ECLI:NL:RBMAA:2010:BL3425

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700109-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor cocaïne-export en voorbereidingshandelingen

Op 10 februari 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de export van cocaïne naar Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk ongeveer 10 kilogram cocaïne heeft geleverd die bestemd was voor de Duitse markt. De verdachte had een leidende rol in de transactie en heeft voorbereidingshandelingen verricht, waaronder het maken van afspraken met Duitse kopers. De rechtbank achtte de verklaringen van de Duitse pseudo-kopers betrouwbaar, ondanks de verdediging die stelde dat deze verklaringen onbetrouwbaar waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. De rechtbank overwoog dat de handel in harddrugs ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van gebruikers en bijdraagt aan een negatief leefklimaat in de regio. De straf was bedoeld als vergelding en ter preventie van soortgelijke feiten in de toekomst. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700109-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 februari 2010
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonend te [adres verdachte],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. R. Mahovic, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 januari 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: in vereniging kilo’s cocaïne heeft uitgevoerd;
Feit 1 subsidiair: in vereniging kilo’s cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, of in elk geval aanwezig heeft gehad;
Feit 2: in vereniging voorbereidingshandelingen heeft verricht voor het uitvoeren, dan wel het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van cocaïne.
3 Inleiding
In Duitsland is door het Parket van Dresden vanaf 2008 onderzoek verricht naar, onder andere, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]. De verdenking bestond dat, in woorden en weergave van de rechtbank, zij zich, al dan niet met anderen, schuldig maakten aan het vanuit Nederland invoeren van cocaïne in Duitsland.
Bij het Duitse onderzoek is er, in Duitsland, gebruik gemaakt van één of meer zogeheten Verdeckte Ermittler. Hierna zullen deze Verdeckte Ermittler worden aangeduid met ‘VE’ en/of met de aanduiding A-1841 en soortgelijke nummers die op enig moment door de Nederlandse politie/justitie aan de Duitse VE zijn toegekend.
Na eerdere contacten tussen VE/A-1841 en de eerdergenoemde [naam medeverdachte 1] over een mogelijke cocaïnetransactie, volgde op 25 november 2009 een nieuw gesprek tussen hen. De VE/A-1841 gaf in dat gesprek te kennen met de leveranciers te willen praten. [naam medeverdachte 1] zei dat dit mogelijk was, maar dat dat spreken alleen in Nederland kon. De leveranciers zouden Nederland niet willen verlaten. [naam medeverdachte 1] antwoordde in dit gesprek, op de vraag van VE/A-1841 welke hoeveelheden die mensen zouden kunnen leveren, dat hoeveelheden geen rol speelden, maar dat het alleen op het geld aankwam. De VE zei daarop dat dat in orde was en dat hij bereid was om over een hoeveelheid van 10 kilo cocaïne te onderhandelen.
Op 12 december 2008 verklaarde VE/A-1841 over hetgeen hij (samen met een andere VE) op 11 december met [naam medeverdachte 1] had besproken. Bij een etentje met de VE had [naam medeverdachte 1] verteld dat hij met de mensen in Nederland had gesproken en dat deze hem gezegd hadden dat ze meteen 10 kilo cocaïne konden leveren. De leveranciers zouden een Turk en een Koreaan zijn en deze mensen zouden altijd zeer betrouwbaar zijn geweest.
Na deze verklaring is op 17 december 2008 het Nederlandse Openbaar Ministerie door de Staatsanwältin uit Dresden om rechtshulp verzocht. Verzocht is om medewerking te verlenen aan de inzet van Duitse pseudokopers in Nederland, het inzetten van toongeld, het aanwenden van plaatsbepalingsapparatuur, grensoverschrijdende observatie, toestemming tot uitvoer uit Nederland van verdovende middelen en de inzet van een gecontroleerde doorlevering naar Duitsland.
Er is in reactie op het Duitse verzoek een bevel tot stelselmatige observatie voor het onderzoekssubject/verdachte [naam medeverdachte 1] afgegeven voor de periode van 16 januari 2009 tot 16 april 2009, evenals een bevel tot pseudokoop/-dienstverlening. Een dergelijk bevel is nadien nog eens afgegeven toen de daadwerkelijke transactie gepland stond.
