ECLI:NL:RBMAA:2010:BN0959

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-702873-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. Klifman
  • J.S. Holthuis
  • R.H.J.G. Borger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 12 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling, resulterend in zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft op 16 maart 2010 in Sittard-Geleen het slachtoffer, een man, geduwd, waardoor deze op een marmeren vloer viel en ernstig letsel opliep, waaronder hersenletsel en gehoorschade. De rechtbank oordeelde dat het letsel dat het slachtoffer had opgelopen, onder andere hersenletsel, schedelletsel en gehoorschade, als zwaar lichamelijk letsel moest worden gekwalificeerd. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer heeft geduwd of geslagen, maar de rechtbank achtte het aannemelijk dat de verdachte meer heeft gedaan dan enkel een duw geven. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte het slachtoffer had geslagen, wat leidde tot het zware lichamelijke letsel. Het verweer van de verdachte dat hij handelde uit noodweer werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had kunnen onttrekken aan de situatie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 124 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat hij na de mishandeling was weggerend zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het letsel en de impact op het slachtoffer en zijn gezin.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/702873-10
Datum uitspraak: 12 juli 2010
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2010 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 maart 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (hersenletsel en/of gehoorschade), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of stompen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Limbrichterstraat te Sittard, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, stompen en/of slaan in/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd van die [naam slachtoffer], waarbij hij, verdachte, die [naam slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (hersenletsel en/of gehoorschade), althans enig lichamelijk letsel voor die [naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (hersenletsel en/of gehoorschade), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Overweging ten aanzien van het bewijs
De raadsvrouwe van verdachte heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde aangevoerd dat er geen sprake is geweest van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast heeft zij ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat de verdachte het slachtoffer slechts heeft geduwd en aldus geen (voorwaardelijk) opzet had om het slachtoffer letsel of pijn toe te brengen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
Het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen, onder andere hersenletsel, schedelletsel en gehoorschade, is op grond van de rechtspraak aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank evenwel van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte willens en wetens zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer heeft willen toebrengen.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij het slachtoffer heeft geduwd of geslagen, dat hij het slachtoffer in het gezicht heeft geraakt en dat het slachtoffer toen is gevallen (p 416 van de doornummering). Het slachtoffer is volgens verdachte achterover gevallen (p 459 van de doornummering). Het slachtoffer heeft, naast het reeds genoemde hersenletsel en oorsuizen (p 426 van de doornummering), uitwendig letsel opgelopen aan het achterhoofd, de zijkant van het hoofd (p 258 en 259 van de doornummering) en zijn gezicht, te weten een gezwollen wang (p 59 van de doornummering).
Gelet op de hiervoor genoemde verklaringen van de verdachte en het letsel van het slachtoffer op diverse plekken op het hoofd en in het gezicht, acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte méér heeft gedaan dan het enkel geven van een duw aan het slachtoffer. Het opgelopen letsel kan niet door een enkele duw in het gezicht worden verklaard. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft geslagen, waardoor het slachtoffer achterover is gevallen, hetgeen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.
Het verweer van de raadsvrouw wordt dus verworpen.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 16 maart 2010 in de gemeente Sittard-Geleen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]) tegen het gezicht heeft geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (hersenletsel en gehoorschade) heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als volgt:
ten aanzien van meer subsidiair:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
De strafbaarheid van het feit
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer aan de zijde van verdachte. De raadsvrouwe stelt dat uit de verklaring van verdachte bij de politie volgt dat het slachtoffer verdachte agressief heeft benaderd door verdachte met een vinger op de borst te prikken en dat verdachte zich heeft verdedigd tegenover het slachtoffer. De rechtbank verwerpt dit verweer. De plaats delict betreft een zeer ruime winkelportiek met een brede overzichtelijke toe- en uitgang. Voor zover verdachte zich al bedreigd mocht voelen door de wijze waarop het slachtoffer hem maande de portiek te verlaten, had hij zich gemakkelijk aan deze situatie kunnen onttrekken door het portiek te verlaten, zoals hem ook was verzocht door het latere slachtoffer.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 125 dagen, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij de geëiste straf aan de hoge kant vindt, maar zich refereert aan het oordeel van de rechtbank hieromtrent. Betreffende het gevorderde reclasseringstoezicht heeft zij aangevoerd dat verdachte inderdaad begeleiding nodig heeft.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door de raadsvrouwe namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en met de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij het slachtoffer en zijn gezinsleden.
Verdachte bevond zich samen met een vriend in de vroege ochtend van 16 maart 2010 in het portiek van de kledingzaak van het latere slachtoffer, de heer [naam slachtoffer]. [naam slachtoffer], die met zijn gezin boven zijn kledingzaak woont, is naar beneden gegaan en heeft verdachte en de andere aanwezige persoon verzocht zich uit het portiek te verwijderen. Vervolgens is een woordenwisseling ontstaan tussen verdachte en [naam slachtoffer], waarbij verdachte aan [naam slachtoffer] een klap heeft gegeven. [naam slachtoffer] viel als gevolg van die klap op de harde marmeren vloer in het portiek en bleef daar stil liggen. Verdachte en zijn vriend zijn vervolgens weggerend. De klap die verdachte het slachtoffer heeft gegeven heeft zeer ernstige gevolgen gehad voor het slachtoffer en zijn gezin. De echtgenote van [naam slachtoffer] en zijn zonen hebben hun echtgenoot respectievelijk vader bewegingloos gevonden in het portiek. In het ziekenhuis, eerst in Sittard-Geleen en later in Genk in België, bleek dat het hersenletsel ernstiger was dan aanvankelijk gedacht werd. Bij de wond aan de rechterzijde van het hoofd werd een chirurgische opening gemaakt om het vocht op de hersenen te draineren. Uit de verkregen medische informatie blijkt dat over het uitzicht op volledig herstel nog niets te zeggen valt en dat langdurige revalidatie nodig zal zijn. Tot op heden is het slachtoffer nog niet in staat zijn normale dagelijkse bezigheden te verrichten. Aan één oor is het slachtoffer nog steeds doof. Zijn vrouw en zoons hebben gedurende langere tijd in grote onzekerheid omtrent het lot van hun man/vader verkeerd, nu de ernst van het letsel niet onmiddellijk duidelijk was.
De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan. Met name het feit dat hij is weggerend, terwijl hij zag dat het slachtoffer op zijn achterhoofd was gevallen en stil bleef liggen, zonder zich om het slachtoffer te bekommeren, is voor de rechtbank reden om een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarde in de zin van reclasseringstoezicht opleggen. Verdachte staat al geruime tijd onder reclasseringstoezicht in het kader van een aan hem opgelegde voorwaardelijke straf en is voor de reclassering al enige tijd niet bereikbaar geweest. De proeftijd ter zake van de voorwaardelijke veroordeling was nog niet verlopen ten tijde van het onderhavige feit. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het nogmaals opleggen van de voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Het beslag
Ten aanzien van de in beslaggenomen en niet teruggegeven Cd-Rom zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer subsidiair meer of anders is
tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 124 dagen;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot 90 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit een werkstraf voor de duur van 80 uren;
- beveelt dat indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
in doss.gevoegd 1 1 Cd-Rom, IMITATION, 1769671.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. R.H.J.G. Borger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 12 juli 2010.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/702873-10
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 12 juli 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouwe mr. F.M. van Venrooij-Nieuwenhuis, advocate te Heerlen.