parketnummer: 03/700354-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 maart 2010
[W.L.],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
wonende te [Woonadres verdachte],
gedetineerd in de P.I. Breda – H.v.B. De Boschpoort te Breda.
Raadsvrouw is mr. M.A.W. Graus, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 februari 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 tot en met feit 5: samen met anderen opzettelijk branden heeft gesticht, waarvan gevaar voor personen en/of goederen te duchten was, dan wel dat verdachte daaraan medeplichtig is geweest.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 5 heeft zij vrijspraak gevorderd. Verdachte moet als medepleger van de brandstichtingen worden beschouwd, die telkens feitelijk door één of meer medeverdachten werden aangestoken, maar waarbij verdachte wél een belangrijke rol vervulde.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het standpunt van de officier van justitie met betrekking tot de feiten 1 tot en met 4 weersproken. Verdachte kan niet als mededader worden gezien, omdat zijn rol bij de brandstichtingen te klein is om die conclusie te rechtvaardigen. Daarnaast ging er van deze branden geen gevaar voor personen en/of goederen uit.
Bij de feiten 1 en 3 zou hooguit sprake kunnen zijn van medeplichtigheid.
Ten aanzien van feit 5 is ook de raadsvrouw van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
3.3.1. Feit 1
De brand in een personenauto aan de [Adres 6]
Op 28 december 2007 omstreeks 3.00 uur is er brand gesticht in een personenauto van het merk Mazda met kenteken [QQ-QQ-QQ] aan de [Adres 6] in Maastricht. De brand werd door de politie geblust. Van deze brandstichting is aangifte gedaan door [S.]. De auto is als gevolg van de brandstichting gedeeltelijk verbrand.
De brand is aangestoken door [M.C.] en [B.C.]. [B.C.] heeft verklaard dat hij en zijn broer [M.C.] vuurwerk door een ruitje van de auto hebben gegooid. [M.C.] heeft dit bevestigd.
De rol van verdachte
[M.C.] en [B.C.] hebben verklaard dat verdachte bij deze brandstichting betrokken was. Verdachte heeft over zijn rol het volgende verklaard. Hij heeft [S.], die iemand zocht om zijn auto in brand te steken, gewezen op de broers [M.C. + B.C.] om dit uit te voeren. Vervolgens is verdachte met de broers [M.C. + B.C.] naar de auto van [S.] gereden en heeft hij deze auto aangewezen, die tussen meerdere auto’s in geparkeerd stond. Vervolgens is verdachte getuige van de brandstichting en blijft hij ter plaatse.
[B.C.] heeft verklaard dat verdachte opdracht heeft gegeven om de auto van [S.] in brand te steken en dat verdachte hem en zijn broer naar de auto heeft gebracht en de auto heeft aangewezen. [M.C.] heeft dit bevestigd. Ter terechtzitting zijn [B.C.] en [M.C.] als getuige gehoord en bij deze verklaringen gebleven.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de rol van verdachte moet worden aangemerkt als die van mededader. Verdachte neemt het initiatief voor de brandstichting, laat deze uitvoeren door de broers [M.C. + B.C.], brengt hen naar de desbetreffende auto en wijst deze aan. Vervolgens is verdachte tijdens de uitvoering van de brandstichting ter plaatse gebleven. Dit duidt op een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [M.C.] en [B.C.].
Gemeen gevaar voor goederen
Naar het oordeel van de rechtbank was er gevaar voor goederen te duchten van de brandstichting in de auto. Dit blijkt uit de verklaring van verdachte, die immers heeft aangegeven dat de auto van [S.] tussen andere auto’s in geparkeerd stond en dat hij zijn eigen auto weggezet heeft, omdat hij bang was dat deze in brand zou vliegen.
Al het voorgaande brengt mee dat de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen acht.
3.3.2. Feit 2
De brand in een flat aan de [Adres 11]
In de avond van 19 april 2009 heeft een brand plaatsgevonden in een flatgebouw aan de [Adres 11] in Maastricht. De politie die ter plaatse is gekomen heeft verdachte op de plaats van de brand aangetroffen en gehoord.
