 een verzoekschrift tot wijziging van een om¬gangs¬regeling ingediend.
De moeder heeft nog gereageerd bij brief van haar advocaat d.d. 4 juni 2009 met bijlagen.
De rechtbank heeft op 23 juli 2009 een (tussen)beschikking gegeven.
De moeder heeft nog gereageerd bij brief van haar advocaat van 19 augustus 2009.
De vader heeft op 13 oktober 2009 een verweerschrift ingediend, dat tevens een zelfstandig verzoek bevat, en daarbij meerdere producties overgelegd.
De moeder heeft nog gereageerd bij telefaxbericht van haar advocaat van 14 oktober 2009 met bijlagen.
De Raad voor de Kinderbescherming te Maastricht, verder te noemen: de raad, heeft op 16 oktober 2009 per telefaxbericht een concept- rapport ingediend, welk rapport is gedateerd 16 oktober 2009.
De raad heeft vervolgens op 20 oktober 2009 per telefaxbericht het definitieve rapport d.d. 20 oktober 2009 ingediend.
De vader heeft nog gereageerd bij schrijven van zijn advocaat van 19 oktober 2009 met bijlagen.
2. De feiten
[de minderjarige] (roepnaam: [de minderjarige]) is geboren te [geboortegegevens] uit de inmiddels beëindigde relatie tussen de moeder en de vader.
De moeder en de minderjarige hebben de Spaanse nationaliteit. De vader is onderdaan van de Verenigde Staten.
Ingevolge het vonnis van de rechtbank te Granada (Spanje) van 13 december 2006 oefenen beide ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige]. [de minderjarige] verblijft bij de moeder in Nederland.
Bij voornoemd vonnis van de rechtbank te Granada is tevens een regeling getroffen over de omgang tussen de vader en de minderjarige, gesplitst in een gewone regeling en een vakantieregeling.
Bij vonnis van de rechtbank te Granada van 2 juli 2008 is de in voornoemd vonnis van 13 december 2006 vastgestelde omgangsregeling op punten gewijzigd.
3. Het verzoek en het verweer
3.1Het verzoek
De moeder heeft verzocht het vonnis van de rechtbank te Granada (Spanje) van 13 december 2006, alsmede het vonnis van de rechtbank te Granada van 2 juli 2008 te wijzigen en verzoekt thans:
a. te bepalen dat de vader iedere woensdag van de maand om 19.00 uur telefonisch contact heeft met [de minderjarige];
b. te bepalen dat de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] op nihil wordt gesteld;
c. of in goede justitie een omgangsregeling onder begeleiding vast te stellen.
De moeder heeft gesteld dat bij vonnis van de rechtbank te Granada van 13 december 2006 onder meer een omgangsregeling is vastgesteld tussen de vader en [de minderjarige] en dat bij vonnis van de rechtbank te Granada van 2 juli 2008 die omgangsregeling met betrekking tot de vakantieperioden werd gewijzigd. De moeder wil wijziging van die door de Spaanse rechter vastgestelde omgangsregeling. De omgangsregeling levert namelijk grote problemen op. De omgang en de contacten gaan gepaard met veel spanningen. De moeder is al jaren bang voor de vader vanwege zijn agressieve gedrag en de psychologische druk die hij op de moeder uitoefent. De moeder is van mening dat de situatie van kwaad tot erger wordt en zij is bang voor kinderontvoering. De vader uit zich op een intimiderende dreigende manier richting de moeder en [de minderjarige] en stelt zijn eigen regels. De vader belt [de minderjarige] wekelijks maar [de minderjarige] wil niet altijd met hem spreken. Hij legt een zo grote druk op [de minderjarige], dat zij iedere zondag de hele dag bezig is met het telefoongesprek dat zij die avond met haar vader zal hebben. De laatste tijd wil [de minderjarige] vrijwel niet meer met hem praten. [de minderjarige] ziet haar vader een paar keer per jaar. Sinds [de minderjarige] in Nederland woont, heeft de vader haar een paar keer meegenomen naar Spanje.
