ECLI:NL:RBMAA:2010:BN4861

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/640742-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van conducteurs door vrouw met HIV-besmetting

Op 9 augustus 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die zonder geldig vervoersbewijs met de trein reisde. Tijdens haar aanhouding door twee conducteurs van de Nederlandse Spoorwegen verzet zij zich heftig. De vrouw beet beide conducteurs in hun vingers, sloeg een van hen met een koekenpan en knijpte de ander in zijn geslachtsdelen, wat leidde tot ernstige pijn en letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, omdat zij willens en wetens de kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard, vooral gezien haar HIV-besmetting. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat mensenbeten gevaarlijk zijn en kunnen leiden tot ernstige infecties. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan wederspannigheid en het reizen zonder geldig vervoersbewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, alsook een geldboete van €90,- voor het reizen zonder kaartje. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde conducteurs, die respectievelijk €1.694,- en €1.544,- vorderden voor de geleden schade. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld tegen openbaar vervoerspersoneel en de gevolgen van dergelijk gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/640742-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 augustus 2010
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. J.J.M. Heuvelmans, advocaat te Simpelveld.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juli 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft gepoogd twee conducteurs van de Nederlandse Spoorwegen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel deze conducteurs heeft mishandeld;
Feit 2: verzet heeft gepleegd bij haar arrestatie;
Feit 3: zonder geldig vervoersbewijs met de trein heeft gereisd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle drie de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn op grond van de verklaringen van beide conducteurs en de getuige [naam getuige], de medische gegevens in het dossier, alsmede de bekennende verklaring van verdachte.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ervoor gepleit de verdachte van alle drie de feiten vrij te spreken. Hij heeft zijn pleidooi op schrift gesteld en verzocht deze pleitnota aan het dossier toe te voegen. Kort samengevat komt zijn betoog erop neer dat verdachte niet het opzet had de aangevers te mishandelen, dan wel hun zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Zij heeft slechts uit zelfverdediging gehandeld. Verdachte is bovendien weliswaar besmet met het HIV-virus, maar uit door de raadsman overgelegde medische stukken zou blijken dat het onmogelijk was dat dit virus op de slachtoffers zou worden overdragen.
Voor wat betreft het reizen zonder geldig treinkaartje heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte in de trein aan de conducteur heeft aangeboden een kaartje te kopen. Op dit aanbod werd niet ingegaan. Hierdoor kan echter niet gezegd worden dat verdachte heeft geweigerd een kaartje te kopen. Om die reden moet zij ook van feit 3 worden vrijgesproken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen:
[naam benadeelde partij 1], werkzaam als conducteur en Buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Nederlandse Spoorwegen (verder: NS), heeft verklaard. Op 16 oktober 2008 controleerde ik in de trein, komende vanuit Landgraaf en gaande naar Eygelshoven (gemeente Kerkrade), een donkerkleurige vrouw. Zij deelde mij dat zij geen vervoersbewijs had. Ik vroeg om haar identiteitsbewijs, maar de vrouw weigerde dit te tonen.
Toen de trein stopte op het station te Eygelshoven sprong de vrouw op. Ze duwde mij opzij en liep de trein uit. Ik liep achter haar aan. Op het perron begon de vrouw tegen mij te schreeuwen dat ik een racist was. Hierop kwam mijn collega , genaamd [naam benadeelde partij 2], ook het perron op. Wij vroegen de vrouw te blijven staan. De vrouw begon toen nog harder te schreeuwen en uitte de nodige beledigingen. [naam benadeelde partij 2] deelde de vrouw mede dat ze was staande gehouden. De vrouw wilde echter niet blijven staan. Mijn collega en ik gingen voor de vrouw staan, met de handen op de rug. De vrouw liep enkele keren tegen [naam benadeelde partij 2] en mij aan. [naam benadeelde partij 2] pakte de vrouw toen bij de arm. Ik zag vervolgens dat de vrouw zich bukte en een koekenpan uit haar tas haalde. Hiermee sloeg ze [naam benadeelde partij 2] tegen de zijkant van zijn gezicht. [naam benadeelde partij 2] en ik probeerden de vrouw de pan af te nemen. De vrouw beet [naam benadeelde partij 2] vervolgens in zijn duim. Het lukte mij om de vrouw de pan af te nemen. Direct daarop beet de vrouw ook mij, en wel in mijn wijsvinger. Ik voelde hevige pijn. Vervolgens greep de vrouw mij bij mijn kruis. Ik voelde dat de vrouw mijn penis en testikels beet pakte en hierin begon te knijpen en te draaien. Ik had zoveel pijn dat het mij zwart voor de ogen werd. Ik voelde mijn benen niet meer en ben vervolgens op de grond gevallen. Ik weet niet zeker of ik even bewusteloos ben geweest, maar ik was in ieder geval even onwel. In de tussentijd is er een derde man (vanaf de straat) te hulp geschoten en gedrieën weten wij de vrouw in bedwang te houden, totdat even later de politie komt. De betreffende vrouw werd vervolgens door de politie meegenomen.
