ECLI:NL:RBMAA:2010:BN3543

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-703372-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval op woning en mishandeling van kind en levensgezel

Op 3 augustus 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een overval op de woning van C.G.A. [L.] in Kerkrade op 25 augustus 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een woning heeft overvallen met het doel om geld en/of goederen te stelen. Tijdens de overval werd de aangeefster, die met haar dochtertje in bed lag, bedreigd en in bedwang gehouden. De verdachte heeft bivakmutsen aangeschaft, die hij samen met medeverdachten gebruikte tijdens de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet fysiek in de woning aanwezig was, een essentiële rol speelde in de voorbereiding en uitvoering van de overval. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van mishandeling van zijn kind en levensgezel. De rechtbank achtte deze feiten bewezen op basis van getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de impact op de slachtoffers, waaronder een jong kind.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/703372-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 augustus 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats/datum],
wonende te [adres].
Raadsman is mr. B.M.A. Jegers, advocaat te Heerlen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 mei 2010 en 20 juli 2010. Ter zitting van 20 juli 2010 is verdachte niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander of anderen een woning heeft overvallen waarbij geprobeerd is geld weg te nemen (feit 1 primair), dan wel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest (feit 1 subsidiair);
Feit 2: zijn kind heeft mishandeld;
Feit 3: zijn levensgezel heeft mishandeld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair bewezen. Volgens de officier van justitie was het een geplande overval. De daders waren uit op geld en omdat ze dit niet vonden, is het bij een poging gebleven. Over de betrokkenheid van verdachte heeft hij het volgende opgemerkt.
Verdachte is ’s middags op de dag van de overval bij de woning gaan kijken en vertoonde daarbij volgens aangeefster [L.] vreemd gedrag. Eerder op de dag had verdachte samen met de verdachte [H.] bivakmutsen gekocht. Volgens verdachte werden de bivakmutsen gekocht voor het spelen van paintball. De officier heeft opgemerkt dat verdachte in augustus heeft gekozen voor dikke bivakmutsen. De officier van justitie heeft voorts aangegeven dat men bij het spelen van dit spel een helm en een bril moet dragen om het hoofd en gezicht te beschermen. De bivakmuts dient bij paintball dan ook niet als bescherming maar wordt hooguit onder de helm gedragen vanwege de hygiëne. De bivakmuts is op de vluchtroute gevonden.
De officier van justitie gaat ervan uit dat er vier personen bij de overval betrokken waren. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de aangifte van [L.] blijkt dat twee personen boven in de woning zijn geweest en één persoon beneden. Dat sluit aan bij de verklaringen van getuigen die hebben gezien dat er drie personen uit de woning van [L.] kwamen gerend. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij niet in de woning is geweest. Ook heeft de officier van justitie gewezen op een aantal tapgesprekken, waaronder een gesprek tussen verdachte en de verdachte [H.]. Tijdens dit gesprek spreekt verdachte over de Beuksebosseweg. [H.] zegt vervolgens dat hij daarover zijn mond moet houden (tapgesprek nummer 184, pagina 369).
De officier van justitie acht de feiten 2 en 3 eveneens bewezen, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft terzake het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde geconcludeerd tot vrijspraak. De raadsman heeft gewezen op een tapgesprek waarin [H.] bevestigt dat verdachte niet in de woning is geweest (tapgesprek nummer 183, pagina 368).
De vraag blijft over of verdachte wetenschap heeft gehad en daardoor medepleger of medeplichtig is geweest aan de poging een woning te overvallen door bivakmutsen te kopen en de medeverdachten af te zetten. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de medeverdachten van plan waren een overval te plegen. Uit de verklaringen van de medeverdachten kan de betrokkenheid van de verdachte bij de overval niet worden afgeleid. Verdachte moest bivakmutsen kopen voor het spel paintball en moest de medeverdachten met zijn auto afzetten omdat ze naar de meisjes gingen. Overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de overval ontbreekt.
