ECLI:NL:RBMAA:2010:BL5678

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
147340/KG ZA 10-14
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Otto
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsgeschil tussen Demis B.V. en Provincie Limburg met tussenkomst van Goudappel Coffeng B.V.

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Maastricht op 25 februari 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Demis B.V. en de Provincie Limburg, waarbij Goudappel Coffeng B.V. als tussenkomende partij is betrokken. De zaak betreft een aanbesteding voor de ontwikkeling van een fietsrouteplanner, waarbij Demis B.V. en Goudappel Coffeng B.V. inschrijvingen hebben ingediend. De Provincie Limburg had aanvankelijk de inschrijving van Demis B.V. als economisch meest voordelig aangemerkt, maar trok dit voorlopige gunningsbesluit in na ontvangst van een bezwaarschrift van Goudappel Coffeng B.V. Na herbeoordeling werd Goudappel Coffeng B.V. als winnaar aangewezen.

Demis B.V. vorderde in kort geding dat de Provincie Limburg zou worden verboden om de opdracht aan Goudappel Coffeng B.V. te gunnen en dat de inschrijving van Demis B.V. opnieuw beoordeeld zou worden. De Provincie Limburg en Goudappel Coffeng B.V. betwistten de vorderingen van Demis B.V. en stelden dat de inschrijving van Demis ongeldig was, omdat deze niet voldeed aan de gestanddoeningseisen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de inschrijving van Demis B.V. inderdaad ongeldig was, omdat deze niet voldeed aan de gestanddoeningseis van 90 dagen. Hierdoor had Demis B.V. geen procesbelang meer bij haar vorderingen, en werd zij niet-ontvankelijk verklaard. De vorderingen van Goudappel Coffeng B.V. werden afgewezen, en Demis B.V. werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van aanbestedingsregels en de gevolgen van een ongeldig bod in het aanbestedingsproces.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 25 februari 2010
Zaaknummer : 147340 / KG ZA 10-14
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DEMIS B.V.,
gevestigd te Delft,
eiseres in de hoofdzaak, gedaagde in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. Z.B. Gyömörei, kantoor houdende te ‘s-Gravenhage;
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon PROVINCIE LIMBURG,
zetelende te Maastricht,
gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident tot tussenkomst,
advocaten mrs. V.C.H.M. Broeders en H.C. Lejeune;
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOUDAPPEL COFFENG B.V.,
gevestigd te Deventer,
eiseres in het incident tot tussenkomst, tevens partij in de hoofdzaak na tussenkomst,
advocaat mr. H. van der Perk, kantoor houdende te Apeldoorn.
1.Het verloop van de procedure
Eiseres in de hoofdzaak, hierna te noemen “Demis”, heeft gedaagde in de hoofdzaak, hierna te noemen “de provincie”, gedagvaard in kort geding.
Op de dienende dag, 11 februari 2010, heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Goudappel Coffeng B.V., hierna te noemen “Goudappel”, gevorderd te mogen tussenkomen in het aanhangige geding conform de door haar op voorhand toegezonden incidentele conclusie tot, primair, tussenkomst, en subsidiair voeging aan de zijde van de provincie.
Demis heeft desgevraagd aangegeven dat het in zijn algemeenheid niet voor de hand ligt zich te verzetten tegen de tussenkomst, maar dat zij in dit verband reeds wenste aan te geven dat zij niet over dezelfde informatie beschikt –de voorzieningenrechter begrijpt dat Demis bedoelt dat zij niet over de eerste scorematrix en niet over de inschrijving van Goudappel beschikt- en zich niet heeft kunnen verweren tegen de eis van Goudappel aangezien die eis niet op voorhand kenbaar is gemaakt. De provincie heeft desgevraagd te kennen gegeven zich niet te verzetten tegen het subsidiaire verzoek tot voeging, en zich voor wat betreft de gevraagde tussenkomst te refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter. Daarop heeft de voorzieningenrechter, mede nu hij van oordeel is dat Goudappel belang heeft bij de tussenkomst, en aannemelijk is dat de afdoening van de hoofdzaak door de tussenkomst niet (onredelijk) zou worden vertraagd, de tussenkomst toegestaan, waarna het geding is voortgezet als ware het een drie partijen geding.
Vervolgens heeft Demis gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.
De provincie heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij verwijzend naar een op voorhand toegezonden productie.
Goudappel heeft gevorderd overeenkomstig de zelfstandige vordering zoals weergegeven in haar pleitnota, welke vordering zij aan de hand van een pleitnota, onder verwijzing naar op voorhand toegezonden producties, nader heeft doen toelichten.
