Getuige [naam medeverdachte en getuige 2], de barman van café [naam cafe], waar de ontmoeting op 18 februari 2009 deels plaatshad, heeft ter terechtzitting van 27 januari 2010 verklaard dat hij heeft gezien dat de aanwezigen drankjes, met name tequila, hebben gedronken. Iedereen van het gezelschap heeft volgens [naam medeverdachte en getuige 2] drie of vier of vijf, in ieder geval gemiddeld vier, tequila gedronken. Hij heeft vijf rondjes geserveerd en zeker drie keer heeft hij gezien dat iedereen zijn glas leegdronk.
4.4.2 De betrouwbaarheid van de verklaringen van de VE
De verdediging heeft gesteld dat gelet op hetgeen verdachte en getuige [naam medeverdachte en getuige 2] over het alcohol- en cocaïnegebruik van de VE verklaard hebben, de verklaringen van beide VE niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Deze stelling verwerpt de rechtbank.
Het ligt naar het oordeel van de rechtbank niet voor de hand dat verdachte en getuige [naam medeverdachte en getuige 2] acht respectievelijk elf maanden na dato nog weten hoeveel alcoholische consumpties beide VE hebben gedronken op 18 februari 2009. Ten aanzien van de verklaring van verdachte daaromtrent geldt dat overigens te meer, nu hij heeft verklaard op 18 februari 2009 alcohol en cocaïne gebruikt te hebben en dat in een mate waarbij het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat dat het waarnemingsvermogen en/of zijn herinnering aanzienlijk beïnvloed moet hebben.
Voorts komt het de rechtbank voor, om redenen zoals door de officier van justitie genoemd, dat VE er alle belang bij hebben om geen of slechts in beperkte mate middelen als alcohol en cocaïne te gebruiken. Weliswaar zullen zij in hun gedrag ‘de kleur van het milieu’ waarin zij zich begeven moeten aannemen, maar zij zullen altijd de zorg voor hun eigen veiligheid in acht moeten nemen. Bovenmatig alcoholgebruik en het gebruik van cocaïne is daarmee niet te rijmen.
Ten slotte oordeelt de rechtbank het onaannemelijk dat, zoals door de verdediging is gesteld, het in de auto testen van de cocaïne met behulp van een reageerbuisje bij voorbijgangers altijd in het zicht zou springen.
De verklaringen van de VE beschouwt de rechtbank, kortom, als betrouwbaar en kunnen tot bewijs dienen.
4.4.3 Het soufleren van A-1855 bij haar verhoor op 15 oktober 2009
De raadsman heeft bepleit dat VE/A-1855 tijdens haar verhoor op 15 oktober 2009 werd gesouffleerd. Hij heeft aangevoerd dat dientengevolge dit verhoor niet als betrouwbaar kan worden gezien.
Nu het betreffende (proces-verbaal van) verhoor niet als bewijsmiddel zal worden gebruikt, behoeft dit verweer geen bespreking.
4.4.4 De gebeurtenissen in de periode van 19 januari tot en met 18 februari 2009
19 januari 2009
Op 19 januari 2009 reden VE/A-1841, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] vanuit Duitsland naar Nederland.
Tijdens de rit vertelde [naam medeverdachte 1] dat hij de persoon in Maastricht naar wie ze toe reden al jaren kende. Hij had die persoon, later bleek dat het om “de Chinees” ging, via zijn vader leren kennen. Zijn vader had al met de Chinees cocaïnetransacties gedaan.
De Chinees wist volgens [naam medeverdachte 1] niet dat ze eraan kwamen, maar hij wist dat de Chinees altijd in Maastricht was. Zo de Chinees daar niet was, dan was hij wel binnen enkele uren bereikbaar. [naam medeverdachte 1] deed zijn bestellingen bij de Chinees. Als de door hem gewenste hoeveelheid verdovende middelen er niet was, dan wachtte hij normaal gesproken in een pension tot die hoeveelheid beschikbaar kwam. Het moest dan vanuit Rotterdam naar Maastricht worden gebracht
Rond 13.30 uur arriveerden [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2] en de VE/A-1841 bij restaurant [naam restaurant], gelegen in de nabijheid van het MVV-stadion te Maastricht. [naam medeverdachte 1] wilde vervolgens naar de Chinees rijden om deze op te halen en leende hiervoor de auto van VE/A-1841.
Het observatieteam zag dat deze auto, een Volkswagen Touareg, van de parkeerplaats wegreed, nadat twee voor hen onbekende mannen waren uitgestapt. Deze auto zagen ze ongeveer een kwartier later (om 13.46 uur) geparkeerd staan op de [naam straat] ter hoogte van nummer 16.
