ECLI:NL:RBMAA:2010:BL3687

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
146700
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Kistemaker-van Blaricum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor afgifte paspoort voor minderjarige met HIV-besmetting

In deze zaak heeft de moeder, van Keniaanse nationaliteit, verzocht om vervangende toestemming van de kinderrechter voor de afgifte van een paspoort voor haar dochter. De moeder wil vrij met haar kind kunnen reizen, onder andere voor medische zorg en een korte vakantie naar Kenia. De vader van het kind is echter bezorgd dat de moeder met het kind naar Kenia zal vertrekken en dat het kind daar verstoken zal blijven van noodzakelijke medische zorg, gezien de HIV-besmetting van zowel moeder als kind. De vader is bereid om mee te werken aan de afgifte van een paspoort, maar alleen als hij het paspoort in beheer krijgt en het kan tonen wanneer nodig.

De kinderrechter heeft de belangen van beide ouders afgewogen en geconcludeerd dat het belang van de vader om de toestemming te weigeren, ter voorkoming van een mogelijke vlucht naar Kenia, een te respecteren belang is. De kinderrechter wijst het verzoek van de moeder af, omdat het niet in het belang van het kind is om vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een paspoort. De kinderrechter adviseert de ouders om te investeren in hun onderlinge relatie, zodat zij gezamenlijk tot afspraken kunnen komen over de zorg voor hun kind. De beschikking is gegeven op 9 februari 2010 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 9 februari 2010
zaaknr.: 146700 / FA RK 09-1748
van de kinderrechter in bovenvermelde rechtbank, gegeven in de zaak met betrekking tot
de minderjarige:
[naam minderjarige],
geboren te [geboorteplaats minderjarige] op [geboortedatum minderjarige],
verder te noemen [de minderjarige],
kind van:
[naam moeder minderjarige],
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats moeder],
advocaat mr. I.G. Schoones- Aarts,
en
[naam vader minderjarige],
wederpartij, verder te noemen: de vader
wonende te [woonplaats vader],
advocaat mr. F.M. van Venrooij-Nieuwenhuis.
1. Het verloop van de procedure:
Op 15 december 2009 heeft de moeder een verzoekschrift ingediend daartoe strekkende, dat de kinderrechter een verklaring als bedoeld in artikel 34 tweede lid van de Paspoortwet afgeeft ten behoeve van [de minderjarige], zodat voor [de minderjarige] een reisdocument kan worden aangevraagd.
Op 18 januari 2010 heeft de vader een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 22 januari 2010.
2. Vaststaande feiten:
[de minderjarige] is op [geboortedatum minderjarige] geboren uit het huwelijk van de vader en de moeder.
De ouders oefenen samen het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uit.
Tussen de ouders is een echtscheidingsprocedure aanhangig.
3. Verzoek, grondslag en verweer:
3.1
De moeder heeft verklaard dat de vader weigert mee te werken aan een verklaring van toestemming, zodat voor [de minderjarige] geen eigen reisdocument kan worden aangevraagd. De moeder is van mening dat [de minderjarige] gewoon recht heeft op een eigen reisdocument. De moeder wil vrij met het kind kunnen reizen en zou voor een korte vakantie naar haar ouders in Kenia willen gaan, omdat haar ouders [de minderjarige] nog nooit hebben gezien. De moeder is niet van plan om met [de minderjarige] naar Kenia te verhuizen, temeer ook omdat de gezondheid van [de minderjarige], die, net als beide ouders, besmet is met het HIV-virus, in gevaar komt als zij in Kenia zou gaan wonen, omdat zij daar niet de benodigde medicijnen tegen deze ziekte zal kunnen krijgen. Ook zullen de moeder en [de minderjarige] in Kenia tot de outcast gaan behoren en een zwervend bestaan moeten gaan leiden. De moeder is voorts van mening dat [de minderjarige] voor het verkrijgen van medische zorg, zoals een opname in het ziekenhuis, in het bezit moet zijn van een paspoort.
3.2