Vervolgens hebben partijen op elkaars stellingen gereageerd.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2.Het geschil
2.1 De provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland hebben besloten om opdracht te geven tot het ontwikkelen van een fietsrouteplanner.
Op of omstreeks augustus 2009 is aangekondigd de opdracht met de benaming “Fietsrouteplanner Zuid-Nederland”, waarbij de provincie als opdrachtgever optreedt, mede namens de provincies Noord-Brabant en Zeeland.
Het betreft een Europese aanbesteding volgens de openbare procedure als bedoeld in het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Bao).
Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving, welk criterium uiteenvalt in de navolgende subgunningscriteria:
1.Kwaliteit, maximaal 60 punten;
2.Prijs, maximaal 30 punten, en
3.Koppeling, maximaal 10 punten.
2.2 Drie ondernemingen hebben op de aanbesteding ingeschreven, waaronder Demis en Goudappel. De aanbesteding heeft op 15 oktober 2009 plaatsgevonden.
2.3 Bij brief van 6 november 2009 is aan Demis bericht dat na zorgvuldige analyse is gebleken dat haar inschrijving als economisch meest voordelige kan worden aangemerkt.
Bij dagvaarding van 19 november 2009 heeft Goudappel bij onderhavige rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt.
Bij email van 20 november 2009 heeft de heer [[Q]] van de provincie aan Demis, voor zover thans van belang, bericht:
“Hierbij wil ik u informeren dat wij een bezwaarschrift hebben ontvangen van een andere inschrijver (…). Consequentie hiervan is dat de procedure voor opdrachtverlening aangehouden moet worden (...)”
Bij brief van 4 december 2009 is aan Demis, voor zover thans van belang, bericht:
“(…) Inmiddels is er een kortgeding dagvaarding betekend ten verzoeke van Goudappel Coffeng BV voor een zitting op
14 december 2009 bij de rechtbank Maastricht.
Een en ander is voor ons aanleiding geweest om de gehele procedure en de bieding te onderzoeken. Gelet op de thans ontstane onzekerheden hebben wij besloten om het voorlopig gunningsbesluit aan u in te trekken.
Zodra het onderzoek naar de aanbesteding is afgerond, infomeren wij u over onze bevindingen. (…)”
Bij email van 15 december 2009 heeft Demis aan de provincie, voor zover thans van belang, bericht:
“Aangezien het voorlopig gunningsbesluit aan Demis bv door u is ingetrokken en wij daarmee inmiddels op gelijk niveau staan met de andere partijen, verzoeken wij u in ieder geval de door Demis bv behaalde scores te verstrekken.
De scores zijn op verzoek aan Goudappel Coffeng bv verstrekt, uit oogpunt van gelijkheid dienen wij over dezelfde informatie te kunnen beschikken (…)”.
Bij email van 15 december 2009 heeft de provincie geantwoord:
“Wat betreft uw verzoek mbt. uw scores moet ik u mededelen dat de betreffende beoordelingsmatrix door het intrekken van de voorlopige gunning is achterhaald en het om die reden op dit moment niet meer aan de orde is om deze te verstrekken, gelet op de herbeoordeling die thans plaatsvindt.”
Na de herbeoordeling te hebben uitgevoerd, heeft de provincie bij brief van 22 december 2009 aan Demis, voor zover thans van belang, bericht:
“De kort gedingdagvaarding ten verzoeke van Goudappel(…) is voor ons aanleiding geweest om het voorlopig gunningsbesluit (…) in te trekken en de gehele procedure en de bieding opnieuw te onderzoeken. In dat kader is er vorige week gevraagd om een nadere verduidelijking met betrekking tot een van de punten in uw offerte.
Inmiddels is het onderzoek afgerond. Uit de herbeoordeling blijkt dat Goudappel (…) de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan. Uit bijgaande gunningsmatrix kunt u de behaalde scores voor de verschillende gunningscriteria afleiden. Wij zijn voornemens om de opdracht te gunnen aan Goudappel (…)”
Bij schrijven van 9 of 24 december 2009 (productie 8 zijdens Demis) heeft de provincie aan Demis bericht:
“In aansluiting op ons telefoongesprek van gisteren, zend ik u hierbij de dagvaarding ten verzoeke van Goudappel BV.
De scoretabel waar u om heeft verzocht kan ik u niet verstrekken, omdat deze niet is opgesteld.”