3.2 Het verweer en zelfstandig verzoek
De vader heeft een verweerschrift ingediend, dat tevens een zelfstandig verzoek inhoudt.
3.2.1
De vader heeft als verweer aangevoerd dat de rechtbank Maastricht onbevoegd is. De vader stelt dat de Spaanse rechter rechtsmacht heeft op grond van de VERORDENING (EG) Nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG), nr. 1347/2000, PB EU 23 december 2003, L 338, p-1-27 (“Brussel II-bis Verordening”). Is de rechtbank Maastricht van oordeel dat zij bevoegd is, dan stelt de vader dat de rechtbank de zaak dient te verwijzen naar de rechtbank in Granada in Spanje.
De vader heeft voorts gesteld dat er al vele uitspraken (6) door de Spaanse rechter zijn gedaan over de omgang tussen vader en [de minderjarige], ook vanaf het moment dat moeder en kind in Nederland wonen. De rechtbank te Granada heeft zich nimmer onbevoegd verklaard en telkens uitspraak gedaan. De moeder is telkens verschenen en heeft nimmer een beroep gedaan op de onbevoegdheid van de Spaanse rechter. De moeder heeft de rechtsmacht van de Spaanse rechtbank uitdrukkelijk dan wel op enige andere ondubbelzinnige wijze aanvaard. De moeder heeft de Spaanse beslissingen niet aangevochten. Als de moeder wijziging van de door de rechtbank te Granada bepaalde omgangsregeling wenst zal zij zich moeten wenden tot die rechtbank.
De vader heeft voorts gesteld dat de Spaanse rechter steeds een uitspraak heeft gedaan betreffende de omgang. Het ligt niet voor de hand dat de Nederlandse rechter het werk overdoet van de Spaanse rechter. Het zou ook merkwaardig zijn als de Nederlandse rechter plotseling anders beslist. Op grond van voornoemde Brussel II-bis Verordening, verder te noemen: Vo BR IIbis dienen de beslissingen van de Spaanse rechter in Nederland erkend te worden en in Nederland uitvoerbaar te zijn. Daarnaast stelt de vader dat de rechtbank te Granada beter in staat is om de zaak te beoordelen, gelet op de vele uitspraken die al door die rechtbank zijn gedaan. [de minderjarige] heeft een nauwe band met Spanje, heeft er het grootste gedeelte van haar leven gewoond en heeft de Spaanse nationaliteit. De moeder heeft een huis in Spanje, waar ze nagenoeg iedere schoolvakantie verblijft met [de minderjarige]. Op grond van Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 is Spaans recht van toepassing.
3.2.2
Voor het geval de rechtbank Maastricht zich wel bevoegd acht en Nederlands recht van toepassing acht, heeft de vader het navolgende gesteld:
-de vader wil de band die hij heeft met [de minderjarige] onderhouden en verder uitbouwen. Hiervoor is het noodzakelijk dat hij zijn dochter regelmatig ziet. De vader wil bij de opvoeding betrokken zijn en wil dat de band tussen hem en zijn kind niet verder wordt verbroken. Vader woont in de Verenigde Staten. Hierdoor kan hij [de minderjarige] niet zo vaak zien als hij zou willen. De omgang is zeker niet ruim te noemen. De moeder weigert met de vader te communiceren over de omgang. Zo is het voor de vader onmogelijk om tijdig goede afspraken te maken. Wanneer de vader in Nederland of in Spanje is, frustreert de moeder de omgang. Hierdoor is de vader genoodzaakt telkens opnieuw een procedure aanhangig te maken.