De vader is bang dat de moeder [de minderjarige] zal meenemen naar Kenia en niet meer zal terugkomen. Moeder heeft hiermee gedreigd sinds partijen uit elkaar zijn en zij strijden hevig om toekenning van het hoofdverblijf van [de minderjarige]. Deze vrees voor ontvoering is temeer gegrond omdat de moeder niet in het bezit is van een verblijfsvergunning. De vader ziet niet in waarom de moeder met [de minderjarige] naar Kenia moet reizen voor een vakantie. Als het nodig zou zijn dat [de minderjarige] over een eigen identiteitskaart of paspoort zou moeten beschikken, zou de vader daaraan wel willen meewerken, mits hij dat document in zijn beheer zou kunnen hebben als ouder waar [de minderjarige] haar hoofdverblijf heeft. Wanneer de moeder dan het document nodig zou hebben, bijvoorbeeld voor de IND of anderszins, kan de vader een kopie van dat document geven, danwel kan hij rechtstreeks dat document komen tonen. Voor behandeling in een ziekenhuis is bovendien de ziektenkostenpas voldoende en daarover beschikt [de minderjarige].
4. Beoordeling:
De kinderrechter stelt vast dat de vader niet bereid is de noodzakelijke toestemming te geven voor afgifte van een paspoort voor [de minderjarige] en dat een vergelijk tussen partijen niet mogelijk blijkt. De vader heeft zich bereid verklaard mee te werken aan afgifte van een pasoort voor [de minderjarige], mits hij in het bezit wordt gesteld van dat paspoort en dat hij daar waar nodig een kopie van dat paspoort zal verstrekken aan moeder, danwel zelf het paspoort zal tonen aan de verzoekende autoriteiten. De moeder weigert dat zodat een verder vergelijk niet mogelijk is.
De kinderrechter kan krachtens artikel 34 tweede lid jo artikel 38 tweede lid van de Paspoortwet een verklaring van toestemming verlenen voor de aanvraag van de afgifte van een paspoort voor een minderjarige, welke toestemming de toestemming van een der gezaghebbende ouders vervangt.
Gelet op de inhoud van het verzoekschrift, het verweerschrift en het verhandelde ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek namens moeder moet worden afgewezen.
De moeder heeft de Keniaanse nationaliteit en beschikt sinds enkele weken over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Of moeder een permanente verblijfsvergunning in Nederland zal krijgen is thans nog niet vast te stellen. Moeder heeft geen familie in Nederland en moeder beschikt nauwelijks over financiële middelen. Moeder en vader zijn momenteel verwikkeld in een echtscheiding waarin zij beiden hevig strijden om toekenning van het hoofdverblijf van [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapportage d.d. 9 november 2009 geadviseerd het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij vader vast te leggen en te bepalen dat de zorg- en opvoedingstaken gelijkelijk over de ouders te verdelen. Vader geeft aan dat moeder, sinds partijen uit elkaar zijn, regelmatig gedreigd heeft [de minderjarige] mee naar Kenia te nemen. Uit de brief die moeder aan de Raad voor de Kinderbescherming heeft gestuurd blijkt dat zij vader ervan beschuldigt dat hij [de minderjarige] verwaarloost, tegen moeder opstookt en dat moeder oma ervan beschuldigt dat zij [de minderjarige] slaat.
Gezien de forse strijd tussen de ouders over het hoofdverblijf en de contacten van [de minderjarige] met beide ouders, alsmede gezien het feit dat moeder een tijdelijke verblijfsvergunning heeft en het niet te verwaarlozen risico dat moeder niet zal terugkeren van een vakantie in Kenia, is de kinderrechter van oordeel dat het niet in het belang is van [de minderjarige] dat vervangende toestemming wordt verleend voor de aanvraag van een paspoort voor [de minderjarige]. Bij ziekenhuisbezoek is het tonen van een verzekeringspas normaal gesproken voldoende en vader is bereid om op verzoek meteen met een paspoort naar het ziekenhuis te komen, mocht dat nodig zijn.
Het belang van vader om de verklaring tot toestemming te weigeren ter voorkoming van een vlucht naar Kenia, acht de kinderrechter gezien voornoemde feiten een te respecteren belang, zeker nu [de minderjarige] HIV-besmet is en zij bij een eventuele vlucht naar Kenia verstoken zal blijven van medische zorg die zij nu juist gezien haar ziekte nodig heeft. De kinderrechter zal het verzoek van de moeder derhalve afwijzen.
De kinderrechter adviseert de ouders om in het belang van [de minderjarige] te investeren in hun onderlinge relatie als ouders, zodat zij gezamenlijk tot afspraken kunnen komen.
5. Beslissing:
Wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Kistemaker-van Blaricum, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
LB
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.