ECLI:NL:RBMAA:2010:BQ3818

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/703634-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.W.A. van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens onterecht in verzekering en voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 3 december 2010 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die ten onrechte in verzekering en voorlopige hechtenis was genomen, verzocht om een schadevergoeding van € 15.225,00. De verzoeker was zwaar belast door de verdenking van een levensdelict, vooral omdat zijn vader het slachtoffer was van een geweldsmisdrijf. De verzoeker heeft psychische schade ondervonden, waaronder een posttraumatische stressstoornis, zoals bevestigd door zijn huisarts. De rechtbank heeft de procesgang in acht genomen, waarbij het verzoek op 3 augustus 2010 werd ingediend en de verzoeker op 15 oktober 2010 werd gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in totaal 29 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 3 dagen in een politiecel en 26 dagen in een huis van bewaring. De officier van justitie heeft geen bezwaar gemaakt tegen een verhoging van de standaardvergoeding, maar stelde dat een factor vijf niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om een hogere schadevergoeding toe te kennen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een schadevergoeding van € 6.090,00 toe te kennen, gebaseerd op de omstandigheden van de zaak en de psychische impact op de verzoeker.

De beslissing is genomen door mr. E.W.A. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Berkers, griffier, en is uitgesproken in openbare raadkamer. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen door het bedrag van € 6.090,00 aan de verzoeker uit te betalen, zodra de beslissing onherroepelijk is geworden.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703634-09
Rekestnummer: 10/490
Deze beschikking is gegeven door de rechtbank te Maastricht, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, naar aanleiding van het verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
hierna te noemen: (de) verzoeker.
De verzoeker heeft in deze zaak woonplaats gekozen te Maastricht, ten kantore van zijn raadsman mr. A. Vonken.
De inhoud van het verzoekschrift
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding ten laste van de Staat voor de schade die de verzoeker tengevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis stelt te hebben geleden tot een bedrag van € 15.225,00.
De procesgang
Het verzoek is op 3 augustus 2010 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 15 oktober 2010 de verzoeker en zijn raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. De uitspraak is bepaald op heden.
De beoordeling
De zaak met bovengenoemd parketnummer is geëindigd middels een brief van de officier van justitie van 10 juni 2010 aan de verzoeker met de mededeling dat de strafzaak is geseponeerd.
De rechtbank is in deze bevoegd en het verzoekschrift is tijdig ter griffie ingediend.
De zaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De verzoeker heeft vanaf 16 november 2009 tot 15 december 2009 in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, derhalve in totaal 29 dagen, waarvan 3 dagen in een politiecel en 26 dagen in een huis van bewaring. Hij heeft buiten de dagen doorgebracht op het politiebureau, 26 dagen in beperkingen doorgebracht.
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen voor de tijd door de verzoekster in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verzoeker is van mening -kort en zakelijk weergegeven- dat hem een hogere schadevergoeding wegens ten onrechte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd moet worden toegekend, nu met name de verdenking van het levensdelict voor verzoeker zeer zwaar belastend is geweest. Verzoekers vader is immers ten gevolge van een gruwelijk geweldsmisdrijf om het leven gekomen waarbij verzoeker ook de hele strafzaak van nabij heeft gevolgd en waarbij de betreffende daders ook tot langdurige gevangenisstraffen en TBS zijn veroordeeld. Het was voor verzoeker dan ook zeer onterend en in enorm hoge mate psychisch belastend dat hij vervolgens ook van een levensdelict werd verdacht en hij daarvoor in voorlopige hechtenis werd genomen.
Verzoeker heeft ook ernstige psychische schade ondervonden van een en ander. Blijkens het schrijven van de huisarts [naam huisarts] d.d. 8 juli 2010 refereren de klachten aan een posttraumatische stressstoornis. Voorts is verzoeker door de huisarts verwezen naar [V.] voor therapie c.q. psychotherapie.
De verzoeker is derhalve van mening dat de standaardvergoeding vermenigvuldigd dient te worden met factor 5. De verzochte vergoeding bedraagt dan € 15225,00.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht geen redenen te zien om de standaardvergoeding te vermenigvuldigen met factor vijf. De officier van justitie verzet zich niet tegen een verhoging met de factor 2 tot 2,5 in verband met de verdenking van een levensdelict, terwijl de vader van verzoeker is vermoord.
De rechtbank ziet, gelet op het schrijven van de huisarts van verzoeker ten gevolge van de ondergane hechtenis, aanleiding een hogere vergoeding toe te kennen dan de gebruikelijke vergoeding, te weten € 80,00 voor elke dag die de verzoeker in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, tenzij doorgebracht in een politiecel en/of in beperkingen, in welke gevallen de vergoeding € 105,00 per dag bedraagt. Uit voornoemd schrijven komt naar voren dat er sprake is van een posttraumatische stressstoornis. Niet gebleken is evenwel dat er ook op andere levensgebieden, zoals wonen en werken, alsmede in de relationele sfeer, schade is geleden, terwijl voorts de toekomstverwachtingen ter zake evenmin negatief door de detentie worden beïnvloed. De rechtbank acht derhalve termen aanwezig een vergoeding toekennen van € 6090,00 (zijnde het standaardbedrag € 3045,00 maal de factor 2).
DE BESLISSING:
Kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe voor de schade, die de verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 6090,= (zesduizendnegentig euro).
Deze beslissing is gegeven door mr. E.W.A. van den Berg, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer op 3 december 2010.
De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer in strafzaken, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door uitbetaling van € 6090,00 (zesduizendnegentig euro) aan de verzoeker, door overmaking van dit bedrag op de rekening derdengelden ten name van [naam stichting] rekeningnummer [rekeningnummer stichting], zodra bovengenoemde beslissing onherroepelijk is geworden.
Aldus gedaan op 3 december 2010 door mr. E.W.A. van den Berg, rechter.