ECLI:NL:RBMAA:2010:BL7365

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700532-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade in Maastricht

Op 5 maart 2010 deed de Rechtbank Maastricht uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 september 2009 in Maastricht met een mes haar ex-vriend had gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade had geprobeerd haar ex-vriend zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte had voorafgaand aan de daad een afspraak gemaakt met het slachtoffer en had het mes meegenomen met de intentie om hem pijn te doen. Tijdens de confrontatie stak zij hem in de bovenarm, wat leidde tot een verwonding van 1,5 centimeter. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde en de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De rechtbank hield rekening met de problematische relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, alsook met de psychische problemen van de verdachte, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De strafoplegging bestond uit een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en urinecontroles. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding voor de verdachte in verband met haar alcoholprobleem.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700532-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 maart 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [geboortegegevens],
wonende [adresgegevens],
Gedetineerd in de PIV Breda te Breda.
Raadsman is mr. H.P. Ruysink, advocaat te Bunde.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 februari 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: geprobeerd heeft met voordachten rade [slachtoffer] opzettelijk zwaar te mishandelen door hem met een mes te steken;
Subsidiair: opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een mes te steken.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft doelbewust het slachtoffer opgezocht om hem te steken. Zij had een mes bij zich en heeft daarmee ook direct het slachtoffer gestoken toen zij hem tegenkwam. Zij had dus voorbedachte raad. Zij heeft namelijk de tijd gehad om na te denken over haar voorgenomen daad en om van de uitvoering daarvan af te zien. Toch heeft zij het slachtoffer gestoken. Met het mes, dat een kartelmes was volgens de eigen verklaring van verdachte, had zij het slachtoffer zwaar kunnen verwonden. Zij heeft het slachtoffer in de arm geraakt maar als het slachtoffer een verkeerde beweging had gemaakt was hij misschien op een plek op zijn lichaam geraakt waar snel zwaar lichamelijk letsel had kunnen ontstaan. Het is nu bij een poging gebleven.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dan acht de officier van justitie de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Immers heeft verdachte het slachtoffer pijn en letsel toegebracht door hem in zijn arm te steken.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet is vast te stellen of zwaar lichamelijk letsel mogelijk toegebracht had kunnen worden. Het mes is namelijk niet gevonden en de verklaring van verdachte is niet duidelijk genoeg.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het slachtoffer, haar ex-vriend [slachtoffer], haar en haar vriend al enige tijd bedreigde. Hij kwam daarnaast ook bij de moeder van verdachte aan de deur om haar lastig te vallen. Op 25 september 2009 deed hij dat weer. Verdachte heeft hem daarom later die dag gebeld om met hem af te spreken op [een plein] te Maastricht. Verdachte heeft verklaard dat zij de intentie had om hem tijdens die ontmoeting pijn te doen, zodat hij zou stoppen met het bedreigen. Zij had om die reden een mes bij zich. Dit was een gekarteld broodmes met een lemmet van ongeveer 15 centimeter en een handvat van ongeveer 10 centimeter.
Zij is na telefonisch die afspraak met [slachtoffer] te hebben gemaakt naar het plein gegaan en heeft daar op [slachtoffer] gewacht. [slachtoffer] kwam naar het plein toe en heeft verdachte gevraagd “Wat moet je eigenlijk?”. Verdachte heeft daarop gezegd dat hij haar en haar moeder met rust moest laten. Toen hij op een dreigende manier voor haar stond, heeft zij het mes gepakt en tegen [slachtoffer] gezegd: “Ik dreig niet alleen, ik steek echt”. Vervolgens heeft zij hem ook daadwerkelijk gestoken. Zelf heeft ze verklaard dat zij hem in de rechterschouder heeft gestoken. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij aan zijn rechter bovenarm gewond is geraakt. Uit de medische verklaring blijkt dat verdachte een wond van 1,5 centimeter in de bovenarm had.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij achteraf het mes in de Maas heeft gegooid.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte met voorbedachten rade heeft gepoogd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank neemt in haar overweging mee dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade voldoende is dat komt vast te staan dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
Verdachte heeft [slachtoffer] opgebeld om af te spreken op [een plein]. Zij deed dit, zo verklaarde zij, omdat zij hem pijn wilde doen zodat hij zou stoppen met de bedreigingen. Zij nam het mes mee om hem die pijn mee toe te brengen. Eenmaal op het plein heeft zij het mes gepakt en gezegd “Ik dreig niet alleen, ik steek echt”. Verdachte heeft de tijd gehad, tussen het met het mes naar het plein gaan en het steken van het slachtoffer, om zich te beraden op het genomen besluit [slachtoffer] te steken. De gelegenheid heeft dus bestaan voor verdachte om over de betekenis en de (mogelijke) gevolgen van het steken van een persoon na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Ondanks deze gelegenheid heeft verdachte toch [slachtoffer] opzettelijk gestoken. Aldus heeft zij opzettelijk en met voorbedachten rade gehandeld. Dat verdachte het mes achteraf in de Maas heeft gegooid onderstreept naar het oordeel van de rechtbank het doelbewuste en berekende karakter van verdachtes handelen.
