Naar aanleiding van bovenstaande onderzoeken heeft de officier van justitie een aantal vragen geformuleerd, welke zijn beantwoord door L.J.H. van Hooren, forensisch arts. De rechtbank acht van deze antwoorden de navolgende gedeelten relevant -zakelijk weergegeven:
De vijf dubbele lijnvormige kneuzingen zijn zogenaamde “spoorlijnkneuzingen”(tram track bruises). Deze spoorlijnkneuzingen ontstaan door stomp mechanisch lokaal geweld met een (semi)cilindrisch voorwerp. Dit kan als gevolg van geslagen worden of vallen op een dergelijk voorwerp. (…) Gezien de uniforme breedte van deze letsels zijn deze zeer waarschijnlijk door één en hetzelfde voorwerp veroorzaakt.
De breuken van de ribben en van het rechterschouderblad (…) corresponderen met de aan de buitenkant zichtbare, eerder beschreven, “spoorlijnkneuzingen”. (…)
Een breekijzer voldoet aan de kwalificatie (semi)cilindrisch. (…) Een breekijzer voldoet prima om de vijf dubbele lijnvormige kneuzingen te veroorzaken. De circulaire kneuzingen kan ik niet toeschrijven aan een breekijzer. De vijf dubbele lijnvormige kneuzingen vergen vijf slagen met een dergelijk breekijzer. (…)
De letsels op het hoofd zouden veroorzaakt kunnen zijn door in totaal slechts twee slagen. Méér slagen zijn echter niet uit te sluiten.
4.3 Onderzoek aan de [merk auto] van het [slachtoffer]
In de auto van het [slachtoffer] werden biologische sporen veiliggesteld en fragmenten van dactyloscopische sporen waargenomen. Tijdens aanvullend onderzoek werd een aantal biologische sporen aan de buitenzijde van de personenauto veiliggesteld, te weten DNA-bemonsteringen van (mogelijke) vingersporen. Bovendien werden dactyloscopische sporen aan de binnenzijde van de auto veiliggesteld.
Tijdens DNA-onderzoek zijn van onder meer de sporen (AABC5410NL)#1 - afkomstig van de bovenzijde van het stuur -, (AABC5410NL)#1 - afkomstig van de portiergreep aan bestuurderszijde (binnenzijde) - en (AABC5413NL)#1 - afkomstig van het stuur (onderzijde) - DNA-mengprofielen verkregen die DNA-kenmerken bevatten van minimaal twee personen, waarvan ten minste één man. Uit elk van de mengprofielen is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van de prominent aanwezige, vrouwelijke celdonor. Het DNA-profiel van het [slachtoffer] matcht met deze afgeleide DNA-hoofdprofielen. Tevens zijn in de DNA-mengprofielen additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar die duiden op de aanwezigheid van minimaal één andere (mannelijke) persoon. Dit profiel van de onbekende man A matcht met deze zwak aanwezige DNA-kenmerken. Het afgeleide, onvolledige DNA-nevenprofiel van deze ‘onbekende man A’ uit de bemonstering (AABC5408NL)#1 is vergeleken in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte. Dit betekent tevens dat verdachte celdonor kan zijn van een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal in de bemonsteringen (AABC5413NL)#1 en (AABC5410NL)#1. Een statistische berekening is niet uitgevoerd.
4.4 Onderzoek aan het in de [merk auto] aangetroffen breekijzer
In de auto van het [slachtoffer] werd op de vloer voor de bijrijderstoel een rood / oranjekleurig breekijzer aangetroffen. Het breekijzer was aan één kant voorzien van een spijkertrekker en aan de andere kant van een beitelzijde. Op enkele centimeters van de bocht bij de spijkertrekker zag de politie bloed op de steel. Dit bloed werd veiliggesteld.
Bemonsteringen (AABC5414NL)#1 - afkomstig van het spijkertrekkersdeel van het breekijzer - en (AABC5414NL)#2 - afkomstig van de randen van de steel van het breekijzer - zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderworpen aan DNA-onderzoek. Van het DNA in de bemonsteringen van beide bloedsporen is een onvolledig DNA-profiel verkregen van een vrouw. Dit onvolledige DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van het [slachtoffer]. De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat de kans dat een willekeurig gekozen vrouw een DNA-profiel heeft dat matcht met het onvolledig DNA-profiel van het bloed in de bemonsteringen (AABC5414NL)#1 en (AABC5414NL)#2 kleiner is dan één op één miljard.
