ECLI:NL:RBMAA:2009:BT8466

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09 / 533
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging van identiteit in de gemeentelijke basisadministratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 7 december 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonend te Heerlen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. Eiseres had verzocht om wijziging van haar identiteit in de gemeentelijke basisadministratie (GBA), maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres, die in de GBA bekend staat als mevrouw [alias eiseres], geboren op 27 december 1983 in Goma (Zaïre), verzocht in 2006 om haar identiteit te wijzigen naar [naam eiseres], geboren op 27 december 1972 in Lindi (Tanzania). Verweerder heeft het verzoek afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, zoals vereist door artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft diverse documenten overgelegd ter ondersteuning van haar verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat deze documenten niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt, omdat zij eerder in de procedure hadden kunnen worden ingediend.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de overgelegde documenten nieuw waren of dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank benadrukte dat de informatie die eiseres had ingediend, niet voldeed aan de eisen van artikel 4:6 van de Awb, en dat verweerder terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de afwijzing van het verzoek tot wijziging van identiteit in de GBA werd bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 533
in het geding tussen[ eiseres]
wonend te Heerlen, eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen,
verweerder.
Datum bestreden besluit: 11 maart 2009
Kenmerk: 31003/20081416-A/SQ
1. Procesverloop
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit heeft verweerder een namens eiseres ingediend bezwaarschrift van 16 december 2008, tegen een door verweerder genomen besluit van 6 november 2008, ongegrond verklaard.
Bij brief van 12 maart 2009 is tegen eerstgenoemd besluit namens eiseres beroep ingesteld door haar gemachtigde A.J.P. Lemmen, advocaat te Heerlen.
Bij brief van 6 mei 2009 zijn de gronden waarop het beroep berust bij de rechtbank ingediend.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan de gemachtigde van eiseres gezonden, evenals het door verweerder ingediende verweerschrift van 10 juni 2009.
Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank op 28 oktober 2009, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde Lemmen voornoemd en door haar partner [dhr A].
Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door J.P.H.M Quaedvlieg, werkzaam in dienst van de gemeente Heerlen.
2. Overwegingen
Eiseres staat op basis van een door haar op 9 november 1999 onder ede afgelegde verklaring in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: GBA) bekend als mevrouw [alias eiseres], geboren te Goma (Zaïre) op 27 december 1983.
Eiseres heeft op 2 november 2006 aan verweerder verzocht om haar identiteitgegevens in de GBA te veranderen in [naam eiseres] geboren te Lindi (Tanzania) op 27 december 1972.
Bij besluit van 10 januari 2007 heeft verweerder het verzoek van eiseres om haar identiteit in de GBA te veranderen, afgewezen. Tegen dat besluit heeft eiseres op 17 januari 2007 bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 6 augustus 2007 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep aangetekend bij de rechtbank Maastricht. Bij uitspraak van 28 februari 2008 heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Het hiertegen door eiseres ingestelde hoger beroep is bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) van 29 oktober 2008 ongegrond verklaard.
Op 4 september 2008 heeft eiseres opnieuw verzocht om aanpassing van haar identiteitsgegevens in de GBA. Dat verzoek heeft verweerder bij besluit van 6 november 2008 met toepassing van artikel 4:6 van de Awb afgewezen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Haar bezwaren zijn bij de thans bestreden beslissing van 11 maart 2009 door verweerder ongegrond verklaard.
Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat eiseres geen nieuwe feiten en/of omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb heeft aangevoerd. Eiseres heeft deels informatie overgelegd die zij reeds in de eerdere procedure naar voren heeft gebracht. Voor zover dat niet het geval is, betreft het informatie die niet is aan te merken als nieuwe feiten (dan wel als gewijzigde omstandigheden) omdat eiseres deze informatie tijdens de eerdere procedure had kunnen inbrengen. Verweerder sluit voorts uit dat deze informatie kan afdoen aan zijn eerdere besluit aangezien eiseres geen volledige en authentieke brondocumenten heeft overgelegd. Eiseres heeft bovendien niet aangetoond dat de documenten op eiseres betrekking hebben.
Eiseres kan zich met voormeld standpunt van verweerder niet verenigen. Daartoe is in beroep, naast hetgeen reeds in bezwaar is aangevoerd, naar voren gebracht dat de door eiseres overgelegde foto’s, het afschrift van een paspoort, het procesverbaal van de Vreemdelingenpolitie en een aantal afschriften van een paspoort/visum (van de gestelde zus van eiseres), niet door de ABRvS bij de beoordeling van het hoger beroep zijn betrokken.