Tussen [naam medeverdachte 1], de eerdergenoemde [naam medeverdachte 2], VE/A-1841 en de vermeende leveranciers uit Nederland vond een ontmoeting plaats op 19 januari 2009 in Maastricht. Na deze ontmoeting volgden, in diverse samenstellingen en op diverse wijzen (telefonisch, in persoon), nog enkele contacten tussen alle betrokkenen. In deze contacten werden nadere afspraken gemaakt omtrent de dan voorgenomen cocaïnetransactie. Deze zou op 18 februari 2009 in Maastricht moeten volgen. Op die dag ontmoetten [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2], VE/A-1841 en VE/A-1855 hun Nederlandse contacten in Maastricht en uiteindelijk is die dag tot aanhouding van verdachten overgegaan op het moment dat de cocaïne werd aangeboden aan VE/A-1841.
Op de gebeurtenissen in de periode van 19 januari 2009 tot en met 18 februari 2009 zal in paragraaf 4.4.4 nader worden ingegaan.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de feiten.
De officier van justitie acht de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Uitvoer is in de Opiumwet een ruim begrip en dient niet alleen te worden verstaan als het daadwerkelijk over de landsgrenzen brengen van verdovende middelen. In dat kader is van belang dat verdachte wist dat hij met Duitsers onderhandelde en handelde en dat de drugs bestemd waren voor het buitenland. Uit de verklaringen van de twee VE blijkt dat de persoon die wordt aangeduid als ‘de Chef’, ‘de Turk’, ‘nummer 1’, ‘de man achter de schermen’ en ook wel als ‘de man met de gouden ketting’, verdachte is. Uit de verklaring van [naam getuige 1] blijkt dat verdachte al langer in drugs handelt.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de VE
De verdediging voert aan dat de verklaringen van de VE onbetrouwbaar zijn. De VE hebben verklaard dat zij slechts enkele alcoholische drankjes hebben gedronken. Verdachte en getuige [naam medeverdachte en getuige 2] hebben echter verklaard dat zij meer hebben gedronken. [naam medeverdachte en getuige 2] heeft verklaard dat het ging om vijf glazen tequila. Voorts is ook uit de verklaring van VE/A-1841 af te leiden dat hij teveel gedronken had. Hij verklaart immers dat hij [naam medeverdachte 1] liet rijden in zijn auto na het cafébezoek op 18 februari 2009.
VE/A-1841 heeft dus een valse verklaring afgelegd.
VE/A-1841 heeft ook gelogen over het cocaïnegebruik. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij samen met VE/A-1841 naar het toilet is gegaan en met hem daar cocaïne heeft gebruikt.
Ook is het onwaarschijnlijk dat VE/A-1841, zoals deze heeft verklaard, het testen van de cocaïne in de auto met een reageerbuisje heeft gedaan. Dat zou teveel opvallen voor voorbijgangers. Ook komt dit reageerbuisje nergens in het dossier terug.
De verklaring die VE/A-1855 heeft afgelegd op 15 oktober 2009 ter gelegenheid van de rogatoire commissie naar Dresden is onbetrouwbaar, omdat diverse aanwezigen bij het middels een videoverbinding gehouden verhoor hebben geconstateerd dat zij gesouffleerd werd.
Daar de verklaringen van de VE onbetrouwbaar zijn, kunnen deze niet als bewijs dienen.
Ten aanzien van de feiten
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte slechts een minimale rol heeft gespeeld. De man die de Chinees wordt genoemd in het dossier is duidelijk de leidende figuur. Hij heeft de deal gesloten met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]. Verdachte is slechts bewaker geweest bij de transactie. Dat hij de Chef wordt genoemd, zegt niet dat hij ook de baas is. Het was een, gelet op de feiten, misplaatste, maar ego-strelende aanduiding. Daarbij spreekt verdachte geen Duits en slecht Nederlands, hetgeen het maakt dat hij niet met de VE gesproken kàn hebben.
4.3 Het nadere standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de VE.
De officier van justitie acht de verklaringen van beide VE betrouwbaar.
De VE hebben daags na de actie verklaard dat zij enkele glazen alcohol hebben gebruikt en ook hebben zij verklaard dat dit geen invloed heeft gehad op hun waarnemingsvermogen. Bedacht moet worden dat VE er in gevallen als het onderhavige alleen voor staan. Zij begeven zich in de gevaarlijke wereld van de drugshandel, waar geweldsgebruik niet geschuwd wordt. Voor hun eigen veiligheid kunnen VE het zich niet permitteren om de controle over hun doen en laten te verliezen. Bij overmatig alcoholgebruik wordt het risico op ‘ontmaskering’ door dat overmatige alcoholgebruik te groot. Het is dan ook niet voor de hand liggend dat zij teveel alcohol zouden drinken.
