ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ4083

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
417574 EJ VERZ 11-57
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden en toekenning van financiële vergoeding aan werknemers

Op 12 mei 2011 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een zaak waarin Limburg Kozijnen B.V. verzocht om de arbeidsovereenkomst met een werknemer te ontbinden wegens gewichtige redenen, specifiek bedrijfseconomische omstandigheden. Limburg Kozijnen, die in ernstige financiële problemen verkeerde door de malaise in de woningbouw, had eerder al reorganisaties doorgevoerd en was genoodzaakt haar deuren te sluiten. De kantonrechter oordeelde dat Limburg Kozijnen voldoende aannemelijk had gemaakt dat de bedrijfseconomische omstandigheden de sluiting van de vestiging te Sittard rechtvaardigden. Echter, de kantonrechter vond ook dat de werknemers die moesten afvloeien recht hadden op een financiële vergoeding. Deze vergoeding werd berekend met de kantonrechtersformule, waarbij de correctiefactor C op 1 werd gesteld, in tegenstelling tot de 0,3 die Limburg Kozijnen had voorgesteld in hun sociaal plan. De kantonrechter oordeelde dat Limburg Kozijnen had nagelaten om een sociaal plan te realiseren dat recht deed aan de lange dienstverbanden van de werknemers en de zware verliezen die zij hadden geleden. De kantonrechter kende de werknemer een vergoeding toe van € 146.701,83 bruto, rekening houdend met zijn lange dienstverband en de huidige arbeidsmarktsituatie. De kantonrechter stelde Limburg Kozijnen in de gelegenheid om haar verzoek tot ontbinding in te trekken tot 20 mei 2011, maar als zij dit niet deed, werd de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juni 2011.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Sittard-Geleen
zaaknr: 417574 EJ VERZ 11-57
datum uitspraak: 12 mei 2011
beschikking van de kantonrechter van de lokatie Sittard-Geleen inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Limburg Kozijnen B.V.,
gevestigd en (mede) kantoorhoudend Sittard,
verzoekende partij, hierna verder ook te noemen: “Limburg Kozijnen”,
gemachtigde: mr. M. de Jong, advocaat te Utrecht,
tegen
[verwerende partij],
wonende te [woonplaats] aan de [adres],
verwerende partij, hierna verder ook te noemen: “[verwerende partij]”,
gemachtigde: mr. D.W.C. Jacobs, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Roermond.
HET PROCESVERLOOP:
Limburg Kozijnen heeft op 2 maart 2011 een verzoekschrift met bijlagen ingediend.
De mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek is hierna bepaald op
22 maart 2011 en vervolgens nader op 14 april 2011.
[verwerende partij] heeft op 8 april 2011 een verweerschrift met bijlagen ingediend.
Op 12 april 2011 heeft Limburg Kozijnen nog een aantal producties ingediend.
Op de op 14 april 2011 gehouden mondelinge behandeling zijn verschenen:
namens Limburg Kozijnen, de heer [operationeel directeur], operationeel directeur, bijgestaan door mr. M. de Jong alsmede [verwerende partij], bijgestaan door mr. D.W.C. Jacobs.
De mondelinge behandeling heeft, met instemming van partijen en hun gemachtigden, plaatsgevonden tegelijk met de mondelinge behandeling van 20 andere door Limburg Kozijnen ingediende verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Partijen hebben bij gelegenheid van de mondelinge behandeling over en weer hun standpunten nader toegelicht, de gemachtigde van Limburg Kozijnen mede aan de hand van een overgelegde pleitnota.
De uitspraak van de beschikking is hierna bepaald op heden.
HET VERZOEK:
Limburg Kozijnen verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] te ontbinden wegens gewichtige redenen, bestaande in een zodanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst dadelijk dan wel na korte tijd dient te eindigen, dit zonder toekenning van een vergoeding aan [verwerende partij].