De feiten 2 en 3 kunnen worden bewezen omdat verdachte deze feiten heeft bekend.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Door C.G.A. [L.] is aangifte gedaan, ook namens haar dochtertje [[N.], van een overval in haar woning, gelegen aan de [adres] te Kerkrade op 25 augustus 2009. [L.] lag met haar dochtertje op de bovenverdieping van haar woning in bed toen ze omstreeks 23.30 uur een harde klap en glasgerinkel hoorde. Ze hoorde dat er mensen de trap op kwamen gerend. Ze had de slaapkamerdeur naar de overloop openstaan en ze zag twee mannen die vermoedelijk bivakmutsen droegen. Ook zag ze dat één van die mannen iets in zijn handen had. Eén van die mannen kwam de slaapkamer binnen en trok het laken van het bed over het hoofd van [L.]. [L.] schreeuwde om hulp en hield haar dochtertje vast. De man hield het laken vast en hield haar zo in bedwang. Zij hoorde dat deze man riep: “Wo ist das geld, wo ist das geld, wo ist die kluis”, of zoiets. [L.] hoorde dat de andere persoon in de andere kamers van de bovenverdieping was. Zij hoorde dat ook de tweede man haar slaapkamer binnenkwam. Ook die tweede man vroeg naar geld. [L.] antwoordde dat er geen geld en geen kluis in de woning aanwezig waren. Kort daarop liet men het laken los en hoorde ze beide mannen de trap af rennen en hoorde ze de voordeur dichtgaan. Na de overval vond [L.] een breekijzer op haar bed. Toen ze naar beneden ging, zag ze dat ook de woonkamer was doorzocht.
[L.] heeft verder verklaard dat er eerder op de dag, omstreeks 17.00 uur, aan de voordeur werd geklopt. Zij opende de deur en zag een man staan. Deze man vroeg waar het adres Sint Quirinusstraat 50 was en het viel haar op dat de man opvallend langs haar de woning in keek. [L.] wees hem de straat. Vervolgens zag ze dat de man echter niet in de richting van de Sint Quirinusstraat liep, maar in tegenovergestelde richting.
Naast het feit dat er een overval heeft plaatsgevonden in de woning van [L.] waarbij is geprobeerd om geld te stelen, staan de volgende feiten naar het oordeel van de rechtbank vast.
Verdachte heeft op de dag van de overval samen met de medeverdachte [H.] vier bivakmutsen gekocht bij de dumpstore te Heerlen. Dit wordt bevestigd door de getuige [S.] en door [H.]. Verdachte erkent het kopen van de vier bivakmutsen maar plaatst die koop ten onrechte een dag eerder.
Later die dag is verdachte, voordat de overval plaatsvond, bij de woning van [L.]
geweest . Verdachte heeft dit ter terechtzitting erkend. Ook is hij door de aangeefster [L.] herkend als de man die ’s middags bij haar aan de deur is geweest .
Na de overval zagen getuigen dat er drie personen uit de woning van [L.] kwamen en wegrenden. Deze drie personen droegen allen bivakmutsen. Door de getuige
J. [F.], die vlak in de buurt van de woning van [L.] woont, is verklaard dat hij omstreeks 23.30 uur uit het slaapkamerraam keek en dat hij toen een rood/bruine personenauto van het merk Hyundai zag komen aanrijden. Hij zag dat deze auto een inrit opdraaide tegenover zijn woning en daarna naar rechts reed in de richting van een parkeerplaats. Korte tijd later zag hij dat vier of vijf personen aan kwamen lopen uit de richting waar de auto geparkeerd stond. Omdat [F.] de zaak niet vertrouwde, is hij met zijn auto naar de parkeerplaats gereden. Daar zag hij dat de bewuste Hyundai geparkeerd stond en hij noteerde het kenteken: [nummer]
Onderzoek wees uit dat de auto op naam stond van verdachte. Tijdens de terechtzitting van 19 mei 2010 heeft verdachte bevestigd dat de bewuste auto op zijn naam stond, dat hij de bewuste avond ter plaatse is geweest met drie anderen en dat ze allen uit de auto zijn gestapt.
Door de politie werd een onderzoek ingesteld in de directe omgeving van de plaats delict. Op de Frans Halsstraat werd midden op de rijbaan, omstreeks 00.50 uur, een zwarte bivakmuts aangetroffen en in beslag genomen.
Deze bivakmuts werd voor onderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd. Door de officier van justitie werd opdracht gegeven een DNA-onderzoek ter verrichten aan de bivakmuts. Door het Nederlands Forensisch Instituut werd rondom het mondgat een monster veiliggesteld. Het DNA-profiel van de bemonstering kwam overeen met het DNA-profiel van de verdachte.