2.4 Bij brief van 6 januari 2010 (in de brief is kennelijk, gelet op de verdere inhoud van de brief, per abuis de datum
6 januari 2009 genoemd) heeft Demis voorlopig bezwaar gemaakt tegen de voorlopige gunning. Op 3 februari 2010 heeft Demis definitief bezwaar gemaakt.
2.5 Demis stelt –kort samengevat en voor zover thans van belang- het volgende.
2.5.1 De opdracht dient niet aan Goudappel, maar aan Demis te worden gegund. Demis heeft een deugdelijke inschrijving gedaan, die tevens de economisch meest voordelige is.
Bij de herbeoordeling heeft Goudappel niet méér punten gekregen; Demis heeft minder punten gekregen. Deze puntenaftrek is onjuist. Als dit wordt gecorrigeerd, dient de opdracht aan Demis te worden gegund.
2.5.2 Meer subsidiair (zo begrijpt de voorzieningenrechter, vrzgr.) is een heraanbesteding aangewezen. (Dit is eerst ter zitting gesteld en toegelicht, maar wel in het petitum van de dagvaarding onder “meer subsidiair” verwerkt, vrzgr.).
2.5.3 Demis heeft een spoedeisend belang bij na te melden vordering.
2.6 Op grond van het vorenstaande heeft Demis gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op straffe van verbeurte van een in goede justitie te bepalen dwangsom, de provincie verbiedt om tot definitieve gunning aan Goudappel over te gaan en primair, de provincie gebiedt om tot definitieve gunning aan Demis over te gaan, dan wel, subsidiair, de provincie gebiedt de inschrijving van Demis te herbeoordelen, waar het gaat om de puntenaftrek, daarover verslag te doen aan Demis en een nieuw gunningsbesluit te nemen ten gunste van Demis, dan wel meer subsidiair, de provincie gebiedt de aanbesteding zonder gunning te beëindigen en, zo zij nog behoefte mocht hebben aan de gevraagde diensten, deze opnieuw aan te besteden, zowel primair, subsidiair als (meer) subsidiair, de provincie veroordeelt in de kosten van dit geding, alsmede in het nasalaris advocaat ten bedrage van € 131,00 zonder betekening – en € 199,00 met betekening van het vonnis.
2.7 De vorderingen worden door de provincie en Goudappel weersproken, waartoe wordt verwezen naar de ter terechtzitting voorgedragen, en vervolgens aan de stukken toegevoegde, pleitnota’s van beide partijen. Op hun verweer wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.
2.8 Goudappel heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1)de provincie verbiedt om aan een ander dan Goudappel te gunnen;
2)Demis niet-ontvankelijk verklaart c.q. haar vordering afwijst;
3)Demis veroordeelt in de kosten van het geding welke aan de zijde van Goudappel zijn gevallen, het incident daaronder begrepen, alsmede in het nasalaris advocaat ten bedrage van € 131,- zonder - en € 199,- met betekening van het vonnis.
Daartoe heeft Goudappel aangevoerd dat de inschrijving van Demis ongeldig is.
2.9 Demis heeft verweer gevoerd tegen voormelde vorderingen. Op haar verweer zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan. De provincie heeft op de vorderingen gereageerd. Op haar reactie zal, voor zover van belang, eveneens hierna worden ingegaan.
3.De beoordeling
3.1 Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
3.2 Demis is van mening dat zij een geldige inschrijving heeft gedaan. Dit hebben zowel de provincie als Goudappel, ieder om verschillende redenen maar met dezelfde conclusie, gemotiveerd betwist. Volgens hen is de inschrijving van Demis ongeldig, weshalve Demis geen procesbelang heeft.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoet de inschrijving van Demis niet aan de gestelde eisen. Daartoe overweegt hij het volgende.
3.3 De provincie heeft aangegeven dat de inschrijving van Demis niet aan de gestanddoeningseis voldoet. Zij heeft dit onder meer als volgt toegelicht.
In paragraaf 7.3 van de aanbestedingsleidraad is vermeld “De inschrijver dient zijn inschrijving gedurende 90 dagen gestand te doen na de dag, waarop de aanbesteding heeft plaatsgevonden.”. De aanbesteding heeft plaatsgevonden op
15 oktober 2009. De door de provincie voorgeschreven gestanddoeningstermijn liep tot en met 14 januari 2010. Demis heeft evenwel onder punt 5 van haar offerte heeft aangegeven: “De offerte als zodanig is geldig tot
31 december 2009 in verband met de wijziging in tarieven na 1 januari 2010”.