-de moeder voert geen inhoudelijke argumenten aan waarom omgang niet in het belang zou zijn van [de minderjarige] of waarom omgang onder begeleiding zou moeten plaatsvinden. De vader wordt afgeschilderd als een agressieve man die zijn dochter wil ontvoeren. Dit is zeer ten onrechte. De moeder voert diverse zaken aan waarmee ze de vader in een kwaad daglicht probeert te stellen. De vader herkent zich niet in dat beeld. Hij is een goede vader die zich kosten noch moeite bespaart om zijn dochter te zien en te spreken. Het enige wat de vader wil is de kans om een goede vader te zijn voor [de minderjarige] en een goede communicatie met de moeder. De vader staat open voor mediation.
3.2.3
De vader is vervolgens in zijn verweerschrift uitvoerig ingegaan op de punten 11 tot en met 24 van het verzoekschrift van de moeder. Dat verweer komt op het volgende neer:
- hij heeft geen enkele intentie om [de minderjarige] te ontvoeren en de moeder heeft dat ook niet aannemelijk gemaakt,
- hij is niet vermogend en gelet op zijn huidige inkomen komt hij in aanmerking voor een toevoeging,
- [de minderjarige] staat niet bijgeschreven op zijn paspoort,
- het werkadres van moeder is het enige adres van de moeder waarover hij beschikt,
- communicatie via e-mail en telefoon is erg belangrijk gelet op het feit dat hij in de Verenigde Staten woont,
- de moeder maakt het hem erg moeilijk om telefonisch met [de minderjarige] te praten. Hij praat maar een keer per maand met [de minderjarige] terwijl hij recht heeft op een wekelijks gesprek,
- er heeft in een incident plaatsgevonden voor het hotel in Maastricht waar hij verbleef. Omdat [de minderjarige] daarvan erg overstuur is geraakt heeft hij haar uiteindelijk meegegeven met de moeder, terwijl hij op dat moment recht had op omgang,
-de reis met [de minderjarige] naar Spanje met de Kerst in 2007 is heel goed verlopen en hij heeft [de minderjarige] steeds op tijd terug gebracht naar de moeder op één uitzondering na. Door een staking van Iberia heeft hij [de minderjarige] toen een dag te laat teruggebracht,
- gebleken is dat de ontmoetingen tussen vader en moeder minder moeizaam gaan als de huidige partner van de moeder aanwezig is,
- vader filmt niet meer dan 30 minuten per periode dat hij omgang heeft met [de minderjarige] en het is voornamelijk [de minderjarige] die de opnamen maakt omdat ze dat leuk vindt,
- de moeder weigert sinds een jaar iedere communicatie met hem en maakt de omgang onmogelijk. In Nederland heeft vader geen huis en moet in een hotel verblijven. In Spanje heeft hij een appartement waar [de minderjarige] een eigen kamer heeft. De moeder gaat viermaal per jaar naar Spanje en die reizen zijn heel goed te combineren met omgang tussen de vader en [de minderjarige],
- het is voor vader belangrijk dat hij met [de minderjarige] naar de Verenigde Staten kan reizen zodat [de minderjarige] de leefomgeving van vader, zijn familie en haar Amerikaanse achtergrond leert kennen; dat geldt ook voor de grootouders die [de minderjarige] al 5 jaar niet meer hebben gezien. Vader wil [de minderjarige] een tweede thuis aanbieden,
- de moeder staat negatief ten opzichte van de omgang en kan [de minderjarige] moeilijk loslaten. Dit is van invloed op de houding van [de minderjarige]. [de minderjarige] voelt het conflict tussen haar ouders. Vanzelfsprekend is [de minderjarige] loyaal ten opzichte van haar moeder. Haar hoofdverblijfplaats is bij haar moeder. Er is sprake van een ouderverstotings-syndroom,
- er is geen enkele reden voor een begeleide omgang. De vader is een goede vader.
Op grond van het vorenstaande verzoekt de vader primair aan de rechtbank om zich onbevoegd te verklaren, althans de zaak te verwijzen naar de rechtbank te Granada in Spanje.