De verklaring van verdachte is daarbij niet betrouwbaar. Ten eerste heeft hij pas in november 2009 omtrent het beweerdelijke alcoholgebruik verklaard zonder toe te lichten waarom hij dat eerst toen heeft gedaan. Bovendien heeft hij verklaard op 18 februari 2009 zelf veel drank te hebben gebruikt in combinatie met drugs.
Ook de verklaring van getuige [naam medeverdachte en getuige 2] is niet betrouwbaar. Het is niet aannemelijk dat een barman elf maanden later nog kan weten hoeveel en wat de in het café aanwezige personen op 18 februari 2009 gedronken hebben.
De verklaringen van de VE kunnen daarom als bewijsmiddel gehanteerd worden.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
4.4.1 Alcohol- en cocaïnegebruik van de VE
Aan VE/A-1841 en VE/A-1855 is tijdens hun verhoren gevraagd naar hun alcoholconsumptie op de dag van de transactie, 18 februari 2009, gedurende de ontmoeting met de verdachten en met name of dit hun waarnemingsvermogen heeft beïnvloed.
VE/A-1841 heeft verklaard dat hij een wijntje (0,1), een Bacardi en verder alcoholvrije drankjes heeft gedronken. Hij heeft verder verklaard geen cocaïne te hebben gebruikt op die dag.
VE /A-1855 heeft verklaard dat zij het niet precies kan zeggen. Zij heeft twee á drie glazen zwakke longdrinks (wodka met Red Bull), een glas wijn voor het eten en een glas grappa na het eten gedronken. Dit alcoholgebruik heeft haar op generlei wijze beïnvloed, zo heeft zij verklaard.
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 5 november 2009 verklaard dat hij had gehoord van een andere jongen dat de Duitsers (opmerking rechtbank: waarmee verdachte de VE bedoelt) voordat zij naar café [naam cafe] kwamen al alcohol hadden gedronken. In [naam cafe] hebben ze met vijf personen, onder wie de Duitsers nog twee flessen tequila gedronken. Verdachte zelf had daar veel van gedronken, maar de mannelijke Duitser nog meer. Het viel verdachte na het drinken van de tequila op dat zij dronken waren.
Ook heeft verdachte verklaard dat hij met de mannelijke Duitser naar het toilet is geweest. Daar heeft hij met hem cocaïne gebruikt.
Getuige [naam medeverdachte en getuige 2], de barman van café [naam cafe], waar de ontmoeting op 18 februari 2009 deels plaatshad, heeft ter terechtzitting van 27 januari 2010 verklaard dat hij heeft gezien dat de aanwezigen drankjes, met name tequila, hebben gedronken. Iedereen van het gezelschap heeft volgens [naam medeverdachte en getuige 2] drie of vier of vijf, in ieder geval gemiddeld vier, tequila gedronken. Hij heeft vijf rondjes geserveerd en zeker drie keer heeft hij gezien dat iedereen zijn glas leegdronk.
4.4.2 De betrouwbaarheid van de verklaringen van de VE
De verdediging heeft gesteld dat gelet op hetgeen verdachte en getuige [naam medeverdachte en getuige 2] over het alcohol- en cocaïnegebruik van de VE verklaard hebben, de verklaringen van beide VE niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Deze stelling verwerpt de rechtbank.
Het ligt naar het oordeel van de rechtbank niet voor de hand dat verdachte en getuige [naam medeverdachte en getuige 2] acht respectievelijk elf maanden na dato nog weten hoeveel alcoholische consumpties beide VE hebben gedronken op 18 februari 2009. Ten aanzien van de verklaring van verdachte daaromtrent geldt dat overigens te meer, nu hij heeft verklaard op 18 februari 2009 alcohol en cocaïne gebruikt te hebben en dat in een mate waarbij het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat dat het waarnemingsvermogen en/of zijn herinnering aanzienlijk beïnvloed moet hebben.
Voorts komt het de rechtbank voor, om redenen zoals door de officier van justitie genoemd, dat VE er alle belang bij hebben om geen of slechts in beperkte mate middelen als alcohol en cocaïne te gebruiken. Weliswaar zullen zij in hun gedrag ‘de kleur van het milieu’ waarin zij zich begeven moeten aannemen, maar zij zullen altijd de zorg voor hun eigen veiligheid in acht moeten nemen. Bovenmatig alcoholgebruik en het gebruik van cocaïne is daarmee niet te rijmen.
