3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte met zijn [merk auto 1] samen met de bestuurder van een [merk auto 2] een competitie is aangegaan door hard te rijden. Het verkeersgedrag van verdachte en de bestuurder van de andere auto valt aan te merken als roekeloos rijden. Verdachte en de bestuurder van de [merk auto 2] hebben welbewust het risico genomen op het ernstige ongeval dat vervolgens heeft plaatsgehad, waarbij de bestuurder van de [merk auto 2] en twee van zijn passagiers zijn omgekomen en een vierde inzittende zwaar gewond is geraakt.
Ook acht de officier van justitie bewezen dat verdachte vervolgens na dit ongeval is doorgereden.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Verdachte kan niet verweten worden het ongeval met dodelijke afloop te hebben veroorzaakt. Verdachte werd in zijn auto belaagd door de bestuurder van de [merk auto 2]. Als er al sprake was van een race, dan werd deze eenzijdig gehouden door de bestuurder van de [merk auto 2]. Verdachte heeft slechts gereageerd op dit gedrag door met zijn auto gas bij te geven of juist terug te nemen, ter de-escalatie van de situatie. Verdachte heeft daarmee gedaan wat hij kon en moest doen.
Het feit dat verdachte daarbij te hard heeft gereden legt onvoldoende gewicht in de schaal om hem strafrechtelijk een verwijt te maken. Het is juist de bestuurder van de [merk auto 2] die als de veroorzaker van het ongeval moet worden aangewezen, nu deze uiteindelijk de auto van verdachte de weg heeft afgesneden met een manoeuvre naar links, waarbij hij de controle over de [merk auto 2] heeft verloren met alle gevolgen van dien.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 10 mei 2008 heeft er op de [naam autoweg] voorbij de kruising met het [K.plein/O.plein] in de gemeente Maastricht een ongeval plaatsgevonden waarbij een personenauto van het merk [merk auto 2] is betrokken. Ten gevolge van dit ongeval is de bestuurder van de [merk auto 2], [naam bestuurder], om het leven gekomen. Ook zijn twee van de drie overige inzittenden van de [merk auto 2], [naam inzittende 2] en [naam inzittende 3], overleden. Een vierde inzittende, [naam inzittende 4], is bij het ongeval zwaar gewond geraakt.
Bij de toedracht van dit ongeval was verdachte als bestuurder van een [merk auto 1] betrokken. Er waren diverse getuigen van het ongeval.
Uit de analyse van het ongeval die door de politie is gemaakt, is gebleken dat de bestuurder van de [merk auto 2] ter hoogte van het kruisvlak [O.plein/S.weg] uiterst links op de linker rijstrook van de weg heeft gereden. Daarbij is de auto met de linkerwielen door de links van de rijbaan gelegen watergoot gereden. Op dat moment heeft de bestuurder naar rechts ingestuurd, waarbij het linker achterwiel met de betonnen sluitband van de goot in contact is gekomen. Vervolgens is de [merk auto 2] om de hoogte-as gedraaid en dwars op de rijrichting gaan schuiven naar de rechterzijde van de weg, overgaand in een slip. Uiteindelijk heeft de [merk auto 2] met de linkerzijde een boom geraakt en vervolgens een betonnen geluidswal.
De botssnelheid van de [merk auto 2] kon door de ongevalanalisten niet worden vastgesteld, maar heeft, gelet op de stand van de snelheidsmeter van de [merk auto 2], vermoedelijk om en nabij de 60 km per uur gelegen. Gezien de sporen op het wegdek, de schade en de vervorming van de [merk auto 2] én deze vermoedelijke botssnelheid, kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld dat de aanvangssnelheid van de [merk auto 2] aan het begin van de sporen aanzienlijk hoger is geweest dan de maximum snelheid van 50 km per uur die ter plaatse geldt.