Subsidiair verzoekt de vader te bepalen dat:
1. de vader omgang heeft met [de minderjarige]
-eenmaal per jaar gedurende één maand in de zomervakantie, waarbij de vader met [de minderjarige] naar de Verenigde Staten mag reizen en waarbij de ouders om de beurt de periode kiezen met dien verstande dat de vader in de even jaren mag kiezen en de moeder in de oneven jaren
-één week gedurende de herfstvakantie en één week gedurende de kerstvakantie, waarbij de vader met [de minderjarige] naar Spanje mag reizen, waarbij de moeder [de minderjarige] naar het vliegveld te Brussel brengt en zij [de minderjarige] op het vliegveld te Brussel weer zal ophalen
-wanneer de moeder met [de minderjarige] naar Spanje reist gedurende enkele dagen/dagdelen te bepalen in tijdig en onderling overleg.
2. de vader eenmaal per week op zondag om 18.00 uur met [de minderjarige] kan bellen via een vast telefoonnummer.
3. de vader met [de minderjarige] eenmaal per week op woensdag om 18.00 uur kan communiceren via de computer per e-mail en via de webcam.
En tevens verzoekt de vader:
4. een regeling te treffen inzake de informatie- consultatieplicht van de moeder jegens de vader tot het moment waarop [de minderjarige] de meerderjarigheid zal hebben bereikt, die de volgende inhoud zal hebben:
- de moeder zal de vader, tot de meerderjarigheid van [de minderjarige], eenmaal per maand schriftelijk informeren over gewichtige aangelegenheden betreffend de persoon en het vermogen van [de minderjarige], zoals bijvoorbeeld de schoolkeuze, leerprestaties, medische behandelingen en financiële zaken,
-in het geval van een acuut (medisch)probleem, zal de moeder de vader terstond, dat wil zeggen zo spoedig mogelijk als de omstandigheden dat mogelijk maken, informeren,
- de moeder zal de vader tijdig, zo mogelijk vooraf raadplegen bij het nemen van belangrijke beslissingen over zaken betreffende de persoon en het vermogen van [de minderjarige].
5. de moeder te veroordelen aan de vader een dwangsom te betalen van € 250,-- per dag of gedeelte daarvan dat de moeder verwijtbaar weigert aan de hiervoren omschreven omgangsregeling en/of informatie- en consultatieverplichting te voldoen, onder veroordeling voorts van de moeder in de kosten van de procedure evenals in de kosten van rechtsbijstand die aan de zijde van de vader zijn gerezen.
4. Beoordeling:
4.1 Ten aan zien van de rechtsmacht
Op het verzoek van de moeder is van toepassing de VERORDENING (EG) Nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG), nr. 1347/2000, PB EU 23 december 2003, L 338, p-1-27 (“Brussel II-bis Verordening”).
Nu de minderjarige op het tijdstip dat deze zaak aanhangig is gemaakt haar gewone verblijfplaats heeft in Nederland, is de Nederlandse rechter bevoegd op grond van artikel 1 juncto artikel 8 van voornoemde Verordening, hierna: Vo Br. IIbis.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 9 van Vo Br IIbis niet van toepassing is, aangezien de situatie, zoals in dit artikel omschreven niet aan de orde is.
De rechtbank is van oordeel dat deze zaak niet dient te worden verwezen naar de rechtbank te Granada in Spanje, nu [de minderjarige] sinds 2006 reeds in Nederland haar gewone verblijfplaats heeft, in Nederland inmiddels het basisonderwijs volgt en leeft in gezinsverband met haar moeder en de huidige partner van de moeder en de moeder ouderlijk gezag heeft over [de minderjarige].
Voor zover de rechtbank uit de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting van 22 oktober 2009 is gebleken, is er geen sprake meer van lopende procedures met betrekking tot het omgangsrecht in Spanje.