Ter staving van haar verzoek voert Limburg Kozijnen het volgende - zake¬lijk weergegeven – aan. Limburg Kozijnen is in 1959 opgericht. Doorwin BV is thans bestuurder en haar dochtervennootschap De Vries Kozijnen is enig aandeelhouder. Tot 2009 vervaardigde
Limburg Kozijnen gevelelementen en kozijnen voor zowel nieuwbouw als renovatie en sinds 2009 uitsluitend gevelelementen. Omdat er gedurende een aantal jaren verlies werd geleden en dat verlies in verband met de kredietcrisis toenam werd in 2009 de productie van houten kozijnen overgeheveld naar De Vries Kozijnen te Gorredijk. In Sittard werden uitsluitend nog gevelelementen vervaardigd. De elementenlijn presteerde echter niet kostendekkend. In 2009 werd een verlies van ruim 5 miljoen euro geleden en in 2010 bijna 3½ miljoen euro. Omdat de prognoses voor 2011 in de bouw ongewijzigd slecht zijn zal ook in 2011 verlies worden geleden. Limburg Kozijnen maakt wat betreft de financiële rapportage deel uit van Kebo Holding II. In de jaarrekening zijn de financiële gegevens van alle groepsmaatschappijen geconsolideerd. In 2009 heeft de geconsolideerde groep een verlies geleden van bijna 11 miljoen euro en is het groepsvermogen met zo’n kleine 75% gedaald van bijna 15 miljoen euro naar een kleine 4 miljoen euro. In de periode van 2008 tot 2010 is de totale woningbouwsector ongeveer 35% teruggelopen. Vanwege de lagere vraag naar houten kozijnen en het grote aanbod heeft de grootschalige nieuwbouwmarkt in 2010 sterk te kampen gehad met prijsverval. De moedermaatschappij De Vries Kozijnen heeft daarom einde 2010 besloten haar strategie te wijzigen en zich meer te gaan toeleggen op kleine verbouwingen en renovaties. Omdat gevelelementen voornamelijk in grootschalige nieuwbouwprojecten worden gebruikt is er voor Limburg Kozijnen geen werk meer voorhanden. De orderportefeuille voor Limburg Kozijnen is inmiddels opgedroogd. De bedrijfsactiviteiten zijn eind maart 2011 gestaakt. Als gevolg van de zware verliezen de afgelopen jaren hebben de financiers van Doorwin, de banken en de aandeelhouders, aan de bel getrokken. De renteverplichtingen en aflossingen kunnen namelijk niet meer worden nagekomen. De bank heeft gedreigd geen krediet meer te verlenen. Teneinde de continuïteit van haar ondernemingen te waarborgen, is de Doorwin groep thans genoodzaakt een ingrijpende en kostenbesparende reorganisatie door te voeren. Als gevolg van deze reorganisatie zal Limburg Kozijnen worden gesloten. Van de 26 werknemers kunnen er 5 worden overgeplaatst en dat betekent dat in totaal 21 medewerkers, waaronder [verwerende partij], zullen moeten afvloeien. Omtrent deze reorganisatie en de gevolgen daarvan heeft Limburg Kozijnen overleg gevoerd met de centrale ondernemingsraad en de desbetreffende vakbonden. Dit overleg heeft er toe geleid dat er ten behoeve van het af te vloeien personeel en de daarmee voor het personeel gepaard gaande nadelige financiële gevolgen een sociaal plan werd opgesteld dat voorziet in toekenning van een financiële vergoeding bij beëindiging van het dienstverband. De vakbonden hebben echter geweigerd om dat sociaal plan goed te keuren. Het is juist dat de aan de werknemers toe te kennen vergoeding aanzienlijk lager is dan de vergoeding die in 2009 aan de ontslagen werknemers werd toegekend. De reden daarvan is dat de financiële situatie van de Doorwin-groep ten opzichte van de situatie eind 2009 sterk is verslechterd. Maandelijks wordt een verlies geleden van ongeveer
€ 825.000,00. Er is derhalve weinig ruimte om aan de af te vloeien werknemers een vergoeding te betalen. Limburg Kozijnen biedt nog aan om aan de werknemers een vergoeding te betalen conform het sociaal plan dat geldt ten aanzien van De Vries Kozijnen, Kuin Kozijnen en Houtindustrie Northgo.