Ik ben ter controle naar het ziekenhuis gegaan. Daar kreeg ik te horen dat de vrouw die [naam benadeelde partij 2] en mij gebeten had HIV-besmet was. ik heb medicijnen gekregen om mogelijke besmettingen te voorkomen.
[naam benadeelde partij 2], eveneens conducteur en Buitengewoon opsporingsambtenaar bij de NS, heeft verklaard. De vrouw reisde zonder kaartje, zij stapte uit, begon vervolgens [naam benadeelde partij 1] en mij voor racisten uit te schelden en ik hield deze vrouw vervolgens aan. Hierop werd de vrouw nog agressiever en begon ze te duwen. Ik heb haar vervolgens bij de arm gepakt. Toen pakte de vrouw een koekenpan uit haar tas en sloeg mij hiermee tegen de zijkant van mijn hoofd. Dit deed pijn. De vrouw beet mij ook in mijn duim. Ook dit deed pijn. Ik zag op een bepaald moment dat mijn collega [naam benadeelde partij 1] mij met een vreemde blik in zijn ogen aankeek. Ik zag toen dat de vrouw met haar hand de testikels van [naam benadeelde partij 1] vast had. Samen met een inmiddels te hulp gesnelde voorbijganger hebben wij de vrouw in bedwang gehouden, totdat de politie kwam.
Ik ben ter controle naar het ziekenhuis gegaan. Daar heb ik twee tetanusspuiten gekregen. Bovendien kreeg ik te horen dat de vrouw die mij gebeten had waarschijnlijk AIDS had. Ik heb medicijnen gekregen om mogelijke besmettingen te voorkomen.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard in de trein te hebben gereisd zonder hiervoor een vervoersbewijs te hebben.
Ten aanzien van hetgeen er vervolgens op het perron is gebeurd, heeft verdachte bij de politie verklaard beide conducteurs te hebben gebeten, een van de conducteurs met een pan in zijn gezicht te hebben geslagen en de andere bij zijn geslachtsdelen te hebben gepakt. Voorts heeft zij verklaard dat zij inderdaad HIV-besmet is.
Ten aanzien van feit 1:
Gelet op de verklaringen van [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [naam benadeelde partij 2] met een pan tegen het hoofd heeft geslagen, [naam benadeelde partij 1] in zijn geslachtsdelen heeft geknepen en hiermee heeft gedraaid en de beide controleurs respectievelijk in de duim en vinger heeft gebeten, terwijl zij wist dat zij HIV-besmet was. [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] hebben hierdoor pijn en letsel ondervonden.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend te hebben gebeten. Aangezien de rechtbank geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van haar eerdere, bekennende, verklaring hecht de rechtbank geen geloof aan haar latere ontkenning.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is, of de gepleegde handelingen een poging tot zware mishandeling, dan wel een “eenvoudige” mishandeling opleveren.
De rechtbank overweegt hieromtrent allereerst dat uit de medische verklaringen die de raadsman heeft overgelegd, niet blijkt dat het volstrekt onmogelijk was dat de HIV-besmetting van verdachte op de aangevers zou worden overgedragen. In de “Bescheinigung” van de Aids-Hilfe te Münster staat alleen dat ten tijde van de tenlastelegging de viruslast bij verdachte onder de aantoonbare grens lag. Uit het schrijven van het AZM te Maastricht blijkt dat bij een ondetecteerbare HIV-1 bloedplasma concentratie wordt aangenomen dat het HIV transmissie risico lager is dan in een tabel genoemd. De betreffende tabel is echter niet bijgevoegd, terwijl bovendien niet blijkt wat een en ander nu precies betekent voor de onderhavige zaak. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat er in ieder geval toch enige kans bestond dat [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] door het bijten van verdachte met het HIV-virus besmet zouden zijn. In dat oordeel wordt zij gesteund door het gegeven dat uit de medische informatie in het dossier blijkt dat de artsen het kennelijk noodzakelijk achtten dat [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] na 1, 3 en 6 maanden nogmaals werden getest op HIV.