4.2 Ten aanzien van het toepasselijke recht
Naar het oordeel van de rechtbank is Nederlands recht op de voorliggende zaak van toepassing op grond van artikel 2 juncto artikel 1 van het Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen (Den Haag 5 oktober 1961, Trb. 1968, 101: “Haags Kinderbeschermings-verdrag 1961”).
4.3 Ten aanzien van gewijzigde wetgeving per 1 maart 2009
Op 1 maart 2009 is de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (Stb. 2008, 500) in werking getreden.
In geval van gezamenlijk gezag is sinds 1 maart 2009 het nieuwe artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. De rechter kon vóór 1 maart 2009 een regeling in zake de omgang vaststellen. Het nieuwe artikel 1:253a brengt mee dat de rechter, in een geschil zoals nu voorligt, waarbij de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, de mogelijkheid heeft om een regeling vast te stellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Die regeling kan omvatten een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken alsmede, maar uitsluitend indien het belang van het kind dit vereist, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben. Hoewel de rechtbank in deze beschikking ook nog de term "omgang" hanteert, wijst de rechtbank de moeder en de vader erop dat in plaats daarvan nu dient te worden gelezen: een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
4.4 Met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
4.4.1.
De rechtbank is van oordeel, gehoord de verklaringen van de vader en de moeder en gelet op het advies van de raad in samenhang met de inhoud van de overige stukken, waaronder de uitspraken van de rechtbank te Granada, dat er omgang moet zijn tussen de vader en de minderjarige [de minderjarige]. De rechtbank zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan er in het belang van [de minderjarige] een tijdelijk verbod op omgang zou moeten zijn. Ook is de rechtbank niet gebleken van een bij de moeder aanwezig ouderverstotingssyndroom, zoals de vader heeft gesteld. De vader heeft die stelling ook niet onderbouwd.
De ouders zullen vanuit het belang van [de minderjarige] beiden hun verantwoordelijkheid als ouder moeten oppakken. Daar hoort bij het toelaten van de andere ouder in het leven van het kind op een wijze dat er een goede en hechte band kan ontstaan met de ouder bij wie het kind niet verblijft. Een omgangsregeling is in dit verband de manier bij uitstek om een ongestoord samenzijn tussen de ouder bij wie het kind niet verblijft en het kind te bewerkstelligen.
4.4.2
In deze zaak is de praktische uitvoering van een omgangsregeling gecompliceerder dan gebruikelijk vanwege de grote feitelijke afstand tussen de vader enerzijds en de moeder en [de minderjarige] anderzijds. Nu [de minderjarige] bij haar moeder in Nederland haar verblijfplaats heeft en ook in Nederland naar school gaat, dient de omgangsregeling te worden toegespitst op de schoolvakanties in Nederland. Een van de gevolgen daarvan is dat er sprake is van een zomervakantie van in totaal zes weken, die naar het oordeel van de rechtbank bij helften gedeeld dient te worden. De vader heeft in het geval van de zomervakantie dan het recht naar een ander land te reizen als het land waar [de minderjarige] woonachtig is, waarmee in dat geval ook Amerika wordt bedoeld, onder de voorwaarde dat de verblijfplaats bij moeder bekend is en [de minderjarige] in staat wordt gesteld dan ook telefonisch contact met moeder te hebben.
Ook de kerstvakantie, die twee weken omvat, dient gelijkelijk verdeeld te worden tussen de ouders.
De rechtbank is het met de ouders eens dat de voorjaarsvakantie, dan wel de in Limburg gebruikelijke en daarvoor in de plaats komende Carnavalsvakantie, en de herfstvakantie niet zullen worden gedeeld, maar dat [de minderjarige] wisselend die hele vakantie bij één ouder zal doorbrengen. De rechtbank acht het van belang dat, als de moeder in een jaar de voorjaarsvakantie samen doorbrengt met [de minderjarige], de vader dan in datzelfde jaar de herfstvakantie met [de minderjarige] doorbrengt. In het daaropvolgende jaar is het omgekeerde van toepassing. De rechtbank is van oordeel, dat in het geval van de voorjaarsvakantie afwisselend de herfstvakantie de moeder [de minderjarige] naar het vliegveld van Brussel zal brengen en haar daar ook weer op het einde van de omgang zal ophalen, tenzij de ouders in onderling overleg andere afspraken maken.