Het verweer
[verwerende partij] betwist de door Limburg Kozijnen aangevoerde bedrijfseconomische omstandigheden en de noodzaak van de daarmee gepaard gaande ingrijpende reorganisatie. [verwerende partij] kan echter niet ontkennen, dat Limburg Kozijnen de laatste jaren verliezen heeft geleden en dat de door de jaren heen genomen maatregelen om het tij ten goede te keren, kennelijk geen positief resultaat hebben opgeleverd. [verwerende partij] onderkent dat Limburg Kozijnen zich te allen tijde tot de kantonrechter kan wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden, maar volgens [verwerende partij] zou voor de hand hebben gelegen om het ontslag te laten beoordelen door het UWV. De sluiting van Limburg Kozijnen gaat in totaal 26 werknemers aan, waarvan er 21 thans hun baan verliezen. Het gaat derhalve om een collectief ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden en het UWV Werkbedrijf heeft veel meer ervaring in de behandeling van dergelijke ontslagaanvragen. [verwerende partij] is van mening dat het er sterk op lijkt dat Doorwin reeds in 2009 heeft besloten om Limburg Kozijnen af te stoten. Eerst werd de kozijnenlijn gesloten en nu is de elementenlijn aan de beurt. En dan wil Doorwin ook nog eens op een hele goedkope manier van de werknemers af. [verwerende partij] betwist dat Limburg Kozijnen, feitelijk Doorwin, zorgvuldig heeft gehandeld. Volgens [verwerende partij] heeft Doorwin op geen enkel moment mede rekening gehouden met de belangen van haar werknemers. Doorwin heeft zelf ruim de tijd genomen om de reorganisatie c.q. sluiting van Limburg Kozijnen voor te bereiden en daartoe een besluit te nemen, maar Doorwin heeft nagelaten om de sluiting tijdig aan de Centrale Ondernemingsraad voor te leggen en aan de aangesloten vakbonden. Ook de melding op grond van de Wet Melding Collectief Ontslag was veel te laat. Die heeft immers pas plaatsgevonden op 1 februari 2011. Zowel de Centrale Ondernemersraad als de vakbonden werden geconfronteerd met een definitief besluit en was er feitelijk geen ruimte voor overleg over de nadelige gevolgen voor de werknemers. In dat verband betwist [verwerende partij] dat er met de vakbonden een zogenoemd principeakkoord was bereikt over een sociaal plan. De werknemers en de vakbonden zijn nooit akkoord gegaan met de aangeboden vergoeding van C=0,3. Die vergoeding is immers aanzienlijk lager dan op grond van het sociaal plan dat gold tot 1 januari 2011. In dat plan bedroeg de vergoeding C=0,7. Gelet op het tijdstip van indiening van de ontbindingsverzoeken, kan [verwerende partij] zich niet aan de indruk onttrekken dat Limburg Kozijnen, althans Doorwin, doelbewust heeft gewacht dat het eerder in 2009 tot stand gekomen sociaal plan was geëindigd. Limburg Kozijnen heeft verder in strijd gehandeld met de CAO. Alvorens een ontslagvergunning aangevraagd kan worden, dient toestemming te worden gevraagd van de Vakraad en ook dat heeft Limburg Kozijnen verzuimd. Er is ook in het geheel niet gekeken naar herplaatsingmogelijkheden binnen de Doorwin groep. [verwerende partij] bestrijdt dat de financiële situatie van Limburg Kozijnen c.q. van Doorwin zodanig slecht is dat zij niet in staat is een vergoeding te betalen. Uit accountantsverklaringen blijkt dat binnen de Doorwin groep financiële verschuivingen hebben plaatsgevonden van de ene naar de andere BV. Het gaat dan om bedragen van in totaal € 27,7 miljoen. Daarnaast is de bezoldiging van de bestuurders in de periode van 2006 tot 2009 nagenoeg verdubbeld. Verder zijn enkele bedrijfskosten, waaronder huurkosten, ten onrechte opgevoerd zodat het lijkt of Limburg Kozijnen geen enkel vermogen meer heeft. [verwerende partij] verzoekt daarom aan hem een vergoeding toe te kennen op basis van de kantonrechtersformule met toepassing van een correctiefactor C=1, neerkomende op een bedrag van € 146.701,83 bruto. [verwerende partij] geeft daarbij aan dat hij sinds 11 september 1968 in dienst is van Limburg Kozijnen en gelet op zijn opleiding, zijn eenzijdige werkervaring en zijn leeftijd niet op korte termijn een gelijkwaardige functie zal kunnen aanvaarden. Daarbij komt dat hij sinds 16 februari 2011 arbeidsongeschikt is wegens ziekte en onbekend is wanneer hij weer beschikbaar zal zijn voor de arbeidsmarkt.
