ECLI:NL:RBMAA:2010:BN0621

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700062-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake opzettelijk vervoer van heroïne met betrekking tot verdachte in huurauto

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 10 mei 2010, stond de verdachte terecht voor het opzettelijk vervoeren van ongeveer 990 gram heroïne op 26 januari 2010 te Maasbracht. De rechtbank oordeelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was. De drugs werden aangetroffen in de huurauto van de verdachte, die verklaarde niets van de drugs af te weten. De verhuurder van de auto bevestigde dat de auto altijd schoongemaakt werd voordat deze werd verhuurd. De rechtbank oordeelde dat het onwaarschijnlijk was dat de verdachte niet op de hoogte was van de drugs, gezien de zichtbaarheid ervan onder de bestuurdersstoel. Het verweer van de verdachte werd niet geloofwaardig geacht.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, aangezien hij verantwoordelijk was voor het vervoeren van de heroïne, wat schadelijk is voor de samenleving. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor overtredingen van de Opiumwet, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een straf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700062-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 mei 2010
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte]
Gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 april 2010, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ongeveer 990 gram heroïne heeft vervoerd, dan wel dat hij deze drugs in zijn bezit had.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak. Verdachte heeft ontkend dat hij ook maar iets van de drugs in de auto afwist en heeft meteen aan de politie toestemming gegeven voor het verrichten van een onderzoek in de huurauto. De ontkennende verklaring van verdachte is niet ongeloofwaardig.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 26 januari 2010 vond er in het kader van het ‘Waakzaam 2’ project een verkeerscontrole plaats waarbij de aandacht vooral uitging naar voertuigen en personen die in verband konden worden gebracht met de handel in verdovende middelen. De auto waarin verdachte reed werd met diens toestemming aan een onderzoek onderworpen. De betreffende verbalisant keek van buitenaf in de auto en zag onder de bestuurdersstoel een witte plastic tas liggen. De verbalisant haalde de plastic tas onder de stoel vandaan en zag dat in de tas een rechthoekige verpakking lag die strak omwikkeld was met bruine tape. De verbalisant opende hierop een klein stukje van de tape en zag daaronder een laag huishoudfolie. Hierop heeft de verbalisant de huishoudfolie geopend en zag hij een bruin poeder met de uiterlijke verschijningsvormen van heroïne. Het bruine poeder is voor onderzoek opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut en daaruit bleek dat het om heroïne ging. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de auto waarin hij reed had gehuurd bij een bedrijf genaamd ‘Moneycars’ te Rotterdam en dat hij niets afwist van de drugs in de auto. De eigenaar van dit verhuurbedrijf heeft verklaard dat hij de auto op 26 januari 2010 aan verdachte heeft verhuurd en dat een auto in zijn bedrijf altijd wordt schoongemaakt voordat de auto aan iemand wordt verhuurd.
De rechtbank is van oordeel dat het feit wettig en overtuigend is bewezen. De drugs zijn aangetroffen in de huurauto van de verdachte, welke auto, aldus de verklaring van de verhuurder, altijd eerst wordt schoongemaakt voordat de huurder de auto mee krijgt. De verhuurder heeft daaraan zelfs toegevoegd dat het schoonmaken van de auto ook gebeurt als de auto daarvoor slechts één dag is verhuurd. Volgens de verbalisant die de doorzoeking in de auto van verdachte heeft verricht, was de plastic zak met de drugs onder de bestuurdersstoel van buiten de auto zichtbaar. Gelet hierop is het onwaarschijnlijk dat verdachte niets wist van de aanwezigheid van de drugs in de auto, zodat het verweer van de verdachte niet aannemelijk is geworden. De drugs bevonden zich in de directe machtssfeer van de verdachte. Het had bovendien op de weg van verdachte gelegen om, voordat hij de auto huurde, de auto te controleren op bijvoorbeeld beschadigingen of de aanwezigheid van voorwerpen die in de auto zijn blijven liggen.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat de onderhavige zaak identiek is aan de zaak van de rechtbank Maastricht d.d. 17 februari 2010 (LJN: BL 4080), waarbij de verdachte in die zaak werd vrijgesproken omdat het in de zaak verkregen bewijs onrechtmatig was verkregen. De onrechtmatigheid was het gevolg van het gebruik van bevoegdheden op basis van de Wegenverkeerswet naar aanleiding van een verdenking op grond van de Opiumwet. Naar het oordeel van de rechtbank was er toen sprake van “détournement de pouvoir”.
De rechtbank is in de onderhavige zaak van mening dat de enkele omstandigheid dat er sprake zou zijn van misbruik van bevoegdheden niet meebrengt dat de resultaten van een daarna met toestemming van de bestuurder van de auto verricht onderzoek niet tot het bewijs zouden mogen worden gebezigd. Het betoog van de raadsman leidt dus niet tot uitsluiting van bewijsmateriaal.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 januari 2010 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 990 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een bewezenverklaring gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft ongeveer 990 gram heroïne vervoerd. Het vervoeren van verdovende middelen is een onmisbare schakel in de handel hiervan. Verdachte kan, als één van de schakels in die handel, mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Daarbij is voorts van belang dat harddrugs stoffen zijn die verslavend werken, schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid en waarvan het gebruik vanwege de randverschijnselen schade voor de samenleving oplevert.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens overtreding van bepalingen van de Opiumwet.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken. Nu geen oriëntatiepunten voorhanden zijn die zien op het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten betreffende de in- en uitvoer van die verdovende middelen. Het oriëntatiepunt voor de in- en uitvoer van 500-1.000 gram harddrugs in de categorie “standaard” is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes tot acht maanden. Maar omdat de wetgever het aanwezig hebben van harddrugs minder strafwaardig heeft aangemerkt dan de in- of uitvoer ervan zal de rechtbank naar analogie hiervan en rekening houdend met recente jurisprudentie van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch in dit soort zaken, dit uitgangspunt halveren. Gelet op de bewezen verklaarde hoeveelheid zal de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden als uitgangspunt nemen en dit halveren en verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van vier maanden.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis – waaronder op de voet van het bepaalde bij artikel 72, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering begrepen de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld – gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. W.H.B. Dreissen, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 mei 2010.
Buiten staat
Mr. W.H.B. Dreissen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 januari 2010 te Maasbracht, gemeente Maasgouw, althans in het arrondissement Roermond, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 990 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700062-10
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 10 mei 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 26 april 2010 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.