In een afgeluisterd telefoongesprek, waaraan – zoals hierna zal worden uiteengezet – door verdachte en medeverdachte [H.] werd deelgenomen, heeft verdachte het over “de Beuksebosseweg” waarop [H.] zegt dat hij hierover zijn mond moet houden en dat hij alweer veel te veel praat. Ook zegt [H.] dat de telefoon van verdachte “gevaarlijk” is.
In een ander afgeluisterd telefoongesprek tussen verdachte en [H.] waarin kennelijk ook over de overval werd gesproken, heeft verdachte gezegd “ik ben nog niet eens binnen geweest (…)”.
Deze telefoongesprekken gaan over de overval op de woning aan de Beukenbosweg. Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 mei 2010 verklaard dat hij [H.] heeft gebeld nadat hij van zijn vriendin – die op het politiebureau was geweest - had gehoord dat zijn, verdachtes, auto in de buurt was gezien.
Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat bij onder meer tapgesprek nummer 184 door de verbalisant de stemmen worden herkend van verdachte en [H.].
In de hiervoor bedoelde tapgesprekken werd gebruikt gemaakt van mobiele telefoons met de nummers [000000] en [000000]. Verdachte heeft verklaard dat hij gebruikt maakt van het telefoonnummer [000000]. [H.] heeft verklaard dat hij wel eens gebruikt maakt van het telefoonnummer [000000].
Hiermee staat voor de rechtbank vast dat de hiervoor genoemde tapgesprekken door verdachte en [H.] zijn gevoerd.
Verdachte ontkent bij de overval betrokken te zijn geweest. Hij heeft verklaard dat hij de bivakmutsen heeft gekocht om te paintballen met de medeverdachten [H.], [D.] en [B.]. Verdachte heeft verklaard bij mevrouw [L.] te hebben aangebeld omdat hij op zoek was naar [H.], [D.] en [B.], met wie hij naar Kerkrade was gereden en die waren uitgestapt om naar de meisjes te gaan. Verdachte heeft verder verklaard dat hij ’s avonds deze drie personen weer naar Kerkrade heeft gereden. Hij wist niet wat ze gingen doen.
Verdachte zelf is via het huis van een vriend, die niet thuis was, naar huis gereden en zou toen van [H.] telefonisch gehoord hebben dat ze een woning waren binnen gegaan.
Ten aanzien van de verklaring van de verdachte met betrekking tot het doel waarvoor de bivakmutsen werden gekocht, overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 mei 2010 verklaard dat hij de bivakmutsen heeft gekocht van het geld dat de medeverdachte [D.] hem had gegeven. De bivakmutsen waren bedoeld voor het spelen van paintball. Het feit dat op één van deze bivakmutsen zijn DNA is aangetroffen is volgens verdachte logisch omdat hij de bivakmutsen immers heeft gekocht. Ook heeft hij een bivakmuts aan zijn vriendin laten zien en deze daartoe over zijn hoofd getrokken..
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 20 juli 2010 naar voren gebracht dat deelnemers aan het spel paintball een helm en een bril moeten dragen ter bescherming van het hoofd en gezicht. Een bivakmuts wordt dan ook niet gedragen ter bescherming maar hooguit in verband met de hygiëne. Onder de helm wordt vanuit hygiënisch oogpunt wel een dunne bivakmuts gedragen, maar deze laat het gezicht geheel vrij.
Gelet op deze uitleg, die de rechtbank zeer aannemelijk voorkomt, acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet geloofwaardig, juist omdat verdachte dikke, warme bivakmutsen heeft gekocht met drie gaten. Daar komt bij dat geen van de medeverdachten de verklaring van verdachte, dat de bivakmutsen bedoeld waren voor het spelen van paintball, bevestigt.
Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij niet wilde dat de jongens de bivakmutsen in de auto zouden bekijken (p. 154), hetgeen bevreemdt als de mutsen voor paintball met hen bedoeld waren.