De brand is aangestoken door [B.C.] en [D.B.]. [B.C.] heeft ter terechtzitting als getuige verklaard dat hij eerder op de dag met [D.B.] brandbaar materiaal in de kelder van het flatgebouw heeft klaargelegd, bestaande uit papier, plastic en hout. Bij de politie heeft [B.C.] verklaard dat hij samen met [D.B.] rotzooi in brand heeft gestoken in de kelder. [D.B.] heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij samen met [B.C.] in de kelder brand heeft gesticht, nadat zij van te voren brandbaar materiaal hadden klaargelegd. Beiden hebben ter terechtzitting aangegeven dat de brand beperkt is gebleven tot de kelder.
De rol van verdachte
Verdachte heeft ontkend enig aandeel te hebben gehad in deze brandstichting. Wel was hij met [B.C.] en [D.B.] ter plaatse.
[B.C.] heeft bij de politie verklaard dat verdachte hem en [D.B.] gevraagd heeft voor sensatie te zorgen. Verdachte stond buiten, terwijl hij en [D.B.] de brand aanstaken. Verdachte heeft hen ook naar de flat gereden en wist wat er ging gebeuren.
[D.B.] heeft ter terechtzitting verklaard dat er van te voren over de brandstichting is gesproken en dat verdachte daarbij aanwezig was. Volgens [D.B.] heeft verdachte hem en [B.C.] ook naar de flat gebracht, juist om de voorgenomen brand te gaan stichten. Volgens [D.B.] heeft verdachte ook foto’s gemaakt.
De rechtbank concludeert uit de verklaringen van [B.C.] en [D.B.] dat er ook bij deze brand sprake is van medeplegen door verdachte. Verdachte is niet alleen betrokken bij het ontstaan van het voornemen om brand te gaan stichten, maar rijdt ook degenen die de brand gaan uitvoeren naar de flat. Vervolgens is verdachte ook tijdens de uitvoering ter plaatse gebleven om het resultaat te kunnen fotograferen. Dit levert een nauwe en bewuste samenwerking op tussen verdachte, [B.C.] en [D.B.].
Gemeen gevaar voor goederen
Naar het oordeel van de rechtbank was er gevaar voor goederen te duchten van de brandstichting in de kelder van het flatgebouw. Niet alleen in de flat, maar ook in de nabijheid van de flat bevonden zich goederen die door de brandstichting in gevaar zijn gebracht. De rechtbank baseert dit op de verklaring van [B.C.] ter terechtzitting.
Al het voorgaande brengt mee dat de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen acht.
3.3.3. Feit 3
De brand in wijkcentrum [Naam wijkcentrum]
Rond middernacht op 12 maart 2009 en op 17 maart 2009 is er brand gesticht in wijkcentrum [Naam wijkcentrum] in Maastricht. Namens de Gemeente Maastricht is aangifte gedaan.
De eerste brand is aangestoken door [M.C.], die verklaard heeft in de keuken van het gebouw een handdoek met een aansteker in brand te hebben gestoken. Ook [B.C.] was bij deze eerste brand betrokken. De tweede keer, op 17 maart 2009, hebben [M.C.] en [B.C.] brand gesticht. [M.C.] heeft verklaard samen met [B.C.] het gebouw te zijn binnengegaan. [M.C.] heeft een gordijn in brand gestoken, [B.C.] heeft het plafond in brand gestoken. [B.C.] heeft dit bevestigd.
De rol van verdachte
[M.C.] en [B.C.] hebben ter terechtzitting als getuigen verklaringen afgelegd over de toedracht van de brandstichtingen en de rol van verdachte daarbij. Uit hun verklaringen komt het volgende naar voren. Voorafgaand aan de brandstichting op 12 maart 2009 zijn onder andere verdachte en de broers [M.C. + B.C.] in de woning van verdachte aanwezig. Deze woning ligt in de buurt van het wijkcentrum. In de woning van verdachte ontstond het idee om [Naam wijkcentrum] in brand te steken. Verdachte en de broers [M.C. + B.C.] zijn naar de nachtwinkel in Smeermaas gereden om flessen spiritus te kopen. Verdachte wist wat in de flessen zat. Met zijn drieën zijn ze naar [Naam wijkcentrum] gegaan, waar [M.C.] naar binnen is gegaan om vervolgens in de keuken brand te stichten. [B.C.] en verdachte zijn buiten blijven staan.