Demis heeft hierop aldus gereageerd, dat er sprake is van een kennelijke verschrijving in haar inschrijving.
Het bestaan van een kennelijke verschrijving acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk, gelet op het feit dat door Demis terzake de gestanddoeningstermijn twee data zijn genoemd, welke naadloos op elkaar aansluiten en het allerminst voor de hand ligt dat er twee foutieve data zijn genoemd. Het kan hoe dan ook niet afdoen aan het feit dat Demis niet (voldoende gemotiveerd heeft betwist dat zij niet) heeft aangeboden wat gevraagd werd.
Demis heeft nog aangegeven dat zij, hetgeen de provincie gemotiveerd heeft betwist, in de gelegenheid had moeten worden gesteld haar inschrijving op dit punt te verduidelijken. De voorzieningenrechter deelt die visie niet, gelet op het volgende. Allereerst heeft de provincie aangegeven dat het op dit punt aangebodene haar niet onduidelijk was, zodat zij geen nadere toelichting behoefde. Dit komt de voorzieningenrechter allerminst onaannemelijk voor, mede gelet op hetgeen hiervoor terzake de kennelijke verschrijving is overwogen; “er staat wat er staat”. Daarnaast is bedoeld punt niet van ondergeschikte betekenis. Om te voldoen aan de termijn van gestanddoening, zou Demis op een niet onbelangrijk onderdeel haar aanbieding niet alleen moeten verduidelijken, maar moeten aanvullen/aanpassen, hetgeen in strijd is met het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers.
3.4 Reeds op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat de inschrijving van Demis niet aan de eisen voldoet; zij is derhalve ongeldig.
Demis heeft gesteld dat een ongeldigheid van haar inschrijving een gepasseerd station is. Dit zou thans geen rol meer mogen spelen, waartoe Demis onder meer verwijst naar de als productie 12 overgelegde email van de provincie aan Demis alwaar onder meer is vermeld “De herbeoordeling richt zich op precisering van onderdelen waar nog onduidelijkheid over bestaat”.
Dit standpunt van Demis is onjuist. Dat eerst recentelijk door de provincie is geconstateerd dat de inschrijving van Demis ongeldig is, maakt de inschrijving van Demis niet alsnog geldig, dit laatste mede ter bescherming van overige inschrijvers.
Volgens vaste jurisprudentie moet een inschrijving die ongeldig is en derhalve buiten beschouwing moet worden gelaten, geacht worden niet te zijn gedaan, zodat zij geen deel uitmaakt van het aanbestedingsproces.
Alsdan dient in beginsel te worden geoordeeld dat Demis geen belang meer heeft bij haar vorderingen, om welke reden zij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Dit kan anders zijn, indien bijvoorbeeld (een inschrijver erover klaagt dat de gestelde eisen ontoelaatbaar zijn en om die reden) een heraanbesteding moet worden gevolgd, of indien de inschrijving van de beoogde winnaar eveneens ongeldig is. In dergelijke gevallen kan Demis alsnog belang hebben bij haar vordering. In casu is van beide gevallen in ieder geval geen sprake. Verwezen zij naar hetgeen hierna bij 3.5 en 3.6 wordt overwogen.
3.5 Demis heeft eerst bij repliek aangegeven dat haars inziens, naar de voorzieningenrechter begrijpt meer subsidiair, een heraanbesteding dient plaats te vinden. Zij heeft in dat verband niet gewezen op de ontoelaatbaarheid van de gestelde eisen, maar op –samengevat- een samenspel tussen de provincie en Goudappel. Ter adstructie van die stelling heeft zij naar de voorzieningenrechter begrijpt –kort samengevat- gewezen op het volgende.
1)In eerste instantie is aan Demis gegund na een zorgvuldige analyse. Na de zitting in de zaak tussen Goudappel en de provincie, welke zitting “onder de pet is gehouden”, heeft een herbeoordeling plaatsgevonden ten faveure van Goudappel;
2)Na de eerste voorlopige gunningsbeslissing is wel aan Goudappel, maar niet aan Demis de scorematrix verstrekt. Door de provincie is aan Demis enerzijds aangegeven dat een scorematrix niet was opgemaakt, terwijl anderzijds is aangegeven dat het niet meer nodig was een matrix te verstrekken vanwege de herbeoordeling van alle inschrijvingen;
3)De inschrijving van Demis is wel aan Goudappel verstrekt, maar niet omgekeerd. Goudappel kan op de inschrijving van Demis “schieten”, maar niet omgekeerd;
4)De provincie heeft aan Demis een toelichting gevraagd op een vraag, maar vervolgens punten afgetrokken voor een andere vraag. Deze puntenaftrek is onbegrijpelijk. En als de provincie een toelichting had gevraagd op de vraag waarvoor punten zijn afgetrokken, zou Demis wél 15 punten hebben gekregen;
5)De inschrijving van Demis is “met de stofkam bekeken”. Onduidelijk is of dat bij de inschrijving van Goudappel ook is gebeurd.
