ECLI:NL:RBMAA:2010:BO0146

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-993007-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak valsheid in geschrift en veroordeling gewoontewitwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de valsheid in geschrift, omdat er onvoldoende bewijs was dat de bedrijfsadministratie van de B.V. valselijk was opgemaakt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij opzettelijk valse facturen had opgemaakt of vervalst, aangezien er aanwijzingen waren dat goederen mogelijk wel waren geleverd, ondanks de ongebruikelijke transacties.

Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen. Gedurende een periode van ongeveer tien maanden had de verdachte herhaaldelijk aanzienlijke geldbedragen overgemaakt van een bankrekening in Curaçao naar twee Nederlandse bankrekeningen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat deze geldbedragen afkomstig waren uit misdrijf, en dat hij op deze manier betrokken was bij een BTW-carrousel, wat ernstige gevolgen had voor de legale internationale handel en belastingheffing.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank besloot uiteindelijk om de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar, en benadrukte dat de verdachte zich moest onthouden van strafbare feiten in deze periode. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten en de blanco strafblad van de verdachte mee in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/993007-10
Datum uitspraak: 12 oktober 2010
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2010 bij verstek gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
[A. B.V.], verder te noemen 'de B.V.' op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van de maand maart 2005 tot en met de maand juni 2005 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) (een deel van) de bedrijfsadministratie van de B.V. - zijnde (dat deel van) die bedrijfsadministratie (telkens) (een) (samenstel van) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft de B.V. en/of een of meer van haar mededader(s) toen aldaar (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven, in (dat deel van) die bedrijfsadministratie opgenomen, althans doen of laten opnemen
- een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [D. GmbH], (telkens) gericht aan de B.V., voorzien van de/het factuurnummer(s) FA 2005 000 141 (D-2a) en/of FA 2005 000 142 (D-2b) en/of FA 2005 000 143 (D-2c) en/of FA 2005 000 144 (D-2d) en/of FA 2005 000 145 (D-2e) en/of FA 2005 000 146 (D-2f) en/of FA 2005 000 147 (D-2g) en/of FA 2005 000 148 (D-2h) en/of FA 2005 000 149 (D-2i) en/of FA 2005 000 150 (D-2j) en/of
- drie, althans een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [T. Ltd], (telkens) gericht aan de B.V., voorzien van de/het factuurnummer(s) 3493 (D-4b) en/of 3494 (D-4e) en/of 3495 (D-4h) en/of
- twee, althans een factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van de B.V., (telkens) gericht aan [H.], voorzien van de/het factuurnummer(s) 0000000005/05 (D-1b) en/of 0000000006 (D-2k) en/of
- een factuur, volgens factuuropdruk afkomstig van de B.V., gericht aan [T. Ltd], voorzien van het factuurnummer 0000000092 (D-3c) en/of
- een factuur, volgens factuuropdruk afkomstig van de B.V., gericht aan [D.], voorzien van het factuurnummer 0000000097 (D-3e) en/of
- een factuur, volgens factuuropdruk afkomstig van de B.V., gericht aan [T.], voorzien van het factuurnummer 0000000154 (D-3i) en/of
- een factuur, volgens factuuropdruk afkomstig van de B.V., gericht aan [T..], voorzien van het factuurnummer 0000000118 (D-3k) en/of
- een factuur, volgens factuuropdruk afkomstig van de B.V., gericht aan [I.I.M.], voorzien van het factuurnummer 0000000143 (D-3l) en/of
- drie, althans een of meer factu(u)r(en), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van de B.V., (telkens) gericht aan [D. GmbH], voorzien van de/het factuurnummer(s) 0000000204 (D-4c) en/of 0000000205 (D-4f) en/of 0000000206 (D-4i) en/of
een of meer (andere) factu(u)r(en), (telkens) afkomstig van en/of gericht aan de B.V., zoals vermeld op het overzicht bijlage AH-7, deel uitmakend van het proces-verbaal dossiernummer 45021,
(telkens) terzake levering aan en/of door de B.V. van goederen en/of het verrichten voor en/of door de B.V. van diensten tegen de op die factu(u)r(en) vermelde prijzen/prijs, zulks terwijl de levering van goederen en/of het verrichten van diensten, zoals op die factu(u)r(en) vermeld en/of tegen de op die factu(u)r(en) vermelde prijzen in werkelijkheid (telkens) niet hebben/heeft plaatsgevonden,
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende hij, verdachte, (telkens) opdracht gegeven tot die/dat feit(en) en/of feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging(en);
2.
