ECLI:NL:RBMAA:2010:BQ3841
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 5 november 2010 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die vrijgesproken was van de hem ten laste gelegde feiten, verzocht om een vergoeding van kosten die hij had gemaakt in het kader van zijn strafzaak. Het verzoek omvatte een bedrag van € 275,00 voor de kosten van zijn raadsvrouwe en € 33,30 voor reiskosten. De rechtbank overwoog dat de hoofdsom, voor zover toewijsbaar, slechts € 33,30 bedroeg en dat de advocaatkosten in verhouding tot deze hoofdsom disproportioneel waren. De rechtbank besloot daarom de kosten van de raadsvrouwe te matigen en kende een vergoeding toe van € 60,00 voor de kosten van de raadsman en € 33,30 voor de reiskosten. De verzoeker en zijn raadsvrouwe waren niet ter zitting verschenen, maar de raadsvrouwe was voorafgaand aan de behandeling in kennis gesteld van de voornemens van de rechtbank. De rechtbank achtte het billijk om de reiskosten te vergoeden op basis van de Wet tarieven in strafzaken, en de beslissing werd uitgesproken in openbare raadkamer. De rechtbank beval tevens de tenuitvoerlegging van de beschikking door uitbetaling van het totale bedrag aan de verzoeker, zodra de beslissing onherroepelijk was geworden.