ECLI:NL:RBMAA:2010:BL8636
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Benoeming van een mentor voor een betrokkene met geestelijke of lichamelijke beperkingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 26 februari 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van een mentorschap voor een betrokkene die als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is om haar eigen belangen van niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen. De betrokkene heeft expliciet verzocht om haar moeder als mentor te benoemen. De kantonrechter heeft kennisgenomen van een verzoekschrift dat op 27 januari 2010 ter griffie is ingekomen, evenals een bereidverklaring van de voorgestelde mentor. De moeder van de betrokkene is echter ook werkneemster van de instelling waar de betrokkene verblijft, wat in beginsel een beletsel vormt voor haar benoeming als mentor volgens artikel 1:452 lid 6 sub e van het Burgerlijk Wetboek. Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat het in het belang van de betrokkene is dat haar moeder tot mentor wordt benoemd, aangezien zij in haar hoedanigheid van ouder de belangen van de betrokkene afdoende kan behartigen. De betrokkene is op 22 februari 2010 gehoord en de belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun opvattingen kenbaar te maken. Tegen de persoon van de voorgestelde mentor zijn geen bezwaren aangevoerd. De kantonrechter heeft daarom besloten het verzoek tot instelling van een mentorschap toe te wijzen en heeft de moeder benoemd tot mentor met ingang van de datum van de beschikking. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. W.E. Elzinga, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, uitsluitend door tussenkomst van een advocaat.