In dit DNA-profiel zijn bovendien vier additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één man. Deze sporen zijn door het NFI onderworpen aan een aanvullend (Y-chromosomaal) DNA-onderzoek. Van het DNA in de bemonstering (AABC5414NL)#2 van het breekijzer is een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Dit onvolledige DNA-profiel is vergeleken met het (volledige) Y-chromosomaal DNA-profiel van het referentiemonster van verdachte. Uit onderzoek volgt dat het Y-chromosomaal DNA-profiel van verdachte matcht met dit onvolledige DNA-profiel. Dit betekent dat de bemonstering (AABC5414NL)#2 celmateriaal kan bevatten van verdachte of van een in de mannelijke lijn aan verdachte verwante man, of van een man die niet aan de verdachte verwant is, maar wel hetzelfde Y-chromosomaal DNA-profiel heeft.
De conclusies van het NFI worden ondersteund door de bevindingen van The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI).
4.5 Vergelijkend verfonderzoek
Op het breekijzer dat is aangetroffen in de [merk auto] van het [slachtoffer] bevonden zich verfsporen. Tijdens de sectie zijn uit het rechteroog van het [slachtoffer] witte lakmonsters / verf veilig gesteld.
Uit verfonderzoek blijkt dat zowel de voor- als de zijdeur van de woning van het [slachtoffer] de donor kan zijn van (een deel van) de vreemde witte en grijze verf op het breekijzer aangezien de witte en grijze verf van de voordeur niet te onderscheiden is van de witte dan wel grijze verf van de zijdeur. De transparant bruine verflaag van de voordeur verschilt duidelijk van de transparant bruine verflaag van de zijdeur. Met beide zijn overeenkomsten gevonden op het breekijzer.
In de bemonstering van het oog van het [slachtoffer] is witte en grijze verf aangetroffen die op de onderzochte kenmerken niet te onderscheiden is van de witte en grijze eigen verf van zowel de voordeur als de zijdeur. De verfdeeltjes in het oog hebben een laagopbouw. Dit maakt het waarschijnlijker dat een deeltje als geheel afkomstig is van één donor. Er zijn twee deeltjes aangetroffen die beide bestaan uit witte en grijze verf. De witte en grijze verf van beide bemonsterde deuren zijn echter op basis van de onderzochte kenmerken niet van elkaar te onderscheiden. Hierdoor is niet aan te geven of één of beide deuren de donor kan/kunnen zijn. Uit het verfonderzoek volgt ten slotte dat de resultaten van dit onderzoek waarschijnlijker zijn als op het breekijzer verf aanwezig is van de voordeur en de zijdeur dan wanneer dit niet het geval is. Voorts volgt uit het verfonderzoek dat de resultaten van dit onderzoek waarschijnlijker zijn als de verf, die in het oog van het [slachtoffer] aanwezig is, afkomstig is van de voordeur en/of de zijdeur dan wanneer dit niet het geval is.
4.6 Onderzoek aan de voor- en zijdeur van de woning van het [slachtoffer]
Tevens werd door de politie nader onderzoek gedaan naar braaksporen op de voordeur en de zijdeur van de woning van het [slachtoffer]. Op de voordeur nam de politie in de sluitnaad net onder het slot meerdere indruksporen waar. Deze indruksporen waren evenwijdig aan elkaar geplaatst. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze indruksporen kunnen deze veroorzaakt zijn door de klauwtjes van de spijkertrekkerzijde van een breekijzer. In het verlengde van deze indruksporen waren meerdere andere indruksporen geplaatst. De plaats en verschijningsvorm van deze indruksporen kunnen passen bij een tegendrukpunt, ontstaan door de kromming van een breekijzer. Op de zijdeur was onder het cilinderslot een indrukspoor zichtbaar. Op het bovengedeelte van de deur waren meerdere indruksporen zichtbaar op het houten frame en op de glaslat. Tevens waren, ter hoogte van deze indruksporen, beschadigingen zichtbaar in de sluitnaad. Gelet op de aard en vorm van deze indruksporen kunnen deze veroorzaakt zijn door een breekijzer.
4.7 Vergelijkend werktuigsporenonderzoek
Er heeft vergelijkend werktuigsporenonderzoek plaatsgevonden tussen de op de plaats delict aangetroffen werktuigsporen (afvormingen 1 tot en met 8) en het breekijzer dat in het voertuig van het [slachtoffer] werd aangetroffen. Uit onderzoek concludeert de politie dat de afgevormde indruksporen 4 (SIN AABC3424NL, aangetroffen onder het slot van de zijdeur) en 8 (SIN AABE3277NL, aangetroffen aan de onderzijde van de zijdeur aan de buitenzijde) zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt met het breekijzer. Het afgevormde indruk- en krasspoor 7 (SIN AABI3276NL, aangetroffen onder het slot van de voordeur) is waarschijnlijk veroorzaakt met het breekijzer.