Bij de politie hebben de broers [M.C. + B.C.] naast het voorgaande ook nog over verdachte verklaard dat hij opdracht heeft gegeven voor beide branden. De broers [M.C. + B.C.] hebben in hun verklaringen aangegeven dat verdachte hen bij herhaling aanzette tot het stichten van branden. [B.C.] heeft bij de politie verklaard dat verdachte hem en zijn broer gemanipuleerd heeft om branden te stichten en dat verdachte dit wilde om de foto’s van de branden te kunnen gebruiken. [M.C.] heeft in zijn verklaring bij de politie verklaard dat verdachte graag foto’s wilde hebben voor zijn website en vaak aan de beide broers vroeg om voor sensatie te zorgen. In opdracht van verdachte moesten de broers “zaakjes opknappen”, dat wil zeggen: brand stichten.
De verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd en waar hij ter terechtzitting ook bij gebleven is, luidt -samengevat- dat [M.C.] en [B.C.] alleen verantwoordelijk zijn voor de brandstichtingen en dat [M.C.] en [B.C.] voorafgaand aan de branden bij hem in de woning zijn geweest. Voorafgaand aan de eerste brand heeft verdachte zich laten ontvallen dat hij het niet erg zou vinden als [Naam wijkcentrum] zou affikken. Verdachte is tijdens het blussen bij [Naam wijkcentrum] aanwezig geweest. Ook zijn ze die avond met zijn drieën naar de nachtwinkel geweest, maar verdachte wist volgens zijn eigen verklaring niet dat de broers daar een brandbare stof hadden gekocht. Voorafgaand aan de tweede brand heeft verdachte met beide broers over de eerste brand gesproken en heeft hij met hen de conclusie getrokken dat deze brand niet gelukt was. Vervolgens heeft verdachte [M.C.] horen zeggen dat hij het karwei ging afmaken. Verdachte begreep hieruit wat de broers gingen doen toen ze weggingen en heeft hen niet tegengehouden.
Gelet op de verklaringen van [M.C.] en [B.C.] komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zijn rol in het geheel kleiner heeft willen maken dan deze in werkelijkheid was.
Verdachte is de stimulator van het idee om brand te stichten en is erbij betrokken als deze geconcretiseerd wordt. Hij gaat vervolgens samen met de broers [M.C. + B.C.] naar een nachtwinkel in België om brandstof te halen, gaat na terugkomst met hen samen zijn huis uit en blijft vervolgens ter plaatse van de brand aanwezig. Dat verdachte samen met de broers [M.C. + B.C.] zijn huis uit naar buiten is gegaan, is ter terechtzitting ook bevestigd door de getuige [D.B.]. Dat hij (beide keren) ter plaatse aanwezig was volgt ook uit de bevindingen van de politie.
Dit alles levert een nauwe en bewuste samenwerking op tussen verdachte en de broers [M.C. + B.C.].
Naar het oordeel van de rechtbank strekte deze samenwerking zich ook uit over de tweede brand in [Naam wijkcentrum]. Voor de rechtbank speelt daarbij ook een rol dat verdachte bij herhaling de broers aanzette tot brandstichting, zoals hiervoor weergegeven. Wanneer verdachte in die context nog geen week na de eerste brand samen met de broers [M.C. + B.C.] de conclusie trekt dat de eerste brand niet gelukt is, waarna de beide broers vertrekken om opnieuw brand te gaan stichten en verdachte zich vervolgens ook ter plaatse begeeft, is er sprake van medeplegen.
Gemeen gevaar voor goederen
Naar het oordeel van de rechtbank was er van de beide brandstichtingen in [Naam wijkcentrum] gevaar te duchten voor goederen. Dit blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie. Daarin staat beschreven dat het gebouw in een dichtbevolkte straat ligt, waarbij de gebouwen en woningen dicht naast elkaar zijn gebouwd. De afstand tussen het wijkcentrum en een nabij gelegen flatgebouw bedraagt maximaal vier meter, terwijl tussen beide gebouwen bomen en struiken zijn geplant.
