ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ3944
Rechtbank Maastricht
- Raadkamer
- E.H.A.F.M. Krol
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing en schorsing van voorlopige hechtenis in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 22 april 2011 uitspraak gedaan over het verzoek van de verdachte tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte had op 19 april 2011 een bezwaarschrift ingediend tegen de beperkingen zoals bedoeld in artikel 62a lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie had echter op 20 april 2011 deze beperkingen opgeheven, waardoor de rechtbank de verdachte niet-ontvankelijk verklaarde in zijn bezwaarschrift. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel ontvankelijk was in zijn verzoeken tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis, ondanks dat deze verzoeken werden gedaan in het kader van het onderzoek naar de beperkingen die inmiddels waren opgeheven.
De rechtbank heeft vervolgens de feiten beoordeeld die ten grondslag lagen aan de voorlopige hechtenis. Ten aanzien van feit 1, het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep, oordeelde de rechtbank dat de onderzoeksgrond niet langer van toepassing was, gezien de tijd die verstreken was sinds de aanhouding van de verdachte. Echter, voor feit 4, dat betrekking had op witwassen, bleef de onderzoeksgrond van toepassing, omdat de herkomst van een grote som contant geld en de in beslag genomen administratie nog steeds onderwerp van onderzoek waren.
De rechtbank concludeerde dat er ernstige bezwaren bestonden tegen de verdachte en dat de recidivegrond van toepassing was, gezien eerdere veroordelingen van de verdachte met betrekking tot de Opiumwet. Daarom werden zowel het verzoek tot opheffing als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om de verzoeken toe te wijzen. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank de belangen van de verdachte en de noodzaak van het onderzoek in overweging nam.