4.8 Onderzoek aan de in de [merk auto 2] aangetroffen geel met rode handschoenen
Op dinsdag 12 mei 2009 werd een personenauto (merk [merk auto 2], voorzien van Belgisch kenteken [xxx]) tijdens een inbraak in een woning te Zutendaal (België) ontvreemd. Dit voertuig werd na een achtervolging op 26 mei 2009 aangetroffen op de [K.straat] te Geleen. In het opbergvak aan de binnenzijde van het bestuurdersportier werd een paar geel met rode handschoenen aangetroffen en door de politie veilig gesteld.
Bij DNA-onderzoek is door het NFI de gehele buitenzijde en een deel van de binnenzijde van het paar handschoenen (AABC0715NL) onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn aan de buitenzijde van beide handschoenen enkele bloedsporen aangetroffen, waaronder de sporen (AABC0715NL)#1 tot en met #3. De binnenzijden van de handschoenen zijn ter hoogte van de handpalm en de rug van de hand bemonsterd als (AABC0715NL)#5 en #6. Alle bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek. De sporen (AABC0715NL)#1 en #2 bevatten celmateriaal dat afkomstig kan zijn van het [slachtoffer]. De berekende frequentie van de DNA-profielen van het bloed in deze bemonsteringen is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat een willekeurig gekozen vrouw een DNA-profiel heeft dat matcht met het DNA-profiel in deze bemonsteringen is kleiner dan één op één miljard. Het spoor (AABC0715NL)#3 bevat celmateriaal dat afkomstig kan zijn van verdachte en van het [slachtoffer]. De berekende frequentie van de DNA-profielen van het bloed in deze bemonsteringen is kleiner dan één op 600.000. Ofwel, de kans dat een willekeurig gekozen man of vrouw een DNA-profiel heeft dat matcht met het DNA-profiel in deze bemonsteringen is kleiner dan één op 600.000.
De sporen (AABC0715NL)#5 en #6 bevatten celmateriaal van minimaal 3 personen, waaronder een DNA-hoofdprofiel in spoor #5 dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. De berekende frequentie van het DNA-hoofdprofiel van het bloed in deze bemonsteringen is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat een willekeurig gekozen man een DNA-profiel heeft dat matcht met het DNA-profiel in deze bemonsteringen is kleiner dan één op één miljard. Spoor #6 bevat celmateriaal van 3 verschillende personen, waaronder verdachte. Er bleek echter geen statistische onderbouwing mogelijk.
4.9 Onderzoek aan de in de woning van [verdachte] aangetroffen zwarte sportschoenen
Op de neus van de linkerschoen van een paar zwarte sportschoenen (merk [x]), aangetroffen in een oranje tas in de kelderruimte van de woning van de zus van verdachte aan de [B.straat] te Sittard, zag de politie een op bloed gelijkende substantie. Uit een test met tetrabase volgde een positief resultaat, hetgeen duidt op de aanwezigheid van menselijk dan wel dierlijk bloed.
Door het NFI zijn uit de bemonsteringen (AAAS9116NL)#01 tot en met #04 DNA-profielen verkregen. Uit de resultaten van vergelijkend DNA-onderzoek volgt dat van het DNA in de bemonsteringen (AAAS9116NL)#01 en #02 van bloedsporen op de linkersportschoen DNA-profielen zijn verkregen van een vrouw. Deze DNA-profielen matchen met elkaar en met het DNA-profiel van het [slachtoffer]. De berekende frequentie van de DNA-profielen van het bloed in deze bemonsteringen is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat een willekeurig gekozen vrouw een DNA-profiel heeft dat matcht met het DNA-profiel van het bloed in deze bemonsteringen is kleiner dan één op één miljard.
Van het DNA in de bemonsteringen (AAAS9116NL)#03 van de binnenzijde van de linkersportschoen en (AAAS9116NL)#04 van de binnenzijde van de rechtersportschoen zijn DNA-profielen verkregen van een man. Deze DNA-profielen matchen met elkaar en met het DNA-profiel van verdachte. De berekende frequentie van de DNA-profielen van het celmateriaal in deze bemonsteringen is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat een willekeurig gekozen man een DNA-profiel heeft dat matcht met het DNA-profiel van het celmateriaal in deze bemonsteringen is kleiner dan één op één miljard.
4.10 Onderzoek aan de in de woning van [verdachte] aangetroffen autosleutel
In de rechterborstzak van een zwarte bodywarmer, aangetroffen in een oranje tas in de kelderruimte van de zus van verdachte aan de [B.straat] te Sittard, vond de politie een autosleutel met daarop het [merk] (spoor V5WA8-03.02). Uit nader onderzoek bleek dat deze autosleutel behoorde bij de auto van het [slachtoffer].