Al het voorgaande brengt mee dat de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen acht.
3.3.4. Feit 4
De brand in een personenauto
Op 1 april 2008 ’s nachts is er brand gesticht in een personenauto van het merk Volkwagen Passat met kenteken [QX-QX-QX] aan de [Adres 10] in Maastricht. Van deze brandstichting is aangifte gedaan door [Naam aangever]. Volgens hem stond zijn auto geparkeerd ter hoogte van huisnummer 12.
[M.C.] heeft verklaard de auto aan de voorzijde in brand te hebben gestoken. [B.C.] heeft dit bevestigd en was ook bij de brandstichting betrokken.
De rol van verdachte
Verdachte heeft ontkend verantwoordelijk te zijn voor deze brandstichting. Verdachte heeft de broers [M.C. + B.C.] met de auto afgezet op de [Adres 15]. Daarbij had verdachte het vermoeden dat er iets aan stond te komen.
Volgens [B.C.] vond de brandstichting plaats in opdracht van verdachte en [J.de.V.]. Voorafgaand is er bij verdachte thuis door hen over de brandstichting gesproken.
Verdachte heeft de beide broers naar de auto gebracht. Later is verdachte gekomen om naar de brand te kijken.
Ook [M.C.] heeft bij de politie verklaard de brand te hebben gesticht in opdracht van verdachte. Volgens [M.C.] heeft verdachte de auto aangewezen en de beide broers in de buurt afgezet.
Gelet op de verklaringen van [M.C.] en [B.C.] komt de rechtbank ook hier tot de conclusie dat verdachte een grotere rol heeft gespeeld dan hij zelf wil toegeven. De rechtbank merkt zijn rol aan als die van medepleger. Verdachte is betrokken bij het ontstaan van het voornemen om brand te stichten, brengt de broers [M.C. + B.C.] naar de auto en komt vervolgens zelf ter plaatse om te kijken naar het resultaat. Dit alles levert voor de rechtbank een nauwe en bewuste samenwerking op tussen verdachte en de broers [M.C. + B.C.], ook in het licht bezien van wat bij feit 3 al overwogen is omtrent het “opdracht” geven om voor sensatie te zorgen.
Gemeen gevaar voor personen en/of goederen
Volgens de aangever stond de auto pal voor de voordeur van zijn woning. De afstand tot de woning bedroeg 3 meter. Niet met zekerheid is vast te stellen of de brand ook gevaar voor personen met zich meebracht. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat het Rapport incident spreekt over een autobrand voor huisnummer 2. Nu er twijfel bestaat over de plaats waar de auto stond ten tijde van de brand en er niets in het dossier vermeld wordt met betrekking tot de bewoning van het pand met huisnummer 2 is onvoldoende gebleken of er gevaar voor personen te duchten was. Op dit onderdeel zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. Wél acht de rechtbank bewezen dat er gevaar voor goederen te duchten was, omdat ook [B.C.] heeft verklaard dat de auto voor een huis in een straat stond en ook op de foto’s in het dossier te zien is dat de afstand tot de huizen niet groot is.