hij in of omstreeks de periode van de maand april 2005 tot en met de maand januari 2006 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders, toen en daar krachtens die gewoonte
- op of omstreeks 15 april 2005 een giraal geldbedrag groot $ 7.500,- en/of
- op of omstreeks 9 mei 2005 een giraal geldbedrag groot $ 38.000,- en/of
- op of omstreeks 13 mei 2005 een giraal geldbedrag groot $ 20.000,- en/of
- op of omstreeks 1 juni 2005 een giraal geldbedrag groot $ 24.000,- en/of
- op of omstreeks 20 juni 2005 een giraal geldbedrag groot $ 50.000,-
verworven en/of voorhanden gehad door die girale geldbedragen voornoemd (telkens) te laten overmaken op de onder het beheer van hem, verdachte en/of zijn mededader(s) staande bankrekening bij de Rabobank onder nummer 107147904 ten name van [A. B.V.] en/of
- op of omstreeks 15 augustus 2005 en/of op of omstreeks 30 januari 2006 (telkens) een giraal geldbedrag groot $ 10.000,- verworven en/of voorhanden gehad door die girale geldbedragen voornoemd (telkens) te laten overmaken op de onder het beheer van hem, verdachte en/of zijn mededader(s) staande bankrekening bij de Rabobank onder nummer 107147823 ten name van [R.T. B.V.].,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) (telkens) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit enig misdrijf.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aan verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat [A. B.V.] (B.V.) valsheid in geschrift heeft gepleegd door (een deel van) de bedrijfsadministratie valselijk op te maken of te vervalsen door in een aantal facturen te doen of laten opnemen dat levering(en) zijn gedaan aan of door de B.V., terwijl de levering van goederen c.q. diensten in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden, terwijl verdachte opdracht dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging(en).
De rechtbank ziet zich, gelet op de tenlastelegging, voor de vraag gesteld of de op de facturen voorkomende goederen inderdaad niet zijn geleverd.
Op grond van het onderhavige dossier heeft zij vastgesteld dat een aantal van de door verdachte gefactureerde transacties niet op de gebruikelijke wijze heeft plaatsgevonden. Gebleken is immers dat verdachte in een aantal gevallen een factuur heeft uitgeschreven voor een mogelijke afnemer, terwijl op de betreffende factuur geen adresgegevens waren vermeld. Ook is gebleken dat er diverse malen facturen zijn uitgegaan voordat de Purchase Order was verzonden, dat goederen in een aantal gevallen al werden vrijgegeven zonder dat zij volledig betaald waren en dat er meerdere keren sprake was van Third Party Payments, inhoudende dat klanten direct aan de leverancier dienen te betalen in plaats van aan de tussenpersoon. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij geen goed gevoel had over de door hem uitgevoerde handel en dat hij de door hem verhandelde goederen nimmer heeft gezien.
