ECLI:NL:RBMAA:2010:BO7674

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
369848 EJ VERZ 10-1399
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M.A.F. Coenegracht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na zwaar ongeval werknemer en onderzoek naar passende functies

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 1 december 2010 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 7:685 BW, waarbij de verzoekende partij, Mercedes-Benz Customer Assistance Center Maastricht N.V. (hierna: MB), de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de gedaagde partij heeft verzocht. De gedaagde, die na een zwaar ongeval niet meer in staat was zijn oorspronkelijke functie uit te oefenen, werd vertegenwoordigd door mr. E.V.C. Savelkoul. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen passende functies meer beschikbaar waren voor de gedaagde binnen de organisatie van MB, ondanks een eerder uitgevoerd arbeidsdeskundig onderzoek door Intermit. Dit onderzoek werd door de kantonrechter niet overtuigend geacht, waarna het UWV werd ingeschakeld om een nieuw onderzoek te verrichten. Het deskundigenoordeel van het UWV, gedateerd 21 oktober 2010, bevestigde dat de gedaagde niet in aanmerking kwam voor andere functies binnen MB, gezien zijn medische beperkingen en beperkte vooropleiding.

De kantonrechter heeft in zijn beschikking geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst ontbonden diende te worden, omdat de gedaagde niet meer in staat was zijn functie uit te oefenen en er geen andere passende functies beschikbaar waren. De rechtbank heeft de vergoeding voor de gedaagde vastgesteld op een suppletie tot 100% van het laatstgenoten loon gedurende zes maanden na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, en heeft tevens bepaald dat MB de kosten van een outplacementtraject voor de gedaagde voor haar rekening neemt. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 369848 EJ VERZ 10-1399
typ: RK
beschikking van 1 december 2010
in de zaak van
MERCEDES-BENZ CUSTOMER ASSISTANCE CENTER MAASTRICHT N.V., gevestigd te [plaats]
verzoekende partij,
verder te noemen: MB,
gemachtigde: mr. V.F.G. Nowak, advocaat te Maastricht
tegen
[gedaagde],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. E.V.C. Savelkoul, advocaat te Heerlen.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter zake wordt verwezen naar de tussenbeschikking van 24 augustus 2010.
MOTIVERING
De kantonrechter volhardt geheel bij de inhoud van de voornoemde tussenbeschikking. Waar nodig dient deze als hier herhaald te worden beschouwd.
Een van de kernpunten van deze beschikking is vervat in het oordeel dat [gedaagde] – gezien zijn nog steeds voortdurende beperkingen, waaronder met name op het gebied van informatieverwerking, werktempo, volgehouden visuele en auditieve aandacht – niet geacht kan worden zijn oorspronkelijke functie van CSR nog te kunnen uitoefenen.
In de voornoemde beschikking is tevens geoordeeld dat alsnog diende te worden onderzocht of [gedaagde] in aanmerking kon komen voor een andere passende functie binnen MB, zulks conform de opvatting van de Hoge Raad, welke werd gecodificeerd in artikel 7:658a BW.
Dit arbeidsdeskundig onderzoek werd weliswaar in december 2009 uitgevoerd door Intermit, welk bureau op 6 januari 2010 een rapportage heeft uitgebracht met de conclusie dat – kort gezegd – er geen geschikte functies casu quo geen herplaatsingsmogelijkheden waren voor [gedaagde] bij zijn eigen werkgever. Dit onderzoek werd echter door de kantonrechter op grond van de in de beschikking van 24 augustus 2010 genoemde argumenten niet overtuigend geacht. Daarbij kwam de omstandigheid dat dit onderzoek in opdracht van een van partijen was uitgevoerd, waartoe MB overigens genoodzaakt was door de aanvankelijke stellingname van het UWV, dat slechts bereid was te onderzoeken of de werknemer geschikt was voor zijn eigen werk.
De kantonrechter heeft het UWV vervolgens opgedragen eveneens het onderzoek naar passende arbeid te verrichten.
Het resultaat van dit onderzoek ligt thans voor in de vorm van het deskundigenoordeel d.d. 21 oktober 2010 van een registerarbeidsdeskundige van het UWV, welke rapportage door MB in het geding is gebracht en door beide partijen van nader commentaar is voorzien.
Dit commentaar is vervat in verschillende aan de kantonrechter gerichte brieven.
Ter zake wordt aanstonds opgemerkt dat dit nader commentaar door de kantonrechter in zijn geheel buiten beschouwing is gelaten.
In het kader van deze procedure is maatgevend dat MB thans op overtuigende wijze aannemelijk heeft gemaakt dat er binnen haar organisatie geen ander passend werk is voor [gedaagde]. Immers, dit is het – eenduidige – oordeel van de arbeidsdeskundige. Het UWV is de bij uitstek aangewezen instantie in het verkeer tussen werkgever en werknemer om een dergelijk onderzoek te verrichten en de kantonrechter heeft vastgesteld dat dit onderzoek op deugdelijke wijze is verricht.
Er is hoor en wederhoor toegepast, overleg gepleegd met de verzekeringsarts, waarbij ook de eerder uitgebrachte rapportages van medische zijde, waaronder het neuropsychologisch onderzoek van [neuropsycholoog] d.d. 15 juni 2010, zijn betrokken.
Tevens werd bij een werkgeversbezoek een analyse gemaakt van alle functies, waarvoor [gedaagde] in aanmerking zou kunnen komen. Het eindoordeel luidt dat [gedaagde] voor geen van die functies in aanmerking zou kunnen komen op grond van zijn medische beperkingen, mede in relatie tot een beperkte vooropleiding en taalbeheersing.
Dit leidt tot het oordeel dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden.
Met betrekking tot een toe te kennen vergoeding wordt als volgt geoordeeld.
Zoals bij de mondelinge behandeling door de kantonrechter reeds is opgemerkt en in de tussenbeschikking van 24 augustus 2010 nader is uitgelegd, was het in het belang van [gedaagde] om grondig te onderzoeken of hij nog passend werk bij MB kon verrichten.
De belangen van MB zijn daaraan ondergeschikt gemaakt, met name doordat het onderzoek en daarmee de onderhavige procedure veel meer tijd dan gebruikelijk in beslag heeft genomen, met de daaraan verbonden verplichting van MB tot doorbetaling van het loon.
De vergoeding zal daarom worden beperkt tot het bedrag overeenkomend met een suppletie tot 100% van het laatstgenoten loon gedurende zes maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de door [gedaagde] te verkrijgen uitkering krachtens de sociale verzekeringswetgeving, dan wel het door hem elders te verdienen loon.
Daarbij gaat de kantonrechter er tevens van uit dat MB - zoals door haar uitdrukkelijk aangegeven bij de laatste mondelinge behandeling - bereid is de kosten van een outplacementtraject voor [gedaagde] voor haar rekening te nemen na ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Aangezien de toegekende vergoeding lager is dan door MB werd aangeboden, kan aanstonds een eindbeschikking worden gegeven.
BESLISSING
Ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2011.
Kent aan [gedaagde] een ten laste van MB komende vergoeding toe, gelijk aan een suppletie gedurende zes maanden na 1 januari 2011.
Verstaat dat MB de kosten van een outplacementtraject ten behoeve van [gedaagde] voor haar rekening neemt.
Compenseert de kosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.A.F. Coenegracht, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.