De provincie heeft de gestelde samenwerking gemotiveerd betwist.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de hiervoor genoemde punten, zo al juist, niet maken dat daarmee aannemelijk is dat er sprake is geweest van een (ongeoorloofd) samenspel tussen Goudappel en de provincie, nog daargelaten dat deze punten rijkelijk laat zijn aangevoerd en onduidelijk is waarom zij niet reeds bij dagvaarding hadden kunnen worden vermeld. Meer specifiek wordt puntsgewijs nog gewezen op het volgende.
Ad 1) De provincie heeft desgevraagd aangegeven dat zij zich voor wat betreft de eerste voorlopige gunning aan Demis, heeft vergist. Demis suggereerst dat er op de zitting in de zaak van Goudappel tegen de provincie, zaken zijn gebeurd die niet door de beugel kunnen, maar onderbouwt dit geheel niet. De provincie heeft dit ook stellig van de hand gewezen. Bovendien is Demis door de provincie in kennis gesteld van het plaatsvinden van de zitting, welke openbaar is. Demis heeft er voor gekozen aldaar niet te verschijnen.
Ad 2) Het is niet ongeoorloofd dat de provincie aan Demis geen scoretabel heeft verstrekt terzake de eerste gunningbeslissing. Demis was de winnende inschrijver. Aan Goudappel is een scorematrix verstrekt ter motivering van het oordeel dat zij niet als winnaar uit de bus is gekomen. Daarop heeft een herbeoordeling plaatsgevonden. Alsdan is de eerste scoretabel niet meer relevant. Demis heeft ook niet aangegeven hoe zij door een en ander is benadeeld (in haar verdediging). Ter onderbouwing van de tweede gunningsbeslissing is aan Demis wel een scoretabel verstrekt. Bovendien kon Demis uit de dagvaarding van Goudappel, die haar door de provincie is toegezonden, begrijpen hoe de scores waren ten aanzien van haar en Goudappel. Dat op enig moment is aangegeven dat geen scorematrix is opgemaakt, kan Demis niet baten.
Ad 3) Als niet voldoende weersproken staat vast dat niet de inschrijving van Demis als zodanig, maar de in onderhavige zaak door Demis overgelegde stukken, aan Goudappel zijn verstrekt. Dit is door de raadsman of raadsvrouwe van de provincie gedaan, in de hoedanigheid van advocaat, nadat Goudappel had aangekondigd tussen te komen in onderhavige procedure; op een eerder verzoek zijdens Goudappel in dit verband, is door de provincie negatief beslist. De raadsvrouwe van de provincie heeft terzake aangegeven dat een verzochte tussenkomst in zaken als de onderhavige doorgaans wordt toegestaan. Hoewel dit handelen naar het oordeel van de voorzieningenrechter in ieder geval als “voorbarig” kan worden gekwalificeerd, kan dit niet als handelen van de provincie worden beschouwd in het kader van de aanbesteding zelf, althans niet als handelen zijdens de provincie dat, mede gelet op het tijdstip waarop een en ander is geschied, aanbestedingsrechtelijk niet door de beugel kan.
Ad 4) Het is niet ongeoorloofd om een toelichting te vragen op een onderdeel, en vervolgens ten aanzien van een ander onderdeel punten af te trekken. De provincie is gerechtigd een toelichting te vragen als haar een onderdeel onduidelijk is. Een inschrijver heeft geen onvoorwaardelijk recht op een toelichting. De puntenaftrek is (ter zitting) gemotiveerd.
Ad 5) De provincie heeft aangegeven “de stofkam door alle inschrijvingen te hebben gehaald”, ook door die van Goudappel. Alsdan kan niet aannemelijk worden geacht dat enkel de inschrijving van Demis kritisch is beoordeeld.
