ECLI:NL:RBMAA:2010:BM9283

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
21 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
151384
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord en de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft verzoeker, een jongere met problematische schulden, de rechtbank verzocht om LAVG, het deurwaarderskantoor dat de belangen van Stuboek BV behartigt, te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Dit verzoek werd behandeld op 9 juni 2010, waarbij de verweerders niet verschenen. De totale schuldenlast van verzoeker bedraagt € 10.497,41, waarvan LAVG € 1.673,20 vordert. Verzoeker is in 2008 toegelaten tot het project 'Nu of nooit' van de gemeente Heerlen, dat jongeren helpt om hun schulden weg te werken en een opleiding te volgen. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij 25% van hun vordering wordt aangeboden tegen finale kwijting, maar LAVG heeft geweigerd in te stemmen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar artikel 287a van de Faillissementswet, dat bepaalt dat een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord alleen kan worden toegewezen als de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming heeft kunnen komen. De rechtbank concludeert dat de belangen van de overige schuldeisers worden geschaad door de weigering van LAVG, en dat het belang van LAVG niet opweegt tegen deze belangen. De aangeboden regeling biedt de schuldeisers direct een uitkering, terwijl bij toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp) een langere wachttijd en onzekerheid bestaat.

De rechtbank heeft LAVG bevolen in te stemmen met de schuldregeling en veroordeeld in de kosten van het geding. Dit vonnis is uitgesproken op 21 juni 2010 door mr. W.E. Elzinga, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 151384 / FT RK 10.338
Vonnis van 21 juni 2010
in de zaak van
[Naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker
tegen
Stuboek BV, gevestigd te Soest,
en
LAVG, gevestigd te Roosendaal,
verweerders.
1. De procedure
1.1. Verzoeker heeft op 1 juni 2010 de rechtbank verzocht:
- primair: LAVG, het deurwaarderskantoor dat de belangen van Stuboek BV behartigt, te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw);
- subsidiair: de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: wsnp) uit te spreken.
1.2. Het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord is ter terechtzitting van 9 juni 2010 behandeld. Daarbij waren
aanwezig: verzoeker, [naam], medewerker van het Centraal Loket Schuldhulpverlening Heerlen (hierna:
CLSH), en dhr. [naam], beleidsmedewerker bij de gemeente Heerlen. Verweerders voornoemd zijn,
hoewel behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. Uit het bijgevoegde schuldenoverzicht blijkt dat de totale schuldenlast € 10.497,41 bedraagt. De vordering van LAVG
bedraagt € 1.673,20, zijnde 15,9 % van de totale schuldenlast. Deze vordering heeft betrekking op door verzoeker
aangeschafte boeken voor zijn studie Autotechnicus. Schuldenaar is in 2004 aan deze opleiding begonnen.
2.2. Verzoeker is in 2008 toegelaten tot het project “Nu of nooit” van de gemeente Heerlen. Verzoeker is een van de vier
jongeren die tot dit project zijn toegelaten. Het doel van het project is om jongeren die problematische schulden
hebben en niet beschikken over een startkwalificatie te motiveren om een deze alsnog te behalen. Hierdoor wordt de
kans op regulier werk vergroot. De jongeren krijgen een kans om hun schulden weg te werken, een opleiding te
volgen en hun leven weer op de rails te krijgen. Op dit moment volgt verzoeker een MBO-opleiding en dit gaat zo goed
dat verzoeker de opleiding in plaats van op niveau 2 op niveau 4 mag vervolgen. Verzoeker is de komende twee jaren
in verband met die opleiding niet in staat om zijn schulden af te betalen.
2.3. Verzoeker heeft met behulp van het CLSH op 1 juli 2009 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers. Dit
akkoord houdt - samengevat – in dat alle schuldeisers 25% van hun vordering tegen finale kwijting krijgen
aangeboden. CJIB-boetes en NS-boetes worden 100% betaald. Verzoeker houdt alleen de schuld bij de gemeente
over. De gemeente zal deze schuld kwijtschelden als verzoeker zich aan alle voorwaarden van het project houdt.