De rechtbank overweegt voorts dat het een feit van algemene bekendheid is dat mensenbeten, ook indien geen gevaar op HIV-besmetting aanwezig zou zijn, de aanmerkelijke kans met zich brengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit algemeen toegankelijke bronnen blijkt dat mensenbeten gevaarlijk zijn, omdat met de beet schadelijke bacteriën uit de mond in de huid en/of bloedbaan van de andere persoon kunnen worden gebracht. Hierdoor kunnen moeilijk te behandelen infecties ontstaan. Het risico op infectie door een mensenbeet is groot en kan mogelijk zelfs de dood tot gevolg hebben (zie in deze zin ook Hoge Raad 5 januari 2010, LJN BK3377). Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte, alleen al door het - tot bloedens toe - bijten in de vinger dan wel duim van [naam benadeelde partij 1] respectievelijk [naam benadeelde partij 2], willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op zwaar lichamelijk letsel bij die [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2].
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook het slaan met een pan tegen het gezicht als zodanig moet worden beschouwd, aangezien een pan een hard voorwerp is en het gezicht en het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam. Tot slot kan ook het knijpen in, en draaien met, de geslachtsdelen van een man (op een dusdanige manier dat het hem zwart voor de ogen wordt) naar het oordeel van de rechtbank zonder meer zwaar lichamelijk letsel (zoals onvruchtbaarheid) tot gevolg hebben. Ook door deze handelingen te plegen heeft verdachte derhalve willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard op zwaar lichamelijk letsel bij [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2].
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De raadsman heeft nog gesteld dat verdachte uit zelfverdediging heeft gehandeld. Aangezien hij deze stelling niet heeft onderbouwd en de rechtbank ook ambtshalve niet van noodweer is gebleken, zal de rechtbank dit verweer zonder verdere motivering verwerpen.
Ten aanzien van feit 2:
Gelet op de bovenstaande verklaringen van [naam benadeelde partij 1], [naam benadeelde partij 2] en verdachte, acht de rechtbank ook het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, aangezien zowel [naam benadeelde partij 1] als [naam benadeelde partij 2] tijdens het incident als Bijzonder opsporingsambtenaar werkzaam waren en verdachte door hen was aangehouden.
Ten aanzien van feit 3:
Gelet op de bovenstaande verklaring van [naam benadeelde partij 1] en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan. Door de raadsman is nog naar voren gebracht dat verdachte wel zou hebben geprobeerd een kaartje te kopen, maar dat dit niet gelukt is. Dit feit op zich doet niet af aan de bewezenverklaring, aangezien verdachte vervolgens toch zonder kaartje in de trein is gestapt en “opzet” bij dit feit geen vereiste is.
Voor zover het betoog van de raadsman moet worden opgevat als een afwezigheid van alle schuld-verweer, merkt de rechtbank op dat conducteur [naam benadeelde partij 1] ter terechtzitting als getuige is gehoord. In die hoedanigheid heeft hij verklaard dat hij verdachte in de trein in de gelegenheid heeft gesteld een kaartje te kopen. Hiertoe diende verdachte haar identiteitsbewijs te tonen, zodat haar vervolgens een kaartje met een zogenoemd “uitstel van betaling” kon worden aangeboden. Dergelijke kaartjes worden pas naderhand via de klantenservice van de NS door de klant betaald. Aangezien verdachte weigerde haar identiteitsbewijs te tonen, heeft [naam benadeelde partij 1] haar geen kaartje kunnen verkopen. Verdachte heeft zowel ter zitting als bij de politie verklaard dat zij haar identiteitsbewijs inderdaad niet wilde tonen. Het betoog van de raadsman dat verdachte geen schuld treft, snijdt derhalve geen hout.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 16 oktober 2008 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen, genaamd [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2], beiden werkzaam als Bijzonder Opsporings Ambtenaar bij de Nederlandse Spoorwegen (conducteur) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [naam benadeelde partij 1] en voornoemde [naam benadeelde partij 2] in de respectievelijk vinger en duim heeft gebeten, terwijl zij, verdachte, wist dat zij draagster was van het HIV virus, en voornoemde [naam benadeelde partij 2] met een pan tegen het hoofd heeft geslagen, en meergenoemde [naam benadeelde partij 1] bij zijn geslachtsdelen heeft gepakt of gegrepen en vervolgens met kracht daarin heeft geknepen en daarmee heeft gedraaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 16 oktober 2008 in de gemeente Kerkrade toen de aldaar dienstdoende [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2], beiden werkzaam als Bijzonder Opsporings Ambtenaar bij de Nederlandse Spoorwegen, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 70 Wet Personen Vervoer, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te slaan en bijten, tengevolge waarvan de opsporingsambtenaren [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] enig lichamelijk letsel bekwamen;
3.