Eiseres had deze stukken niet eerder kunnen overleggen. Dat geldt evenzeer voor de resultaten van een in de onderhavige procedure ingebracht vingerafdrukkenonderzoek. Eiseres is van mening dat de door haar overgelegde documenten wel als brondocumenten zijn aan te merken. Ook is eiseres van mening dat verweerder ten onrechte niet heeft bezien of er redenen waren gebruik te maken van zijn afwijkingsbevoegdheid. Verweerders besluit is in strijd met het recht op familie- en gezinsleven van eiseres. Eiseres verwijt verweerder extreem formalisme.
Gelet op vaste jurisprudentie van de ABRvS over het bepaalde in 4:6 van de Awb, is de rechtbank van oordeel dat zij zich heeft te beperken tot enkel de vraag of aan de aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd en zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het besluit van 11 maart 2009 te herzien.
Dienaangaande wordt overwogen als volgt.
Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Awb is een aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan.
Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 van de Awb de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS worden onder nieuwe feiten en omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb begrepen feiten of omstandigheden die zijn voorgevallen na het nemen van het eerdere besluit of die niet vóór het nemen van dat besluit konden worden aangevoerd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke beoordeling rechtvaardigen, indien op voorhand uitgesloten is dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd kan afdoen aan het eerdere besluit en de overwegingen waarop dat rust (zie onder meer de uitspraak van de ABRvS van 21 januari 2009, LJN: BH 0448).
Door eiseres is blijkens de stukken in het dossier in de onderhavige procedure overgelegd
een verklaring van eiseres’ zus dat alle documenten die reeds in bezit van verweerder zijn, betrekking hebben op eiseres, een paspoort en visum van eiseres’ zus om de identiteit van laatstgenoemde te kunnen verifiëren, een geboorteakte van de zus en een overlijdenscertificaat van de gestelde moeder van eiseres. Verder heeft zij overgelegd de resultaten van een vingerafdrukkenonderzoek uit het dossier van een strafzaak die tegen eiseres heeft gediend en waartoe op 29 januari 2007 haar vingerafdrukken zijn afgenomen, een brief van het IOM aan de IND van 24 april 2006, een brief van het ministerie van Justitie aan de rechtbank Roermond van 2 mei 2006 en een brief van eiseres aan de IND van 24 december 2008.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de stukken die door eiseres zijn overgelegd niet aan te merken als nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij voornoemde documenten, niet in de laatste plaats gelet op de datering van deze documenten, niet eerder onder de aandacht van verweerder, dan wel in hoger beroep onder aandacht van de rechter had kunnen brengen. Dat geldt ook voor het gegeven dat er in het kader van een strafzaak vingerafdrukken van eiseres waren afgenomen. De rechtbank kan eiseres overigens niet volgen in haar stelling dat de uitkomst van het vingerafdrukkenonderzoek zoals die eiseres in oktober 2008 is gebleken, uitsluitsel geeft over eiseres’ werkelijke identiteit nu uit dit onderzoek niet méér volgt dan dat de bij eiseres afgenomen vingerafdrukken leiden tot de naam die eiseres aanvankelijk stelde te hebben en die in de GBA is opgenomen.
De omstandigheid dat inmiddels een zus van eiseres in Nederland verblijft die documenten ten behoeve van eiseres heeft overgelegd, is niet aan te merken als een nieuwe omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Awb nu het bestaan van deze zus, alsmede van de door haar overgelegde documenten, gelet op de datering van deze documenten, ook in een eerder stadium ingebracht hadden kunnen worden. De door eiseres in bezwaar ingebrachte brief aan de IND van 24 december 2008 kan niet worden aangemerkt als een nieuw feit, nu in deze brief gerefereerd wordt aan feiten en omstandigheden die eerder dan 24 december 2008 ingebracht hadden kunnen worden. De rechtbank tekent daarbij aan dat - anders dan eiseres stelt – de ABRvS blijkens haar uitspraak van 29 oktober 2008 mede aan deze uitspraak ten grondslag heeft gelegd de omstandigheid dat eiseres’ zus in Nederland is en dat deze zus stukken ten behoeve van eiseres heeft overgelegd alsmede zich bereid heeft verklaard om onder ede een verklaring af te leggen over de identiteit van eiseres (overweging 2.4).
Naar het oordeel van de rechtbank behoefde verweerder reeds daarom in hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht geen aanleiding te vinden om terug te komen van het in de eerdere procedure rechtens onaantastbaar geworden besluit van 6 augustus 2007. Het gaat immers niet om nieuw gebleken feiten of veranderde omstan¬digheden in vorenbedoelde zin.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de overige grieven van eiseres.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank Maastricht:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door R.A.M.M. Gijselaers in tegenwoordigheid van E.W. Seylhouwer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2009.
w.g. E. Seylhouwer w.g. R. Gijselaers
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 7 december 2009
Voor belanghebbenden en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Indien hoger beroep is ingesteld kan ingevolge het bepaalde in artikel 39 van de Wet op de Raad van State juncto artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onver¬wijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.