Motivering van de beslissing
Op grond van de wettelijke bepalingen is Limburg Kozijnen gerechtigd om zich te allen tijde tot de kantonrechter te richten met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. Die gewichtige redenen kunnen ook bestaan uit bedrijfseconomische omstandigheden. De kantonrechter heeft een zelfstandige onderzoeksplicht ter beantwoording van de vraag of de bedrijfseconomische omstandigheden zodanig slecht zijn dat die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Limburg Kozijnen heeft geen toestemming nodig van de Vakraad om zich tot de kantonrechter te wenden.
De kantonrechter is niet gebleken dat het onderhavige verzoek verband houdt met de huidige arbeidsongeschiktheid van [verwerende partij] wegens ziekte, dan wel met het bestaan van enig ander opzegverbod.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en uit hetgeen ter mondelinge behandeling over en weer is aangevoerd in voldoende mate aannemelijk is geworden dat Limburg Kozijnen, feitelijk Doorwin BV, tengevolge van bedrijfseconomische omstandigheden genoodzaakt is een kostenbesparende reorganisatie door te voeren, waaronder inkrimping van haar personeelsbestand en dat dit de sluiting van de vestiging te Sittard met zich brengt. Daardoor komt de arbeidsplaats van [verwerende partij] te vervallen, terwijl Limburg Kozijnen, feitelijk Doorwin BV, voor [verwerende partij] geen andere passende functie voorhanden heeft.
Voorop staat daarbij dat Limburg Kozijnen, feitelijk Doorwin BV, vanuit haar verantwoordelijkheden voor een zo goed mogelijke bedrijfsvoering en de waarborging van de continuïteit van haar ondernemingen, de vrijheid toekomt om haar ondernemingen vorm te geven op de wijze welke haar goeddunkt. In beginsel moet zij dan ook de ruimte hebben om wijzigingen aan te brengen in haar organisatie indien daartoe – zoals in het onderhavige geval - aanleiding bestaat.
[verwerende partij] heeft in onvoldoende mate aannemelijk gemaakt dat Limburg Kozijnen, feitelijk Doorwin BV, voor hem binnen de Doorwin groep een andere passende functie voorhanden heeft.
Voormelde bedrijfseconomische omstandigheden leveren op een verandering in de omstandigheden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk dan wel na korte tijd dient te eindigen.
De kantonrechter is daarom voornemens de arbeidsovereenkomst te ontbinden en wel met ingang van 1 juni 2011.
De beginselen van goedwerkgeverschap brengen wel mee dat Limburg Kozijnen tegenover [verwerende partij] zorgvuldig dient op te treden, hetgeen in voorkomend geval ook kan en zal leiden tot een verplichting om aan [verwerende partij] een alle omstandigheden in aanmerking genomen redelijke vergoeding te betalen.
Partijen verschillen van mening over de hoogte van de ter zake van de ontbinding door Limburg Kozijnen aan [verwerende partij] te betalen vergoeding.
Limburg Kozijnen stelt zich op het standpunt dat zij gelet op haar precaire financiële situatie slechts een vergoeding van C=0,3 aan [verwerende partij] kan betalen. [verwerende partij] daarentegen is van mening dat aan hem, gelet op zijn persoonlijke situatie, zijn eenzijdige werkervaring en opleiding en de huidige slechte situatie op de arbeidsmarkt, een vergoeding dient te worden toegekend van € 146.701,83 bruto. Dat zijn arbeidsplaats na 43 jaar trouwe dienst is komen te vervallen is immers niet aan hem te wijten.