Op grond van het dossier kan de rechtbank niet uitsluiten dat er goederen zijn geleverd. Met betrekking tot [D.], de leverancier van [A. B.V.], wordt door [P.] immers verklaard dat de zaakvoerder van [D.], [W.W.], in verband met GSM-trading onder meer het transport van de goederen regelde en dat de goederen werden geleverd in Parijs in een warehouse en daar werden opgehaald door de klant (pagina 53 van het dossier). Ten aanzien van [A. B.V.] is in een proces-verbaal terzake van de modus operandi vermeld dat de mobiele telefoons vanuit opslagplaatsen in het Verenigd Koninkrijk zijn vervoerd naar Zwitserland en kort daarna weer naar opslagplaatsen in het Verenigd Koninkrijk (pagina 57 van het dossier). Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat er kennelijk goederen aanwezig zijn geweest. Bovenvermelde ongebruikelijke transacties noch het gegeven dat verdachte heeft verklaard de goederen zelf niet te hebben gezien kunnen als bewijs voor het tenlastegelegde worden gebezigd, nu hieruit immers niet kan worden afgeleid dat de op de desbetreffende facturen vermelde goederen nooit zijn geleverd.
Overweging ten aanzien van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, en overweegt daartoe het volgende.
Op grond van het onderhavige dossier kan worden vastgesteld dat verdachte gedurende de tenlastegelegde periode op vijf verschillende dagen een geldbedrag heeft overgemaakt van de bankrekening van [A. B.V.] bij de First Curaçao International Bank N.V. (FCIB), rekeningnummer 04-801-201356-01, naar de bankrekening bij de Rabobank onder nummer 107147904 ten name van [A. B.V.] en tweemaal vanaf die bankrekening bij de FCIB naar zijn bankrekening bij de Rabobank onder nummer 107147823 ten name van [R.T. B.V.].
De bankrekening bij de FCIB is geopend op 11 februari 2005 en stond op naam van
[B.B.], de toenmalige partner van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij de enige persoon was die betalingsopdrachten via deze bankrekening verzorgde.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij in een periode van vier maanden heeft gehandeld in mobiele telefoons, waarbij zijn winst bestond uit het verschil tussen de verkoop en de inkoop, dat dat geld bleef staan op de bankrekening bij de FCIB en dat hij dit geld in gedeelten heeft overgemaakt naar de Raborekeningen van [A. B.V.] respectievelijk [R.T. B.V.]. In de meeste gevallen werd de handel gevoerd met [D.] B.V. in de persoon van [W.W.].
Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij benaderd is door [W.W.] om deze handel te drijven, dat hij geen goed gevoel over deze handel had, dat hij de betreffende goederen nooit heeft gezien en de afnemers ervan nooit heeft ontmoet. Ook heeft hij verklaard dat hij in het kader van deze handel stukken op naam van Beekman heeft opgemaakt zonder haar toestemming.
[G.P.] heeft verklaard dat [W.W.] met [M.B.] een BTW-carrousel organiseerde vanuit het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Deze personen hadden een constructie opgezet om de BTW te laten verdwijnen. [W.W.] of [M.B.] verzorgde de overschrijvingen binnen FCIB via internet. [W.W.] had personen werken voor hem.
Dat er een grote hoeveelheid mobiele telefoons op korte termijn werd verkocht, blijkt bijvoorbeeld uit de factuurlijn startend op d.d. 23 juni 2005 van [T.D.] (UK) naar [A. B.V.] (Nederland) naar [D.] (Zwitserland). Deze lijn is slechts enkele dagen, tot en met 27 juni 2005, in gebruik geweest, maar er is een grote omzet via deze lijn gerealiseerd. In enkele dagen tijd wisselden 30.000 mobiele telefoons met een waarde van ongeveer £ 14.000.000,- van eigenaar.