Blijkens de verklaring van de medewerkster van de Dumpstore zijn de bivakmutsen, anders dan verdachte heeft verklaard, gekocht op dinsdag 25 augustus 2009. Dat is dus op de dag van de overval. Uit camerabeelden volgt ook dat verdachte zich op 25 augustus 2009 ’s middags op de straat voor de Dumpstore bevond.(p. 140/141) Ter terechtzitting van 19 mei 2010 heeft verdachte verklaard dat hij de man met het witte petje is. Daarmee komt ook de verklaring van verdachte, dat de mutsen ’s avonds zijn opgehaald door [Y.] en [K.] in een ander daglicht te staan.
Gelet op het voorgaande is de lezing die verdachte heeft gegeven over de aanschaf van de bivakmutsen in ieder geval deels niet juist, terwijl de rechtbank de lezing, dat de bivakmutsen nodig waren voor paintball - mede gelet op hetgeen de officier van justitie daaromtrent heeft opgemerkt - niet aannemelijk acht.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte de bivakmutsen heeft gekocht voor de overval op de woning van [L.].
Verdachte heeft verklaard dat hij op de dag van de overval met de jongens naar Kerkrade is gereden omdat de jongens naar de meisjes wilden. Ze zouden in een huis zijn dat op de hoek van de grote weg lag. Verdachte moest in de auto blijven wachten. Toen het allemaal te lang duurde, is hij naar de woning van [L.] gegaan en hij vroeg aan haar waar het adres Sint Quirinusstraat 50 was. Het feit dat hij langs [L.] de woning heeft in gekeken, verklaart verdachte door het feit dat [L.] in haar onderbroekje aan de deur stond en verdachte het kennelijk wilde doen voorkomen dat hij dit niet had gezien. In de avonduren is verdachte wederom met de jongens naar Kerkrade gereden, omdat ze weer naar de meisjes wilden. Verdachte heeft de jongens afgezet en is naar een vriend gegaan.
[H.] heeft verklaard dat verdachte hem in gezelschap van drie andere hem onbekende mannen in zijn auto is komen ophalen, althans één van die jongens kende hij van gezicht. In Kerkrade wees verdachte hem een hoekwoning aan. Hij deelde [H.] mee dat hij een tip had gekregen dat er veel geld in dit huis te halen zou zijn. Verdachte wilde het geld uit het huis halen. Samen met verdachte en een hem onbekende jongen is [H.] uit de auto gestapt en hebben ze de hoekwoning bekeken.
De rechtbank acht de verklaring van [H.] op dit punt geloofwaardiger, namelijk dat verdachte naar de woning van [L.] is gegaan om de boel te verkennen. [L.] heeft verklaard dat ze helemaal niet de deur in haar onderbroekje heeft geopend, zoals verdachte de rechtbank wil doen geloven. Daarnaast is het naar het oordeel van de rechtbank vreemd dat verdachte aan [L.] naar de Sint Quirinusstraat 50 heeft gevraagd en niet of de jongens daar waren, iets dat meer voor de hand had gelegen.
Ook deze verklaring van de verdachte acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Ten slotte merkt de rechtbank op, dat uit het hiervoor bedoelde tapgesprek (nr. 183 – pagina 368) blijkt dat [H.] de verklaring van de verdachte min of meer bevestigt, nu hij zegt dat hij weet dat verdachte niet in de woning van [L.] is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is dit ook juist. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte bij de auto is gebleven of op de uitkijk heeft gestaan en dat drie mededaders de woning van [L.] zijn binnengegaan.
De rechtbank merkt tenslotte op dat uit een onderzoek van de door verdachte en [H.] gebruikte mobiele telefoons niet is gebleken dat er in de eerste uren na de overval telefonisch contact is geweest tussen [H.] en verdachte.
Gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met anderen een overval heeft gepleegd op de woning van [L.] en heeft geprobeerd geld en/of goederen weg te nemen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij dit feit en dat de rol van verdachte, ondanks dat hij niet in de woning van [L.] is geweest, dermate essentieel is geweest, dat verdachte voor het medeplegen van dit feit moet worden veroordeeld.
De rechtbank acht de feiten 2 en 3 eveneens wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie;
- de aangifte van K.D.P. [H.].