In de eerder genoemde voorjaars- herfst- en kerstvakanties kan de vader [de minderjarige] meenemen naar Spanje.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder, om haar enige tijd te gunnen en een pauze in de omgang in te lassen, passeren. De rechtbank is van oordeel dat met ingang van de aanstaande kerstvakantie 2009 er omgang dient te zijn. Daarbij heeft de rechtbank in overweging genomen dat er steeds geruime tijd ligt tussen de omgang in de schoolvakanties en dat, indien de rechtbank geen omgang in de aanstaande kerstvakantie zou bepalen de eerstvolgende omgang in de schoolvakantie voor de vader pas in de zomer 2010 zal zijn. Dit acht de rechtbank niet in het belang van [de minderjarige].
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank hierna de vakanties vaststellen vanaf de kerstvakantie 2009 tot en met de kerst vakantie 2010, waarbij het daaropvolgende jaar het spiegelbeeld daarvan aan de orde zal zijn enzovoort.
De rechtbank acht het niet wenselijk dat de vader [de minderjarige] bezoekt tijdens haar verblijf met moeder in Spanje. De rechtbank gaat er van uit dat moeder en [de minderjarige] dan in Spanje verblijven voor vakantie en rust en ontspanning erg belangrijk zijn om de volgende school- en werkperiode weer aan te kunnen. Bovendien zullen in Spanje in die tijd de familiebanden van de moeder weer meer aangehaald (moeten) worden. Een fysiek contact in die periode van vader met [de minderjarige] lijkt de rechtbank niet op zijn plaats, doch telefonisch contact blijft mogelijk. Anders ligt de situatie als het vertrouwen inmiddels is toegenomen tussen de vader, de moeder en [de minderjarige] en zij met een gerust hart en in goed overleg daarover afspraken zullen kunnen maken.
4.4.3
De rechtbank zal de beslissing van de Spaanse rechter met enige aanpassing volgen voor de omgang buiten de vakanties. Dat betekent:
- als de vader voor een maand naar Nederland komt, kan hij iedere dag gedurende drie uur buiten schooltijd en zonder haar schoolse of buitenschoolse activiteiten te onderbreken contact hebben met [de minderjarige] en om de week in het weekend van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 18.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt.
- als de vader voor 15 dagen naar Nederland komt, kan hij in beide weekends die deel uitmaken van deze periode [de minderjarige] bezoeken van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 18.00 uur en kan hij contact hebben met [de minderjarige] iedere dag gedurende drie uur buiten schooltijd en zonder haar schoolse of buitenschoolse activiteiten te onderbreken. De vader haalt [de minderjarige] en brengt haar terug.
In ieder geval dienen de ouders een half jaar van tevoren de andere ouder op de hoogte te stellen wanneer er omgang zal plaatsvinden.
4.4.4.
Gebleken is dat de ouders van mening verschillen over de frequentie waarop de vader telefonisch contact kan hebben met [de minderjarige]. De moeder vindt eenmaal per maand op woensdag om 19.00 uur voldoende om [de minderjarige] niet te veel te belasten; ter zitting van 22 oktober 2009 is gesproken over eenmaal per twee weken op woensdag om 19.00 uur; de vader wil eenmaal per week kunnen communiceren met [de minderjarige]. De vader heeft ter zitting van 22 oktober 2009 verklaard bereid te zijn een computer voor [de minderjarige] aan te schaffen. De rechtbank gaat daarom uit van de situatie dat [de minderjarige] in het vervolg kan beschikken over de computer en daardoor met haar vader op verschillende wijzen met hem kan communiceren. Zo kunnen de vader en [de minderjarige] met elkaar per e-mail in contact staan, maar ook via Skype en telefonisch. Voor zowel de vader als [de minderjarige] kunnen dit fijne momenten van contact zijn, waardoor de band tussen hen kan worden versterkt. De rechtbank ziet geen reden om dit moment te beperken tot eenmaal per maand en zij zal daarom contact via deze middelen bepalen op eenmaal per week, in beginsel op woensdag om 19.00 uur. Het is aan de vader en [de minderjarige] in onderling overleg en met medeweten van de moeder om van dat tijdstip af te wijken.