Op grond van zowel de verklaringen van verdachte en van [P.] enerzijds als van deze grote omzet van mobiele telefoons onder meer tussen 23 en 27 juni 2005 anderzijds acht de rechtbank bewezen dat er sprake is geweest van een BTW-carrousel. Op grond van vermelde verklaring van verdachte dat hij een raar gevoel had bij de handel maar desondanks niet is nagegaan waar de goederen zich bevonden of wie de afnemers waren en dat hij ook stukken onder de naam van een ander heeft opgemaakt, tezamen met het feit dat er sprake is geweest van eerdervermelde ongebruikelijke transacties, acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte wist dat zijn handelingen ten aanzien van de telefoons deel uitmaakten van en bijdroegen aan een BTW-carrousel. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze wijze van handelen strafbaar is gesteld in de landen van de Europese Unie. De winst die verdachte uit deze handel heeft verkregen is dus afkomstig van een strafbaar feit.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een zevental transacties, uitgevoerd tussen 15 april 2005 en 30 januari 2006. Nu deze transacties hebben plaatsgevonden binnen een kort tijdsbestek en de rechtbank op grond van het bovenstaande aannemelijk acht dat verdachte ervan op de hoogte was dat hij handelde in het kader van een BTW-carrousel, kan gesproken worden van een continuïteit in de herhaling van witwashandelingen.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij in de periode van de maand april 2005 tot en met de maand januari 2006 in de gemeente Maastricht tezamen met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij toen en daar krachtens die gewoonte
- op 15 april 2005 een giraal geldbedrag groot $ 7.500,- en
- op 9 mei 2005 een giraal geldbedrag groot $ 38.000,- en
- op 13 mei 2005 een giraal geldbedrag groot $ 20.000,- en
- op 1 juni 2005 een giraal geldbedrag groot $ 24.000,- en
- op 20 juni 2005 een giraal geldbedrag groot $ 50.000,-
verworven door die girale geldbedragen voornoemd te laten overmaken op de onder het beheer van hem staande bankrekening bij de Rabobank onder nummer 107147904 ten name van [A. B.V.] en
- op 15 augustus 2005 en op 30 januari 2006 een giraal geldbedrag groot $ 10.000,-
verworven door die girale geldbedragen voornoemd te laten overmaken op de onder het beheer van hem staande bankrekening bij de Rabobank onder nummer 107147823 ten name van [R.T. B.V.].,
terwijl hij wist dat die voorwerpen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Ten aanzien van feit 2:
gewoontewitwassen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde mede in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving, met de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en met de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft in een periode van ongeveer tien maanden herhaaldelijk een aanzienlijk geldbedrag getransigeerd van de bankrekening van [A. B.V.] in Curaçao naar twee Nederlandse bankrekeningen. Verdachte is in deze periode een schakel geweest in de handel van mobiele telefoons, welke handel lucratief werd gemaakt door middel van een BTW-carrousel binnen de Europese Unie. Dit soort handel leidt tot grote winsten en heeft een zeer nadelige invloed op de legale internationale handel en economie, nu er sprake is van oneerlijke concurrentie in het handelsverkeer. Bovendien maakt het een ernstige inbreuk op het stelsel van intercommunautaire belastingheffing.
Verdachte heeft verklaard dat hij een raar gevoel had bij deze handel, hetgeen hem ervan had moeten weerhouden om hiervan deel te gaan uitmaken met zijn bedrijf. Zijn zucht naar geld zorgde er echter voor dat hij de opbrengst van de handel heeft laten storten op zijn bankrekening in Curaçao, welke opbrengst hij vervolgens op zijn Nederlandse bankrekeningen heeft witgewassen.
Het tenlastegelegde betreft een ernstig financieel strafbaar feit, waarvoor in de meeste gevallen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank in de onderhavige zaak in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden op zijn plaats. In de omstandigheid dat het tenlastegelegde reeds geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden en het gegeven dat verdachte een blanco strafblad heeft, ziet zij evenwel aanleiding deze gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen. Door een dergelijke forse voorwaardelijke straf op te leggen wil de rechtbank verdachte duidelijk maken dat hij niet in herhaling moet vervallen. Het is aan hem zich verre te houden van strafbare feiten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde feit.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde een strafbaar feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van NEGEN MAANDEN;
- beveelt, dat de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter,
mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op
12 oktober 2010.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/993007-10
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 12 oktober 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.