Ten slotte oordeelt de rechtbank het onaannemelijk dat, zoals door de verdediging is gesteld, het in de auto testen van de cocaïne met behulp van een reageerbuisje bij voorbijgangers altijd in het zicht zou springen.
De verklaringen van de VE beschouwt de rechtbank, kortom, als betrouwbaar en kunnen tot bewijs dienen.
4.4.3 Het soufleren van A-1855 bij haar verhoor op 15 oktober 2009
De raadsman heeft bepleit dat VE/A-1855 tijdens haar verhoor op 15 oktober 2009 werd gesouffleerd. Hij heeft aangevoerd dat dientengevolge dit verhoor niet als betrouwbaar kan worden gezien.
Nu het betreffende (proces-verbaal van) verhoor niet als bewijsmiddel zal worden gebruikt, behoeft dit verweer geen bespreking.
4.4.4 De gebeurtenissen in de periode van 19 januari tot en met 18 februari 2009
19 januari 2009
Op 19 januari 2009 reden VE/A-1841, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] vanuit Duitsland naar Nederland.
Tijdens de rit vertelde [naam medeverdachte 1] dat hij de persoon in Maastricht naar wie ze toe reden al jaren kende. Hij had die persoon, later bleek dat het om “de Chinees” ging, via zijn vader leren kennen. Zijn vader had al met de Chinees cocaïnetransacties gedaan.
De Chinees wist volgens [naam medeverdachte 1] niet dat ze eraan kwamen, maar hij wist dat de Chinees altijd in Maastricht was. Zo de Chinees daar niet was, dan was hij wel binnen enkele uren bereikbaar. [naam medeverdachte 1] deed zijn bestellingen bij de Chinees. Als de door hem gewenste hoeveelheid verdovende middelen er niet was, dan wachtte hij normaal gesproken in een pension tot die hoeveelheid beschikbaar kwam. Het moest dan vanuit Rotterdam naar Maastricht worden gebracht
Rond 13.30 uur arriveerden [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2] en de VE/A-1841 bij restaurant [naam restaurant], gelegen in de nabijheid van het MVV-stadion te Maastricht. [naam medeverdachte 1] wilde vervolgens naar de Chinees rijden om deze op te halen en leende hiervoor de auto van VE/A-1841.
Het observatieteam zag dat deze auto, een Volkswagen Touareg, van de parkeerplaats wegreed, nadat twee voor hen onbekende mannen waren uitgestapt. Deze auto zagen ze ongeveer een kwartier later (om 13.46 uur) geparkeerd staan op de [naam straat] ter hoogte van nummer 16.
Omstreeks 14.20 uur kwam [naam medeverdachte 1] in voormelde auto terug bij [naam restaurant]. Daar vertelde hij [naam medeverdachte 2] en VE/A-1841 dat de Chinees niet over de afloop van de deal kon beslissen. Diens chef zou binnen enkele uren beschikbaar zijn. Op de vraag van A-1841 of [naam medeverdachte 1] “de man achter de schermen” kon bereiken, zei deze dat hij hem wel kende, maar geen telefoonnummer van hem had. Afgesproken werd dat ze tot 15.45 uur zouden wachten en dat ze dan gezamenlijk naar de Chinees zouden rijden. Als de man achter de schermen dan nog niet beschikbaar zou zijn voor een gesprek, zouden ze terugrijden.
Rond 15.49 uur zag het observatieteam de eerdergenoemde Touareg weer wegrijden en om 16.01 uur aankomen bij de [naam straat]. [naam medeverdachte 1] stapte uit, liep het perceel nummer 16 binnen, kwam zes minuten later weer naar buiten en stapte in de Touareg, waarna deze auto wegreed. Die auto werd om 16.27 uur weer gezien bij [naam restaurant]. [naam medeverdachte 1] had te horen gekregen dat ze terug moesten gaan naar [naam restaurant] en dat de Chinees en de Chef/de man achter de schermen daarnaartoe zouden komen.