Deze aangeboden schuldregeling is door alle schuldeisers aanvaard, behalve door LAVG. Het CLSH heeft daarom
op 21 oktober 2009 nogmaals getracht tot een minnelijk akkoord te komen, door LAVG te berichten dat zij de enige
weigerende schuldeiser is. LAVG heeft het CLSH bericht dat zij niet akkoord gaat met het voorstel tegen finale
kwijting. Uiteindelijk heeft het CLSH daarna nog ettelijke malen contact met LAVG en Stuboek opgenomen om toch te
proberen om tot een akkoord te komen. Dat is niet gelukt.
3. De beoordeling
3.1. In artikel 287a Fw is bepaald dat een verzoek als het onderhavige slechts kan worden toegewezen als LAVG in
redelijkheid niet tot weigering van instemming met de door verzoeker voorgestelde schuldregeling heeft kunnen
komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de
bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering
worden geschaad.
3.2. Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser, zoals LAVG, in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn
vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan het
volledige bedrag waar LAVG recht op zou hebben bij volledige betaling door verzoeker, is het belang van LAVG bij
weigering van die regeling een gegeven.
3.3. De rechtbank dient voorts te onderzoeken of door de weigering van LAVG de belangen van verzoeker en de overige
schuldeisers worden geschaad en zo ja, of die belangen zwaarder wegen dan het belang van LAVG om zijn
bevoegdheid tot weigering uit te oefenen. De rechtbank zal bij die weging uitgaan van een vergelijking met de situatie
van toepassing van de wsnp, nu het voorshands geenszins onwaarschijnlijk is dat de toepassing van de wsnp in dit
geval zal worden uitgesproken.
3.4. De rechtbank is van oordeel dat de belangen van de overige schuldeisers worden
geschaad door de weigering van LAVG en dat het belang van LAVG niet opweegt tegen de belangen van de overige
schuldeisers. Het aanbod van verzoeker houdt immers in dat de schuldeisers direct een bedrag in handen krijgen en
dat er geen drie jaar hoeft te worden gewacht zoals bij toepassing van de wsnp. Daarbij is deze uitkering aan de
crediteuren gegarandeerd door de gemeente Heerlen. Aan het einde van drie jaar schuldsanering is het onzeker of
verzoeker eenzelfde bedrag bij elkaar gespaard zal hebben. Daarnaast zal verzoeker bij toepassing wsnp zijn
opleiding niet af kunnen maken, omdat van hem wordt verwacht dat hij gaat werken. Hierdoor zal verzoeker alleen
ongeschoold werk kunnen verrichten, waardoor zijn verdiencapaciteit zal afnemen.
Toepassing van de wsnp zal er waarschijnlijk toe leiden dat verzoeker slechts de minimale boedelafdracht, zijnde het
bewindvoerdersalaris, hoeft af te dragen. Dit heeft tot gevolg er geen bedrag voor betaling aan de schuldeisers
beschikbaar zal zijn, terwijl bij de aangeboden minnelijke regeling een uitkeringspercentage van 25 % is
gegarandeerd.
3.5. De rechtbank neemt bovendien mee in haar oordeel dat LAVG de enige weigerende schuldeiser is en dat haar
vordering slechts 15,9 % van de totale schuldenlast betreft.
3.6. Al het hiervoor overwogene leidt ertoe dat de rechtbank het primaire verzoek zal toewijzen.
3.7. LAVG zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.8. Bij de begroting van voormelde kosten zal de rechtbank aansluiten bij het bepaalde in artikel 238 Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering.
De rechtbank zal de reiskosten van verzoeker bepalen op € 9,00 en diens verletkosten op nihil.
De reiskosten van de vertegenwoordiging van het CLSH en het project “Nu of nooit” zal de rechtbank bepalen op
€ 18,00 en de toe te kennen noodzakelijke verletkosten van de vertegenwoordiger van het CLSH en de
vertegenwoordiger van het project “Nu of nooit”op € 139,22 respectievelijk € 158,54.
4. De beslissing
De rechtbank
- beveelt LAVG in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt LAVG in de kosten van dit geding, tot op heden begroot op € 9,00 aan reis- en verletkosten voor
en uit te keren aan verzoeker en € 315,76 aan reis- en verletkosten voor en uit te keren aan de gemeente
Heerlen;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.