3.3.5. Feit 5
De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie en de verdediging en zal verdachte vrijspreken van dit feit. Het ten laste gelegde betreft een brandstichting in een drietal auto’s aan de [adres 16] in Maastricht. Uit een aanvullend proces-verbaal blijkt dat de bekennende verklaringen van [M.C.] en [B.C.] geen betrekking hebben op deze brand. Om die reden ontbreekt wettig bewijs voor dit feit.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 28 december 2007 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (Mazda), immers heeft een van zijn mededaders toen aldaar opzettelijk enkele rolletjes vuurwerk ontstoken en deze in voornoemde personenauto gegooid ten gevolge waarvan die personenauto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor in de nabijheid van die personenauto geparkeerde personenauto's te duchten was;
Feit 2
op of omstreeks 20 april 2009 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een flat aan de [Adres 11], immers hebben een of meer van zijn mededaders toen aldaar opzettelijk in de kelder van voornoemde flat een hoeveelheid papier en/of plastic en/of hout in brand gestoken ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in die flat en in de nabijheid van die flat bevindende goederen te duchten was;
Feit 3
op of omstreeks 12 maart 2009 en op 17 maart 2009 in de gemeente Maastricht
tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan de [Adres 4], immers hebben zijn mededaders toen aldaar (telkens) opzettelijk een aansteker bij een handdoek en/of een keukenkast en/of het plafond gehouden ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Feit 4
op 1 april 2008 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (Volkswagen Passat), immers heeft een van zijn mededaders toen aldaar opzettelijk een ontstoken aansteker aan de voorzijde van voornoemde personenauto gehouden ten gevolge waarvan die personenauto geheel is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een zich in de nabijheid van die personenauto bevindend pand te duchten was;
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 2 primair
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 3 primair
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd
Feit 4 primair
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van 4 jaren op te leggen, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en met een proeftijd van 2 jaren, met afrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis verblijft.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de straf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Verdachte is met zijn jongere mededaders, op wie hij een zekere invloed uitoefende, verantwoordelijk voor een viertal brandstichtingen die gevaar opleverden voor goederen, waaronder de brandstichtingen in wijkcentrum [Naam wijkcentrum] in Maastricht. Deze brandstichtingen vonden plaats gedurende een periode van ongeveer 2 jaar in een aantal wijken van Maastricht. Verdachte is mede verantwoordelijk geweest voor de gevoelens van angst en onzekerheid die door de brandstichtingen zijn ontstaan bij de bewoners van die wijken. Daarnaast is verdachte medeverantwoordelijk voor de schade die met de brandstichtingen is veroorzaakt. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven te beseffen hoe ernstig deze feiten zijn. Verdachte heeft bovendien foto’s gemaakt of gebruik gemaakt van foto’s voor zijn website, terwijl hij wist wie de branden had aangestoken. Dit alles geeft blijk van een ernstig gebrek aan normbesef bij verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks het feit dat verdachte geen strafblad heeft, met een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden recht wordt gedaan aan de ernst van de feiten. Daarnaast acht zij het noodzakelijk een deel van de straf (12 maanden) voorwaardelijk op te leggen om herhaling te voorkomen. Daarbij zal de rechtbank reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde opleggen, omdat uit de rapportage die door psycholoog Van Nunen is uitgebracht naar voren komt dat er bij verdachte sprake is van ernstige psychische problematiek waarvoor behandeling nodig is. De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte een klinische behandeling dient te ondergaan, nu niet vaststaat wanneer met een dergelijke behandeling begonnen kan worden in het kader van een bijzondere voorwaarde.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank er tot slot rekening mee gehouden dat verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan een strafbaar feit, terzake waarvan de officier van justitie heeft medegedeeld dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd, te weten:
Ad informandum:
700354-09 18 juni 2009, [Adres 4], Maastricht,
Gem. Maastricht
Valse aangifte van inbraak woning op 18 juni 2009.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [Naam benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 20.775,03 ter zake van feit 3. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren op de onderdelen arbeidsuren, armaturen en vloerbedekking, omdat zij de vordering in zoverre niet eenvoudig van aard vindt. Voor wat betreft de overige schade staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade en zal de vordering toewijzen. Daarbij zal de rechtbank de schademaatregel aan verdachte opleggen.
Ter zake van feit 5 vordert de benadeelde partij [Naam benadeelde partij 4] een schadevergoeding van € 2000,- Deze benadeelde partij zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren, nu verdachte van feit 5 zal worden vrijgesproken.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 47, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde onder 5;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [Naam benadeelde partij 2], [Adresgegevens benadeelde partij 2] te betalen een bedrag van € 10.000,- , ter zake van de posten 1 tot en met 11;
- verklaart de benadeelde partij [Naam benadeelde partij 2] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij deze vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [Naam benadeelde partij 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam benadeelde partij 2] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 85 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [Naam benadeelde partij 2] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- verklaart de benadeelde partij [Naam benadeelde partij 4], [Adresgegevens benadeelde partij 4], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [Naam benadeelde partij 4] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. A.W. Oosterman en mr. I.T. Dautzenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 maart 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 december 2007 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (Mazda), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk enkele rolletjes vuurwerk ontstoken en deze in voornoemde personenauto gegooid, althans gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die personenauto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor in de nabijheid van die personenauto geparkeerde personenauto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[B.C.] en/of M.C.] op of omstreeks 28 december 2007 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in een personenauto, immers heeft/hebben [B.C.] en/of M.C.] en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) toen aldaar opzettelijk enkele rolletjes vuurwerk ontstoken en deze in voornoemde personenauto gegooid, althans gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die personenauto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor in de nabijheid van die personenauto geparkeerde personenauto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte, genoemde [B.C.] en/of M.C.], naar de plaats van het misdrijf vervoerd en vervolgens ter plaatste de bovengenoemde personenauto aangewezen;
2.
