ECLI:NL:RBMAA:2010:BL7658
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A. Piëtte
- Rechtspraak.nl
Beslagrecht en verklaring derde-beslagene in civiele procedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 10 maart 2010, is een vordering aanhangig gemaakt door de coöperatie De Coöperatieve vereniging coöperatieve Rabobank Swentibold U.A. tegen een vennootschap onder firma en haar vennoten. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 6.746,56, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een gelegd beslag op de vorderingen van de gedaagde partij. De eisende partij stelde dat gedaagde sub 1 zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet was nagekomen, en dat er een verklaring was afgelegd door gedaagde sub 1 op 3 mei 2009. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de stellingen van de eisende partij innerlijk tegenstrijdig en onduidelijk waren, en dat de eisende partij niet had aangetoond dat het beslag doel had getroffen.
De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij haar vordering niet voldoende had onderbouwd, met name omdat de eisende partij niet had betwist dat de verklaring van gedaagde sub 1 correct was. De vordering werd afgewezen, en de eisende partij werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke en consistente stellingen in civiele procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op beslagrecht en de verplichtingen van derde-beslagenen.
De uitspraak werd gedaan door mr. A. Piëtte, kantonrechter, en vond plaats in het openbaar, waarbij de griffier aanwezig was. De zaak illustreert de noodzaak voor eisende partijen om hun vorderingen goed te onderbouwen en de relevante juridische bepalingen correct toe te passen.