Verdachte stak het slachtoffer met een gekarteld broodmes met een lemmet van 15 centimeter in de bovenarm. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte geen controle had over de bewegingen van [slachtoffer]. Als deze zich op een andere wijze bewogen had had de steek in het bovenlichaam, waar zich de vitale organen bevinden, terecht kunnen komen. Een steekwond in het bovenlichaam, waarbij organen geraakt kunnen worden, kan al snel leiden tot zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte heeft daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel had kunnen toebrengen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna onder 3.4 beschreven.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 september 2009 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg met een mes voornoemde [slachtoffer] in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het strafbare feit op
primair
poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
4.2 De strafbaarheid van de verdachte
Uit het rapport dat is opgemaakt betreffende de persoon van de verdachte door P.M.F. Brookhuis, GZ psychologe, op 29 november 2009 blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Daarbij komt een persoonlijkheidsstoornis Niet Anders Omschreven in beeld, met voornamelijk afhankelijke kenmerken. In de kindertijd is sprake geweest van verwaarlozing. Voorts is sprake van middelenmisbruik (alcohol en drugs als speed en XTC). Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde – indien bewezen - was bij betrokkene sprake van deze gediagnosticeerde problematiek en stoornis en zijn haar gedragingen ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde mede daartoe te herleiden.
In de tenlastegelegde situatie lijkt voorafgaand sprake te zijn van langdurige bedreiging en mishandeling van verdachte door het slachtoffer. Ze wilde een einde maken aan deze bedreigingen, is veel alcohol gaan drinken en is de confrontatie aangegaan.
Het tenlastegelegde gedrag laat zich daarbij deels verklaren vanuit de onveilige en geweldbelaste voorgeschiedenis, bij grote emotioneel-sociale kwetsbaarheid en (regressief) afhankelijke componenten van de persoonlijkheidsstoornis.
De gediagnosticeerde problematiek heeft een aandeel in het ten laste gelegde gedrag. De mogelijkheid tot zelfregulatie wordt geschat als enigszins verminderd ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen. Het alcoholmisbruik voorafgaand aan en ten tijde van het tenlastegelegde is secundair te achten aan de geschetste problematiek en stoornis.
Zij kan kan ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde – indien bewezen - enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. Het misbruik van alcohol is hierin verdisconteerd.
De rechtbank kan zich vinden in het oordeel en de conclusie van de deskundige. Dit brengt mee dat verdachte strafbaar is, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 voorwaardelijk. Daarbij heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zich tijdens een proeftijd van twee jaar zal moeten houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat een intramurale behandeling in de zin van verslavingszorg inhoudt. De officier van justitie acht het van belang dat verdachte de juiste begeleiding zal gaan krijgen en dat daartoe spoedig een goede woonvorm wordt gevonden.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd geen moeite te hebben met de hoogte van de geëiste straf. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat het gezien het weinig omvattende strafblad niet nodig is om verdachte intramuraal te laten behandelen. Verdachte is bereid en gemotiveerd om een ambulante behandeling te ondergaan voor haar alcoholverslaving. Voorts kan zij tot het moment dat zij ergens terecht kan voor ambulante behandeling ondergebracht worden bij haar kennis [naam kennis]. [naam kennis] is bereid verdachte te begeleiden tot die tijd.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft haar ex-vriend welbewust met een mes gestoken. De rechtbank is van oordeel dat dit een ernstig feit is en rekent het verdachte aan dat zij op deze ongebruikelijke en gevaarlijke manier probeert haar problemen op te lossen. De rechtbank houdt echter bij het bepalen van de op te leggen straf ook rekening met de omstandigheden van het geval. Er was sprake van een problematische relatie van verdachte met haar ex-vriend (het slachtoffer). Ook na het stuklopen van de relatie bleef de verhouding tussen verdachte en haar ex-vriend problematisch. Zo bedreigde haar ex-vriend verdachte en haar nieuwe vriend. Verdachte was op het moment dat zij het feit beging enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Daarin is verdisconteerd dat zij een hoeveelheid alcohol had gebruikt, zo blijkt uit het hiervoor onder 4.2 genoemde rapport omtrent de persoon van de verdachte van gz psychologe Brookhuis.
Deze omstandigheden afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, passend is. De rechtbank zal beslissen dat verdachte in de proeftijd van 2 jaren onder toezicht van de Reclassering zal komen te staan. Verdachte heeft deze ondersteuning hard nodig.
Verdachte ziet weliswaar haar alcoholprobleem nu onder ogen, maar zij zal vervolgens de juiste begeleiding nodig hebben om dit probleem op te lossen. Ter terechtzitting is uit de informatie verkregen van de Reclassering gebleken dat het plaatsen van verdachte in een woonvorm waar zij de juiste (verslavings-)zorg kan krijgen tot op heden niet is gelukt. Het alternatief dat is gegeven door de verdediging, te weten dat verdachte zal verblijven bij haar kennis [naam kennis], komt de rechtbank voor als een goed begin, maar niet als iets dat als bijzondere voorwaarde moet worden opgelegd. Wel zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opnemen dat verdachte moet meewerken aan periodieke urinecontroles, om zodoende haar alcoholgebruik te kunnen controleren.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 303 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.1 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering ook als dit inhoudt dat de verdachte moet meewerken aan urinecontroles;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. M.C.A.E. van Binnebeke, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. K.A. Maarschalkerweerd, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2010.
Buiten staat
mr. P.H.M. Kuster is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 25 september 2009 in de gemeente Maastricht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer],
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen,
met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans met een
scherp voorwerp, voornoemde [slachtoffer] in het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 25 september 2009 in de gemeente Maastricht
opzettelijk mishandelend [slachtoffer], met een mes, althans met een scherp
voorwerp, in het lichaam heeft gestoken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;