Om 16:30 uur zag het observatieteam dat een Chrysler Voyager werd geparkeerd bij restaurant [naam restaurant]. Bij bevraging van het kenteken bleek dit op naam te staan van verdachte. Een man van rond de 50 jaar oud met een Aziatisch uiterlijk en een man met een Oost-Europees uiterlijk, gekleed in een lange zwarte mantel, stapten uit voornoemde auto. Aan de hand van fotoherkenning in combinatie met door het observatieteam gemaakte video-opnames heeft een verbalisant later vastgesteld dat eerstgenoemde (Aziatische) persoon [E.] was en dat de man met het Oost-Europese uiterlijk verdachte was. Zij gingen [naam restaurant] binnen.
[E.] verklaarde bij zijn verhoor door de politie in dit verband dat hij de Italiaan met de paardenstaart, die hij met behulp van fotoherkenning heeft geïdentificeerd als [naam medeverdachte 1], in contact bracht met [naam verdachte], die hij later met fotoherkenning heeft geïdentificeerd als verdachte. [naam medeverdachte 1] wilde 10 kilogram cocaïne van verdachte. [naam medeverdachte 1] was de zoon van een Italiaanse man die [E.] kende, en [naam medeverdachte 1] was naar [E.] toegekomen om te vragen of hij iemand wist voor de handel in verdovende middelen.
VE/A-1841 verklaarde dat “de Chinees” zich in het restaurant voorstelde als Ivo. De Chinees is later via vergelijking van videomateriaal van het observatieteam met foto’s geïdentificeerd als [E.]. Ook VE/A-1841 heeft [E.] als de Chinees herkend tijdens een fotoconfrontatie. De andere persoon werd voorgesteld als “de Chef”. Dit betrof een man van 30/35 jaar oud met kort zwart haar, die dik was en een opvallende grote gouden ketting droeg. Door fotoherkenning is vastgesteld dat de persoon die VE/A-1841 kende als de Chef, verdachte is.
[naam medeverdachte 1] voerde de onderhandelingen met verdachte. Verdachte liet weten dat de 10 kilogram cocaïne in Maastricht moest worden gekocht. Hij wilde geen risico lopen door de drugs naar Keulen te brengen.
Om 16:45 uur kwamen verdachte en [E.] weer naar buiten met [naam medeverdachte 1].
Verdachte belde vervolgens en toen kwam een jonger persoon hem ophalen. Door middel van fotoherkenning heeft VE/A-1841 deze jongere man geïdentificeerd als [A.].
VE/A-1841 verklaarde verder dat [E.] niet blij was toen [naam medeverdachte 1] op enig moment in het restaurant alleen met verdachte aan het praten was. Hij had het gevoel dat hij uit de deal geschoven werd. [E.] vertelde aan VE/A-1841 dat hij van plan was een transport van 50 kilogram cocaïne van Colombia naar Maastricht te regelen en bood VE/A-1841 daarvan 10 kilogram aan. [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2] en VE/A-1841 verlieten rond 17:00 uur Maastricht.
Na 19 Januari 2009
In de periode tussen 19 januari 2009 en 18 februari 2009 had VE/A-1841 nog enkele keren contact met [naam medeverdachte 1]. Afgesproken werd dat VE/A-1841 op 18 februari 2009 in Maastricht moest zijn. Hij moest dan in het bezit zijn van € 420.000,00. Dit bedrag was voor de aankoop van 10 kilogram cocaïne en de transportkosten daarvan. [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zouden het transport naar Keulen regelen. De cocaïne zou vervolgens in de loop van de dag worden geleverd.
18 februari 2009
Op 18 februari 2009 trof VE/A-1841 samen met VE/A-1855 omstreeks 14:15 uur [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] in [naam restaurant] te Maastricht. Het observatieteam zag dat de door de VE gebruikte Porsche 911 omstreeks 14:10 uur op die locatie werd geparkeerd. Ook stond een Porsche Cayenne op dezelfde parkeerplaats geparkeerd. Een dag eerder waren [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] met dit voertuig gezien.
[naam medeverdachte 1] vertelde dat alles goed was voorbereid: de 10 kilogram zou al klaar liggen.
Omstreeks 15:28 uur zag het observatieteam twee voor hen onbekende personen naar buiten komen en vertrekken met de Porsche 911. Ook [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] vertrokken. Zij stapten in de Porsche Cayenne. VE/A-1841 heeft hierover verklaard dat [naam medeverdachte 1] vertelde dat ze naar een café moesten rijden waar ze het spul konden bekijken. Na ongeveer 10 minuten kwamen ze aan bij een café in een woonwijk. VE/A-1841 bleef in de auto zitten. Hij wilde dat iemand het spul naar hem in de auto zou brengen, zodat hij het kon testen.