hij op of omstreeks 20 april 2009 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een flat aan de [Adres 11], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk in de kelder van voornoemde flat een hoeveelheid papier en/of plastic en/of hout in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die flat geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in die flat en in de nabijheid van die flat bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[B.C.] en/of zijn mededader(s) op of omstreeks 20 april 2009 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in een flat aan de [Adres 11], immers heeft/hebben voornoemde [B.C.] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk in de kelder van voornoemde flat een hoeveelheid papier en/of plastic en/of hout in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die flat geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid van die flat bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door aan die [B.C.] te vragen om voor sensatie te zorgen en (vervolgens) die [B.C.] naar voornoemde flat te brengen en (vervolgens) samen met die [B.C.] foto's van de brand te maken;
3.
hij op of omstreeks 12 maart 2009 en/of 17 maart 2009 in de gemeente Maastricht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan de [Adres 4],
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) opzettelijk een aansteker bij een handdoek en/of een keukenkast en/of het plafond gehouden, in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en/of de zich in dat pand bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[B.C.] en/of M.C.] en/of zijn/hun mededader(s) op of omstreeks 12 maart 2009 en/of 17 maart 2009 in de gemeente Maastricht meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan de [Adres 4], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) opzettelijk een aansteker bij een handdoek en/of een keukenkast en/of het plafond gehouden, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en/of de zich in dat pand bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte opzettelijk tegen voornoemde [M.C.] en/of [B.C.] gezegd dat het pand moest affikken en/of is verdachte met die [M.C.] en/of [B.C.] naar een nachtwinkel gereden en/of heeft verdachte samen met die [M.C.] en/of [B.C.] foto's van de brand gemaakt en/of (vervolgens) deze foto's gepubliceerd op een website;
4.
hij op of omstreeks 01 april 2008 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (Volkswagen Passat), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een ontstoken aansteker aan de voorzijde van voornoemde personenauto gehouden, in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht (een)
brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een zich in de nabijheid van die personenauto bevindend pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de perso(o)n(en) welke verbleven in voornoemd pand, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[B.C.] en/of M.C.] en/of zijn/hun mededader(s) op of omstreeks 01 april 2009 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (Volkswagen, Passat), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) toen aldaar opzettelijk een ontstoken aansteker aan de voorzijde van voornoemde personenauto gehouden, in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een zich in de nabijheid van die personenauto bevindend pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de perso(o)n(en) welke verbleven in voornoemd pand, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte voornoemde personenauto aangewezen en/of (vervolgens) samen met voornoemde [B.C.] en/of [M.C.] foto's van die brand gemaakt en/of (vervolgens) die foto's op een website gepubliceerd;
5.
hij op of omstreeks 07 december 2008 inde gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (Volkswagen passat), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk aan de voorzijde van voornoemde auto een ontstoken aansteker gehouden, in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor in de nabijheid van die personenauto geparkeerde (personen)auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te
duchten was;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht ofzou kunnen leiden, dat:
[B.C.] en/of M.C.] en/of zijn/hun mededader(s) op of omstreeks 07 december 2008 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk aan de voorzijde van voornoemde personenauto (Volkswagen Passat) een ontstoken aansteker gehouden, in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor in de nabijheid van die personenauto geparkeerde (personen)auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte gezegd tegen voornoemde [B.C.] en/of [M.C.] tot zij deze personenauto in brand moesten steken en/of (vervolgens) omschreven waar die [B.C.] en/of [M.C.] deze personenauto zouden vinden;