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 25 augustus 2009 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan C.G.A. [L.], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [L.], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders
- voorzien van een breekijzer en gemaskerd de woning, gelegen aan de [adres], hebben betreden door een raam van die woning in te slaan en
- een laken over die [L.] heeft getrokken teneinde die [L.] in bedwang te houden en
- hebben toegevoegd de woorden:"Wo ist das geld, wo ist das geld, wo ist die kluis", in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking en
- die woning hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 9 april 2009 in de gemeente Heerlen opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [X.] [L.] (geboren 2 februari 2009), met het hoofd tegen een deurstijl heeft geduwd, door de moeder, die [X.] op de arm had, met kracht te duwen, waardoor [X.] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 9 april 2009 in de gemeente Heerlen opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten K.D.P. [H.], in/tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
mishandeling, begaan tegen zijn kind;
feit 3:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek van het voorarrest. Van dit feit is niet alleen de aangeefster [L.] het slachtoffer geworden, maar ook haar driejarig dochtertje.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft terzake feit 1 geconcludeerd tot vrijspraak. Terzake de feiten 2 en 3 heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft samen met anderen een overval gepleegd met de bedoeling geld te stelen. Dat dit niet is gelukt is niet aan verdachte of zijn mededaders te danken, maar komt enkel door het feit dat er geen geld in de woning is gevonden. De slachtoffers waren een moeder en haar pas 3 jarige dochter. De moeder werd een laken over haar hoofd getrokken om haar in bedwang te houden. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank de schriftelijke slachtofferverklaring voorgehouden van de moeder, waarin zij beschrijft wat de gevolgen voor haar en haar kind zijn geweest. Volwassen mensen en zeker kleine kinderen moeten zich veilig kunnen voelen in hun eigen woning. Dit gevoel is door verdachte en zijn mededaders ernstig geschaad.
Daarnaast heeft verdachte zijn vriendin en kind mishandeld. Ook hier geldt dat verdachte het gevoel van veiligheid dat mensen in een relatie mogen hebben, ernstig heeft geschaad.
De rechtbank heeft het strafblad van verdachte gezien en daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor openlijke geweldpleging.
Naar het oordeel van de rechtbank is de straf zoals door de officier van justitie gevorderd dan ook een passende sanctie. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek van het voorarrest.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 300, 304, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en
mr. I. Becker-Hartenhof, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 augustus 2010.
Buiten staat
Mr. I. Becker-Hartenhof is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2009 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan C.G.A. [L.] en/of F.M.M.M. [N.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [L.], te plegen met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- voorzien van een breekijzer en gemaskerd de woning, gelegen aan de [adres], heeft/hebben betreden door een raam van die woning in te slaan en/of
- een laken over die [L.] heeft getrokken teneinde die [L.] in bedwang te houden en/of
- heeft/hebben toegevoegd de woorden:"Wo ist das geld, wo ist das geld, wo ist die kluis", in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
J.F.A.G. [H.] op of omstreeks 25 augustus 2009 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door die [H.] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan C.G.A. [L.] en/of F.M.M.M. [N.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [H.] en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [L.], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- voorzien van een breekijzer en gemaskerd de woning, gelegen aan de [adres], heeft/hebben betreden door een raam van die woning in te slaan en/of
- een laken over die [L.] heeft getrokken teneinde die [L.] in bedwang te houden en/of
- heeft/hebben toegevoegd de woorden:"Wo ist das geld, wo ist das geld, wo ist die kluis", in elk geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- die woning heeft/hebben doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 augustus 2009 in de gemeente Kerkrade en/of in de gemeente Heerlen opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door voor die [H.] en/of
diens mededader(s) bivakmutsen te kopen/aan te schaffen en/of die [H.] en/of diens mededader(s) in een door hem, verdachte, bestuurde personen naar en/of van de plaats van het misdrijf te vervoeren;
2.
hij op of omstreeks 9 april 2009 in de gemeente Heerlen opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [X.] [L.] (geboren 2 februari 2009), met kracht (met het hoofd) (tegen een deurstijl) heeft geduwd, door de moeder, die [X.] op de arm had, met kracht vooruit althans weg te duwen, waardoor [X.] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 9 april 2009 in de gemeente Heerlen opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten K.D.P. [H.], meermalen althans eenmaal (in/tegen het gezicht) heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/703372-09
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 3 augustus 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats/datum],
wonende te [adres].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. B.M.A. Jegers, advocaat te Heerlen.