Omstreeks 14.20 uur kwam [naam medeverdachte 1] in voormelde auto terug bij [naam restaurant]. Daar vertelde hij [naam medeverdachte 2] en VE/A-1841 dat de Chinees niet over de afloop van de deal kon beslissen. Diens chef zou binnen enkele uren beschikbaar zijn. Op de vraag van A-1841 of [naam medeverdachte 1] “de man achter de schermen” kon bereiken, zei deze dat hij hem wel kende, maar geen telefoonnummer van hem had. Afgesproken werd dat ze tot 15.45 uur zouden wachten en dat ze dan gezamenlijk naar de Chinees zouden rijden. Als de man achter de schermen dan nog niet beschikbaar zou zijn voor een gesprek, zouden ze terugrijden.
Rond 15.49 uur zag het observatieteam de eerdergenoemde Touareg weer wegrijden en om 16.01 uur aankomen bij de [naam straat]. [naam medeverdachte 1] stapte uit, liep het perceel nummer 16 binnen, kwam zes minuten later weer naar buiten en stapte in de Touareg, waarna deze auto wegreed. Die auto werd om 16.27 uur weer gezien bij [naam restaurant]. [naam medeverdachte 1] had te horen gekregen dat ze terug moesten gaan naar [naam restaurant] en dat de Chinees en de Chef/de man achter de schermen daarnaartoe zouden komen.
Om 16:30 uur zag het observatieteam dat een Chrysler Voyager werd geparkeerd bij restaurant [naam restaurant]. Bij bevraging van het kenteken bleek dit op naam te staan van verdachte. Een man van rond de 50 jaar oud met een Aziatisch uiterlijk en een man met een Oost-Europees uiterlijk, gekleed in een lange zwarte mantel, stapten uit voornoemde auto. Aan de hand van fotoherkenning in combinatie met door het observatieteam gemaakte video-opnames heeft een verbalisant later vastgesteld dat eerstgenoemde (Aziatische) persoon [E.] was en dat de man met het Oost-Europese uiterlijk verdachte was. Zij gingen [naam restaurant] binnen.
[E.] verklaarde bij zijn verhoor door de politie in dit verband dat hij de Italiaan met de paardenstaart, die hij met behulp van fotoherkenning heeft geïdentificeerd als [naam medeverdachte 1], in contact bracht met [naam verdachte], die hij later met fotoherkenning heeft geïdentificeerd als verdachte. [naam medeverdachte 1] wilde 10 kilogram cocaïne van verdachte. [naam medeverdachte 1] was de zoon van een Italiaanse man die [E.] kende, en [naam medeverdachte 1] was naar [E.] toegekomen om te vragen of hij iemand wist voor de handel in verdovende middelen.
VE/A-1841 verklaarde dat “de Chinees” zich in het restaurant voorstelde als Ivo. De Chinees is later via vergelijking van videomateriaal van het observatieteam met foto’s geïdentificeerd als [E.]. Ook VE/A-1841 heeft [E.] als de Chinees herkend tijdens een fotoconfrontatie. De andere persoon werd voorgesteld als “de Chef”. Dit betrof een man van 30/35 jaar oud met kort zwart haar, die dik was en een opvallende grote gouden ketting droeg. Door fotoherkenning is vastgesteld dat de persoon die VE/A-1841 kende als de Chef, verdachte is.
[naam medeverdachte 1] voerde de onderhandelingen met verdachte. Verdachte liet weten dat de 10 kilogram cocaïne in Maastricht moest worden gekocht. Hij wilde geen risico lopen door de drugs naar Keulen te brengen.
Om 16:45 uur kwamen verdachte en [E.] weer naar buiten met [naam medeverdachte 1].
Verdachte belde vervolgens en toen kwam een jonger persoon hem ophalen. Door middel van fotoherkenning heeft VE/A-1841 deze jongere man geïdentificeerd als [A.].
VE/A-1841 verklaarde verder dat [E.] niet blij was toen [naam medeverdachte 1] op enig moment in het restaurant alleen met verdachte aan het praten was. Hij had het gevoel dat hij uit de deal geschoven werd. [E.] vertelde aan VE/A-1841 dat hij van plan was een transport van 50 kilogram cocaïne van Colombia naar Maastricht te regelen en bood VE/A-1841 daarvan 10 kilogram aan. [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2] en VE/A-1841 verlieten rond 17:00 uur Maastricht.