4.4.5
De moeder heeft bezwaren gemaakt tegen de door de vader verzochte regeling over informatie en consultatie.
De rechtbank is van oordeel dat de vader geïnformeerd dient te worden over de schoolresultaten van [de minderjarige]. Dat kan door middel van het telkens toezenden van een kopie van de schoolrapporten in het lopende schooljaar op die momenten dat er een schoolrapport door de school wordt opgemaakt. Dit zal neerkomen op ongeveer drie à vier keer per schooljaar. Daarnaast dient de moeder de vader te informeren over een schoolkeuze voor [de minderjarige] indien dat aan de orde komt, evenals over medische behandelingen, financiële zaken en andere belangrijke zaken betreffende [de minderjarige] wanneer zich situaties voordoen op dat gebied, maar in ieder geval eenmaal per half jaar. In het geval van een spoedeisende (medische) situatie dient de moeder de vader onmiddellijk, in ieder geval zo snel als mogelijk is, te informeren en te consulteren.
4.5
Ten aanzien van de dwangsom
De rechtbank zal het verzoek van de vader op dit punt afwijzen. De rechtbank acht het niet het belang van [de minderjarige] om de opstelling van de vader en de moeder tegenover elkaar nog meer op scherp te stellen door de moeder te veroordelen tot betalen van dwangsommen. De rechtbank gaat er van uit dat de ouders gaan werken aan verbetering van hun communicatie en aan een goede uitvoering van de omgang tussen [de minderjarige] en haar vader. Dat kan in de toekomst voor alle betrokkenen alleen maar positief uitwerken.
4.6
Ten aanzien van proceskosten
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de kosten van de procedure dienen te worden gecompenseerd. Beide ouders staan in deze situatie, waarbij de omgang in praktische zin gecompliceerd ligt, al voor daarmee samenhangende hogere kosten. Veroordeling van de moeder in de kosten kan weer leiden tot situaties die het goede contact tussen de vader en [de minderjarige], dat als uitgangspunt geldt, op het spel zet.
Daar is in deze zaak niemand mee gediend, maar vooral [de minderjarige] niet.
4.7
De rechtbank zal beslissen zoals hierna in het dictum wordt bepaald.
5. Beslissing
De rechtbank:
Wijzigt de bij vonnissen van de rechtbank te Granada (Spanje) van 13 december 2006 en 2 juli 2008 vastgestelde en gewijzigde omgangsregeling.
Bepaalt dat de vader in het kader van de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken omgang kan hebben met het minderjarig kind:
[de minderjarige], geboren te [geboortegegevens]:
in de schoolvakanties van [de minderjarige] als volgt:
-in de kerstvakantie 2009 zal [de minderjarige] bij vader verblijven van 19 december 2009 tot en met 26 december 2009 en bij moeder van 27 december 2009 tot en met 3 januari 2010;
-in de voorjaarsvakantie 2010, dan wel de in Limburg gebruikelijke en daarvoor in de plaats komende Carnavalsvakantie, zal [de minderjarige] bij de moeder verblijven;
- tijdens de zomervakantie van 2010 zal [de minderjarige] bij de vader verblijven van 24 juli 2010 tot en met 14 augustus 2010 en bij de moeder van 15 augustus 2010 tot en met 5 september 2010;
-in de herfstvakantie 2010 zal [de minderjarige] bij de vader verblijven van 16 oktober tot en met 23 oktober 2010;
- in de kerstvakantie 2010 zal [de minderjarige] bij moeder verblijven van 18 december tot en met 25 december 2010 en bij de vader van 26 december 2010 tot en met 1 januari 2011.