VE/A-1855 ging wel het café binnen met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]. Het was café [naam cafe]. In het café spraken zij met enkele aanwezige personen. Er was een man in een wit T-shirt, die VE/A-1855 later via fotoherkenning heeft geïdentificeerd als [A.]. Ook was er een dikkere man met een opvallende gouden ketting, die zij later via fotoherkenning heeft geïdentificeerd als verdachte.
[naam medeverdachte 2] kwam met een monster naar de in de auto gezeten VE/A-1841. [naam medeverdachte 2] zei dat het monster cocaïne was en dat het van een blok van 1 kilogram afgesneden was. Uit de test die VE/A-1841 uitvoerde bleek dit ook cocaïne te zijn. VE/A-1841 vertelde [naam medeverdachte 2] tevreden te zijn over het spul.
Deze uitslag werd door [naam medeverdachte 2] medegedeeld aan VE/A-1855 als zij door [A.], en nadat deze gesproken heeft met verdachte, wordt gevraagd of het voor hen in orde is. VE/A-1855 antwoordde dat dat het geval was en dat [A.] zijn mensen weg kan sturen. [A.] zei daarop dat het zo’n 90 minuten kon duren. [naam medeverdachte 1] stelde daarop voor dat zij iets gaan eten en dat ze 90 minuten later weer terug zouden zijn. [A.] zei daarop dat ze elkaar weer op dezelfde plek zouden treffen en dat ze daarna samen naar een woning zouden rijden, waar de levering zou plaatsvinden.
Nadat VE/A-1841, VE/A-1855, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] wat waren gaan eten op het Vrijthof, keerden zij rond 18:45 uur terug in café [naam cafe]. VE/A-1841 ging deze keer mee naar binnen. Hij herkende daar de Chef, die hij in het proces verbaal van verhoor ‘nummer 1’ noemt en bij een fotoherkenning heeft herkend als verdachte.
Ook zag hij daar de persoon die de Chef ophaalde op 19 januari 2009. Deze noemt hij in het proces-verbaal verder ‘nummer 2’. Hij heeft hem via een fotoherkenning geïdentificeerd als [A.].
Verdachte vertelde hem dat ze in de stress zaten omdat die dag nog een aantal Duitsers vier kilogram wilde hebben.
Omstreeks 20:00 uur meldde verdachte dat het spul er was. Vervolgens gingen VE/A-1841, [naam medeverdachte 1] en verdachte naar de woning waar de cocaïne geleverd zou worden. Na een autorit zag VE/A-1841 dat ze naar een huis met huisnummer 33 liepen.
Het observatieteam zag dat dit het perceel aan de [naam straat] te Maastricht betrof.
De deur werd geopend door een Turkse man, die VE/A-1841 bij een fotoherkenning heeft geïdentificeerd als [S.]. Ook was in de woning een jongen van ongeveer twaalf jaar aanwezig en een man van wie werd gezegd dat het de vader van die jongen betrof. VE/A-1841 heeft via een fotoherkenning deze man herkend als [naam getuige 1].
[S.] ontving even later een sms-bericht met daarin slechts het getal ‘10’. [S.] zei tegen VE/A-1841 dat dat betekende dat de koerier er binnen tien minuten zou zijn.
Omstreeks 20:13 uur zag het observatieteam dat een grijze Mercedes, waarvan na bevraging het kenteken op naam bleek te staan van [D.], werd geparkeerd in de [naam straat]. Een blanke man stapte uit en pakte een zware doos uit de kofferbak. Hij liep vervolgens richting het perceel aan de [naam straat]. De deur van nummer 33 ging open en de man met de doos ging er naar binnen.
VE/A-1841 heeft verklaard dat enige tijd nadat [S.] de sms ontving er werd aangeklopt. [S.] opende de deur. Een goed getrainde man, die VE/A-1841 via fotoherkenning later heeft herkend als [D.], kwam binnen. Hij plaatste een pakket op de keukentafel. [S.] opende het pakket. In het pakket zaten twee plastic zakken met in iedere zak vijf met bruine tape verpakte pakketten. [naam medeverdachte 1] opende een van de pakketten. VE/A-1841 testte de inhoud. Het bleek cocaïne te zijn, volgens zijn test. Toen viel de politie binnen.