op 16 oktober 2008 in de gemeente Kerkrade gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer, te weten een trein van de N.V. Nederlandse Spoorwegen, zonder een hiervoor geldig vervoerbewijs.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop gepleegd met
feit 2:
wederspannigheid, terwijl de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben, meermalen gepleegd;
feit 3:
niet naleving van het bepaalde bij artikel 70, eerste lid, van de Wet personenvervoer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Ten aanzien van feit 3 heeft hij een geldboete van € 90,- gevorderd.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht geen straf op te leggen in verband met de door hem bepleitte vrijspraak en subsidiair te volstaan met een werkstraf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Uitgaande van de landelijke Oriëntatiepunten die door de rechtbanken worden gehanteerd bij de bepaling van straffen inzake (poging tot) zware mishandeling, zou voor een mishandeling als de onderhavige in beginsel een gevangenisstraf van enkele maanden op zijn plaats zijn. De rechtbank acht hier echter een aanzienlijk langere straf geboden. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat het hier gaat om geweld tegen twee personen, terwijl het hele incident begonnen is vanwege iets kleins. Verdachte reisde met de trein zonder geldig vervoersbewijs. Dat is een lichte overtreding, die zonder enige probleem afgedaan had kunnen worden met een beperkte geldboete. Verdachte heeft echter niet willen accepteren dat zij iets fout gedaan had. Toen de conducteurs haar wilden aanhouden, begon zij te schelden en werd zij agressief. Zij heeft de twee conducteurs aangevallen en heeft zich hierbij volgens de getuige [naam getuige] gedragen als een beest. Er waren drie volwassen mannen nodig om haar in bedwang te houden. De rechtbank acht dergelijk gedrag absoluut afkeurenswaardig.
Daar komt bij dat verdachte in haar fysieke agressie de conducteurs onder meer heeft gebeten, terwijl zij wist dat ze HIV-besmet was. Aan de betroffen conducteurs werd al snel meegedeeld dat de kans op besmetting minimaal zou zijn, maar voor de zekerheid moesten zij zich nog een half jaar onder controle stellen. Hierdoor hebben zij toch een half jaar lang in onzekerheid verkeerd. Dit is een moeilijk half jaar geweest voor zowel de conducteurs als voor hun echtgenotes en familie. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft ter terechtzitting op geen enkele wijze laten blijken dat zij spijt heeft van haar gedrag. Integendeel: zij kwam terug op haar eerdere bekentenis en vond dat niet zij, maar juist de conducteurs de schuldigen waren. Verdachte neemt klaarblijkelijk geen enkele verantwoordelijkheid voor haar daden.
Dit alles maakt dat aan verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd van 10 maanden. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie voorgesteld, acht de rechtbank, gelet op de houding van verdachte ter terechtzitting, niet zinvol.
Voor het reizen zonder kaartje zal verdachte bovendien de daarvoor staande boete van € 90,- worden opgelegd.
6 De benadeelde partij
Voor de aanvang van de terechtzitting hebben [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2], beiden domicilie kiezende ten kantore van de Nederlandse Spoorwegen N.V. te 3501 DG Utrecht, Postbus 19298, zich gevoegd als benadeelde partij als bedoeld in de artikelen 51a en 51b van het Wetboek van Strafvordering. Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van de benadeelde partijen hun respectieve vorderingen als volgt aangevuld.