Moeder zal aan het begin van elk schooljaar vader een overzicht doen toekomen van de door de school van [de minderjarige] gehanteerde schoolvakanties.
In ieder geval dienen de ouders een half jaar van tevoren de andere ouder op de hoogte te stellen wanneer er omgang zal plaatsvinden.
Het daarop volgende jaar zal het spiegelbeeld van toepassing zijn enzovoort.
Gedurende voornoemde vakanties heeft de vader de mogelijkheid om met [de minderjarige] naar Spanje te reizen. De vader heeft in het geval van de zomervakantie dan het recht naar een ander land te reizen als het land waar [de minderjarige] woonachtig is, waarmee in dat geval ook Amerika wordt bedoeld, onder de voorwaarde dat de verblijfplaats bij moeder bekend is en [de minderjarige] in staat wordt gesteld dan ook telefonisch contact met moeder te hebben.
Vader zal in bovengenoemde situaties zorgen voor het halen en terugbrengen van [de minderjarige], met dien verstande dat in het eerste jaar in die gevallen de overdracht van [de minderjarige] aan vader zal geschieden door de partner van de moeder, tenzij de vader en moeder zich in staat achten om het als ouders al eerder zelf te doen.
Echter, in het geval van de voorjaarsvakantie afwisselend de herfstvakantie, zal de moeder [de minderjarige] naar het vliegveld van Brussel brengen en haar daar ook weer op het einde van de omgang ophalen, tenzij de ouders in onderling overleg andere afspraken maken.
Buiten de schoolvakanties:
- als de vader voor een maand naar Nederland komt, kan hij iedere dag gedurende drie uur buiten schooltijd en zonder haar schoolse of buitenschoolse activiteiten te onderbreken contact hebben met [de minderjarige] en in het weekend om de week van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 18.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt.
- als de vader voor 15 dagen naar Nederland komt, kan hij in beide weekends die deel uitmaken van deze periode [de minderjarige] bezoeken van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 18.00 uur en kan hij contact hebben met [de minderjarige] iedere dag gedurende drie uur buiten schooltijd en zonder haar schoolse of buitenschoolse activiteiten te onderbreken. De vader haalt [de minderjarige] en brengt haar terug.
Uitgaande van de situatie dat [de minderjarige] kan beschikken over de computer en daardoor met haar vader op verschillende wijzen met hem kan communiceren, kan de vader op die manier contact hebben met [de minderjarige] eenmaal per week, in beginsel op woensdag om 19.00 uur. Het is aan de vader en [de minderjarige] om, in onderling overleg en met medeweten van de moeder, van dat tijdstip af te wijken.
Bepaalt dat de moeder de vader dient te informeren over de schoolresultaten van [de minderjarige]. Dat kan door middel van het telkens toezenden van een kopie van de schoolrapporten in het lopende schooljaar op die momenten dat er een schoolrapport door de school wordt opgemaakt. Dit zal neerkomen op ongeveer drie à vier keer per schooljaar. Daarnaast dient de moeder de vader te informeren over een schoolkeuze voor [de minderjarige] indien dat aan de orde komt, evenals over medische behandelingen, financiële zaken en andere belangrijke zaken betreffende [de minderjarige] wanneer zich situaties voordoen op dat gebied, maar in ieder geval eenmaal per half jaar. In het geval van een spoedeisende (medische) situatie dient de moeder de vader onmiddellijk, in ieder geval zo snel als mogelijk is, te informeren en te consulteren.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Compenseert de kosten, in die zin dat de moeder en de vader hun eigen kosten dragen.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.M. van Uum, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
MD
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.