Doorzoeking
Op 18 februari 2009 is het perceel aan de [naam straat] te Maastricht doorzocht. Hierbij werden in de keuken de tien al genoemde bruine pakketten in beslag genomen. Van de inhoud zijn monsters genomen, die door het NFI zijn onderzocht. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat het steeds cocaïne betrof.
Voorts zijn bij deze doorzoeking voorwerpen aangetroffen die kennelijk waren bestemd voor het bewerken en/of verwerken van drugs. Het betrof onder andere persen, weegschalen, sealzakken, tape, zeefjes, wapeningsgaas en dergelijke.
Verklaring [naam getuige 1]
[naam getuige 1] is de bewoner van de [naam straat] te Maastricht. [naam getuige 1] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat een bekende van hem een aantal weken daarvoor had gevraagd of hij een aantal spullen bij hem kon neerzetten. Het bleek te gaan om potten, plakband, persen en dergelijke. Die bekende maakte gebruik van een kamer in zijn huis. Er was ook een vriend van die bekende bij. [naam getuige 1] had het vermoeden dat de spullen bestemd waren voor het mengen van drugs en hij vond het eigenlijk maar niks dat ze cocaïne aan het persen en versnijden waren in zijn huis. De mannen waren er echter meestal maar een paar uurtjes en gingen dan weer weg.
[naam getuige 1] kende deze personen als Sheriff en [naam verdachte]. Sheriff en [naam verdachte] kwamen op 18 februari 2009 naar de [naam straat]. [naam getuige 1] heeft opengedaan en Sheriff en [naam verdachte] zeiden hem dat er een paar mensen zouden langskomen. Hij heeft Sheriff en [naam verdachte] binnengelaten en later kwamen er nog twee mensen binnen.
Aan de hand van foto’s die [naam getuige 1] tijdens zijn verhoor zijn getoond, heeft hij Sheriff als [S.] en [naam verdachte] als verdachte herkend.
4,4,5 De rol van verdachte in het geheel
De rechtbank is van oordeel dat kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde en het onder 2 tenlastegelegde. Dit oordeel is gebaseerd op de hierboven weergegeven observaties, de verklaringen van de beide VE, de verklaring van [naam getuige 1], de herkenningen van personen, de bevindingen van de doorzoekingen en de bevindingen van het NFI.
Verdachte heeft voorbereidingshandelingen verricht om ongeveer 10 kilogram cocaïne te verkopen en te leveren. Hij heeft daartoe afspraken gemaakt met de kopers en ervoor gezorgd dat de cocaïne tijdig beschikbaar was. Ook heeft hij afspraken gemaakt over het te betalen bedrag en de wijze van betaling. Uiteindelijk heeft hij met zijn medeverdachten de cocaïne aangeboden aan de afnemers. Hij wist dat de kopers Duitsers waren en had alleen al daarom ernstige reden te vermoeden dat de cocaïne ook zou worden uitgevoerd. Door de gesprekken met de Duitse kopers wist hij dat die kopers de bedoeling hadden de cocaïne naar Duitsland te vervoeren. Verdachte is dus zowel op 19 januari 2009 als op 18 februari 2009 betrokken geweest bij het voorbereiden van de transactie.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een leidende rol heeft gehad in het geheel. Illustratief hiervoor is dat hij heeft bepaald dat niet werd geleverd in het buitenland. Uit de verklaring van [naam getuige 1] blijkt voorts dat verdachte niet alleen afspraken maakte om cocaïne te verkopen, maar ook op andere wijze bemoeienissen had met de handel in drugs. Hij en [S.] hadden immers in de woning op de [naam straat] te Maastricht een ruimte ingericht om drugs te bewerken en verwerken..
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 primair.
op 18 februari 2009 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 11.038 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk tezamen en in vereniging voornoemde hoeveelheid cocaïne met bestemming Duitsland ten vervoer aangenomen en ten vervoer aangeboden;
2.
in de periode van 19 januari 2009 tot en met 18 februari 2009 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, in elk geval van hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen
heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededaders wisten of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van voornoemde feiten,
immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn, verdachtes, mededaders
-gesprekken/onderhandelingen gevoerd met potentiële afnemers van cocaïne over de levering/afname van cocaïne en
-cocaïne besteld en opzettelijk afspraken gemaakt omtrent de levering en de betaling van cocaïne en
-persen en mallen en weegschalen voor de verwerking en/of bewerking en/of de verkoop en/of de aflevering van cocaïne, een materiaal bevattende een middel voorkomende op lijst I behorende bij de Opiumwet, in de woning [naam straat] te Maastricht voorhanden gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2:
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet door een ander te trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van het feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden. De officier van justitie wil met deze straf een signaal afgeven. Het drugsprobleem is namelijk groot in de regio. Deze straf heeft naast vergelding ook generale preventie tot doel; anderen moeten worden afgeschrikt om soortgelijke feiten te plegen.