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 1.694,- terzake van feit 1 primair, waarvan € 294,- aan materiële schade en € 1.400,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 1.544,- terzake van feit 1 primair, waarvan € 144,- aan materiële schade en € 1.400,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen in verband met de door hem bepleite vrijspraak.
De rechtbank is van oordeel dat beide vorderingen in zijn geheel dienen te worden toegewezen, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partijen [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] door het hiervoor onder feit 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot de door hen gevorderde bedragen van respectievelijk € 1.694,- en € 1.544,- en aan verdachte ter zake van dit feit een straf zal worden opgelegd.
Nu verdachte onder meer ter zake van het onder 1 primair zal worden veroordeeld en zij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partijen [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 55, 57, 62, 181, 182 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 70 en 101 van de Wet personenvervoer 2000, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot een geldboete van € 90,-, subsidiair 1 dag vervangende hechtenis;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1], Postbus 19298, 3501 DG Utrecht van een bedrag van € 1.694,-;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij 1], € 1.694,- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] doet vervallen en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2], Postbus 19298, 3501 DG Utrecht van een bedrag van € 1.544,-;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij 2], voornoemd bedrag te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] doet vervallen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. E.W.A. van den Berg en mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van J.M.A. Haanen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 augustus 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 16 oktober 2008 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en) genaamd [naam benadeelde partij 1] en/ of [naam benadeelde partij 2], beiden werkzaam als Bijzonder Opsporings Ambtenaar bij de Nederlandse Spoorwegen (conducteur) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [naam benadeelde partij 1] en/of voornoemde [naam benadeelde partij 2] (in de respectievelijk vinger en/of duim) heeft gebeten, terwijl zij, verdachte, wist dat zij draagster was van het HIV virus, dan wel besmet was met AIDS, en/of voornoemde [naam benadeelde partij 2] met een pan, in elk geval een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam, heeft geslagen, en/of meergenoemde [naam benadeelde partij 1] bij zijn geslachtsdelen heeft gepakt en/of gegrepen en/of vervolgens met kracht daarin heeft geknepen en/of daarmee heeft gedraaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 16 oktober 2008 in de gemeente Kerkrade, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [naam benadeelde partij 1], werkzaam als Bijzonder Opsporingsambtenaar bij de Nederlandse Spoorwegen (conducteur), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, (in zijn vinger) heeft gebeten en/of die [naam benadeelde partij 1] bij zijn geslachtsdelen heeft gepakt en/of gegrepen en/of vervolgens met kracht daarin heeft geknepen en/of daarmee heeft gedraaid, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en/of
zij op of omstreeks 16 oktober 2008 in de gemeente Kerkrade, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [naam benadeelde partij 2], werkzaam als Bijzonder Opsporingsambtenaar bij de Nederlandse Spoorwegen (conducteur), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, [naam benadeelde partij 2] (in zijn duim) heeft gebeten en/of die [naam benadeelde partij 2] met een pan, in elk geval met een soortgelijk voorwerp, op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam heeft geslagen;
2.
zij op of omstreeks 16 oktober 2008 in de gemeente Kerkrade toen de aldaar dienstdoende [naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2], beiden werkzaam als Bijzonder Opsporingsambtenaar bij de Nederlandse Spoorwegen verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 70 Wet Personen Vervoer, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te slaan en/of bijten, tengevolge waarvan de opsporingsambtenaar [naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2] enig lichamelijk letsel bekwam;
3.
zij op of omstreeks 16 oktober 2008 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland, gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer, te weten een trein van de N.V. Nederlandse Spoorwegen, zonder een hiervoor geldig vervoerbewijs;
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/640742-08
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 9 augustus 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
Aangezien de verdachte blijk geeft niet de Nederlandse, doch wel de Engelse taal te verstaan, heeft het onderzoek plaats met bijstand van een persoon, opgevende te zijn , wonende te , tolk voor de Engelse taal, die alvorens met haar/zijn werkzaamheden aan te vangen in handen van de rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte heeft afgelegd haar/zijn taak als tolk naar geweten te zullen vervullen.
Al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertolkt.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. J.J.M. Heuvelmans, advocaat te Simpelveld.