3.6 Demis heeft niet aannemelijk gemaakt dat de inschrijving van Goudappel ongeldig is.
3.6.1 De voorzieningenrechter begrijpt dat dit een moeilijke opgave is, aangezien Demis niet over de inschrijving van Goudappel beschikt. Maar de provincie en Goudappel hebben in beginsel niet de plicht de inschrijving aan Demis te verstrekken, nu deze bedrijfsvertrouwe-lijke informatie bevat. Ook in casu niet. Ofschoon de voorzieningenrechter begrijpt dat Demis graag over de inschrijving van Goudappel zou beschikken om te “checken”, behoeft die inschrijving in beginsel, en ook indachtig de gegeven omstandigheden in casu, niet te worden afgegeven.
3.6.2 De uiteindelijke gunning aan Goudappel is gemotiveerd. Volgens de provincie heeft zij alle inschrijvingen “door de stofkam gehaald”, ook die van Goudappel.
Op basis van louter veronderstellingen, kan niet aannemelijk worden geacht dat de inschrijving van Goudappel niet aan de eisen voldoet, of dat de provincie fouten heeft gemaakt in de beoordeling van Goudappel. In verband met dit laatste heeft nog te gelden dat waar Demis heeft aangegeven dat zij als enige de gevraagde koppeling kan aanbrengen, de provincie heeft aangegeven dat Goudappel voor de betreffende eis ook geen punten heeft gekregen. En waar Demis heeft aangegeven dat Goudappel geen “eigen veldwerk” heeft, heeft de provincie aangegeven dat Goudappel ook geen punten heeft gekregen voor het onderdeel “eigen veldwerk”.
3.6.3 Demis heeft nog aangegeven dat Goudappel een ernstige fout heeft gemaakt, en Goudappel om die reden had moeten worden uitgesloten. Demis heeft in dit verband gewezen op een artikel in de Telegraaf d.d. 7 juli 2009, overgelegd bij productie 16, waarin melding wordt gemaakt van het disfunctioneren van de fietsrouteplanner die wordt gebruikt in de regio Twente. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is allerminst aannemelijk (gemaakt), mede gelet op de betwisting daarvan door Goudappel, dat waar de Telegraaf op doelt, moet worden gekwalificeerd als een ernstige fout in de zin van de aanbestedings-leidraad. Doch zelfs al zou wél sprake zijn van een ernstige fout, dan nog volgt uit de formulering/redactie van de –niet-aangevochten- selectieleidraad, dat de provincie beleidsvrijheid toekomt: de provincie kan in de in de selectieleidraad genoemde gevallen tot uitsluiting overgaan, maar behoeft dit niet te doen. Onder omstandigheden zou dit laatste wellicht anders kunnen zijn, maar dergelijke omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.
3.7 Op basis van al het voorgaande, is de voorzieningenrechter van oordeel dat Demis in haar vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De overige stellingen van Demis en de daarop gerichte weren van de provincie en Goudappel, kunnen op grond van het voorgaande onbesproken blijven. Demis zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De door de provincie gevraagde wettelijke rente over de proceskosten, zal op na te melden wijze worden toegewezen.
3.8 Nu Demis niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen, heeft Goudappel geen belang meer bij een beoordeling van haar vorderingen jegens Demis en de provincie
-de voorzieningenrechter merkt voor de duidelijkheid nog op dat de vordering van Goudappel onder 2, tevens het tegen de vordering van Demis gevoerde verweer vormt, dat door niet-ontvankelijkverklaring van Demis de facto is gehonoreerd- mede gelet op het feit dat de provincie kenbaar heeft gemaakt dat zij voornemens is te gunnen aan Goudappel, en gesteld noch gebleken is dat de provincie aan dit voornemen geen uitvoering zou willen geven. De vorderingen van Goudappel worden dan ook afgewezen, met veroordeling van Goudappel in de proceskosten aan de zijde van Demis en de provincie gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
4.De beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
Ten aanzien van de vorderingen van Demis:
verklaart Demis in haar vorderingen niet-ontvankelijk;
veroordeelt Demis in de kosten van de procedure aan de zijde van de provincie gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op
€ 263,- aan vast recht en € 816,- voor salaris advocaat,
bepaalt dat Demis indien zij niet binnen 14 dagen na dit vonnis voormelde proceskosten heeft voldaan, wettelijke rente over deze kosten verschuldigd is vanaf 14 dagen na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Demis in de kosten van de procedure aan de zijde van Goudappel gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op
€ 263,- aan vast recht en € 816,- voor salaris advocaat;
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Ten aanzien van de vorderingen van Goudappel:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Goudappel, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure aan de zijde van Demis en de provincie gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Otto, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
F.B.