[naam verdachte] zat het hoogst in de ladder, hij was er ook op beide momenten bij om de deal te regelen. Hij heeft sturing gegeven aan anderen. Hij is dus een leidende figuur geweest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte had slechts een kleine rol in de transactie; die van bewaker. De verdediging pleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten een circa 10 kilogram cocaïne geleverd die bestemd was voor de Duitse markt. Bij de totstandkoming van deze transactie had verdachte een vooraanstaande, leidende rol. Deze prominente positie dient door te klinken in de strafoplegging. Het baart de rechtbank daarbij zorgen dat anderen verdachte aanduiden als ‘de Chef’ en dat verdachte kennelijk een dusdanige positie in het criminele milieu inneemt dat hij transacties van deze omvang, zonder noemenswaardige inspanningen, kan verzorgen.
Harddrugs leveren grote gevaren op voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met diverse vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Verdachte en zijn medeverdachten hadden met hun handelen geen ander doel dan ten koste van de gezondheid van anderen en de samenleving in het algemeen grof geld te verdienen.
Door zich schuldig te maken aan de handel in en de uitvoer van verdovende middelen heeft verdachte bovendien bijgedragen aan een negatief leefklimaat in Maastricht. Het is een feit van algemene bekendheid dat de gemeente Maastricht en haar inwoners overlast ondervinden van de handel in verdovende middelen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij deelneemt aan activiteiten, die een negatieve impact hebben op het gevoel van welbehagen van zoveel mensen.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat ongeveer 10 kilogram cocaïne is aangetroffen op het moment dat verdachte en zijn medeverdachten zijn aangehouden. Verder heeft de rechtbank als oriëntatiepunt gekeken naar de meest recente LOVS normen voor artikel 2 onder A van de Opiumwet.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf
voor de duur van 48 maanden een passende straf is.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. I. Becker-Hartenhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.A. Maarschalkerweerd, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 februari 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij, verdachte, op of omstreeks 18 februari 2009 in de gemeente Maastricht,
in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1
lid 5 van de Opiumwet, (in totaal) ongeveer 11.038 gram, in elk geval
hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft
hij, verdachte, opzettelijk tezamen en in vereniging voornoemde
hoeveelhe(i)d(en) cocaïne met bestemming Duitsland, in elk geval met
bestemming buitenland vervoerd en/of ten vervoer aangenomen en/of ten vervoer
aangeboden;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 18 februari 2009 in de gemeente Maastricht,
in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, hoeveelheden of een hoeveelheid (in totaal
ongeveer 11.038 gram) van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 19 januari 2009 tot en met 18
februari 2009 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement
Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of
een ander, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid
van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of
bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken
en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
cocaine, in elk geval van hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen
heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede
te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of voorwerpen en/of
vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden
heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
wisten of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van voornoemd(e) feit(en), immers heeft hij, verdachte, toen aldaar
opzettelijk tezamen en in vereniging met een of meer van zijn, verdachtes,
mededader(s), althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
-gesprekken/onderhandelingen gevoerd met (een) (potentiële) afnemer(s) van
((een) hoeveelhe(i)d(en)) cocaine over de levering/afname van ((een)
hoeveelhe(i)d(en)) cocaine en/of
-((een) hoeveelhe(i)d(en)) cocaine besteld/doen bestellen en/of (telkens)
opzettelijk (een) afspra(a)k(en) gemaakt omtrent de levering en/of de betaling
van ((een) hoeveelhe(i)d(en)) cocaine;-(een) pers(en) en/of mal(len) en/of
weegscha(a)l(en) voor de verwerking en/of bewerking en/of de bereiding en/of
de verkoop en/of de aflevering van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA
en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of
amfetamine en/of heroine (diacetylmorfine)en/of cocaine, in elk geval van
(een) materia(a)l(en) bevattende (een) middel(en) voorkomende op lijst I
behorende bij de Opiumwet (in de woning [naam straat] te Maastricht)
voorhanden gehad;