Vooropgesteld zij, dat indien een onderneming op grond van bedrijfseconomische omstandigheden een kostenbesparende reorganisatie dient door te voeren en tengevolge daarvan er personeel dient af te vloeien, dit in beginsel voor rekening en risico van de werkgever komt.
In het onderhavige geval is dat niet anders. In dat verband staat vast dat Limburg Kozijnen in 2009 eveneens een reorganisatie heeft doorgevoerd waarbij 85 werknemers zijn afgevloeid en dat destijds in overleg met de Centrale Ondernemingsraad en de vakbonden een sociaal plan tot stand is gekomen er op neer komende dat aan de destijds af te vloeien werknemers een financiële vergoeding werd betaald, die werd berekend met gebruikmaking van de kantonrechtersformule en waarbij de correctiefactor C van die formule werd gesteld op C=0,7. Vast staat voorts dat voormeld sociaal plan liep tot en met 31 december 2010.
Volgens Doorwin BV is er in september en oktober 2010 intensief overleg geweest tussen banken, aandeelhouders en managers over de te volgen nieuwe strategie om de Doorwin groep uit de rode cijfers te krijgen en was eind oktober 2010 helder welk scenario gevolgd zou worden. Het lijkt er op dat Doorwin BV gedurende die overleggen onvoldoende rekening heeft gehouden met de nadelige financiële gevolgen voor haar werknemers die de voorgenomen reorganisatie met zich zou brengen. Gesteld noch anderszins is gebleken dat Doorwin zich bij de banken en aandeelhouders heeft ingespannen om het mogelijk te maken het geldende sociaal plan te verlengen zodat aan de af te vloeien werknemers eenzelfde vergoeding zou worden betaald dan aan de werknemers die in 2009 zijn afgevloeid. Het na de reorganisatie in 2009 nog overgebleven personeel heeft zich immers meer nog dan daarvoor ingezet om Limburg Kozijnen draaiende te houden. Van die werknemers, waarvan de meesten een (zeer) langdurig dienstverband bij Limburg Kozijnen hebben kan dan ook niet verlangd worden dat zij genoegen nemen met een vergoeding die minder dan de helft bedraagt dan de vergoeding waarop zij een paar maanden geleden op grond van het oude sociaal plan aanspraak hadden kunnen maken. De thans door Limburg Kozijnen aangeboden vergoeding acht de kantonrechter dan ook evident onbillijk.
Gelet op alle relevante omstandigheden, waaronder mede de leeftijd van [verwerende partij], het laatst genoten bruto-loon inclusief vakantiebijslag, zijn jarenlange eenzijdige werkervaring en opleiding die hem mogelijk zullen hinderen bij het vinden van een gelijkwaardige baan, acht de kantonrechter het billijk om aan [verwerende partij] een vergoeding toe te kennen van € 146.701,83 bruto. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de vergoeding te verhogen met een door Limburg Kozijnen te betalen bijdrage in de eventuele deelname door [verwerende partij] in de FVP-regeling nu niet duidelijk is of [verwerende partij], in het geval hij vóór 1 januari 2011 werkloos zou zijn geworden, aan de voorwaarden voldeed om aan die regeling deel te nemen.
Limburg Kozijnen zal tot en met uiterlijk 20 mei 2011 in de gelegenheid worden gesteld om haar verzoek in te trekken.
De kantonrechter acht termen aanwezig om Limburg Kozijnen in de proceskosten te veroordelen in het geval zij haar verzoek intrekt.
B E S L I S S I N G :
Stelt partijen in kennis van het voornemen van de kantonrechter om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juni 2011 te ontbinden, met toekenning aan [verwerende partij] van een ten laste van Limburg Kozijnen komende vergoeding van € 146.701,83 bruto.
Stelt Limburg Kozijnen tot en met uiterlijk 20 mei 2011 in de gelegenheid haar verzoek in te trekken.
In het geval Limburg Kozijnen haar verzoek handhaaft:
Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met ingang van 1 juni 2011.
Kent daarbij aan [verwerende partij] een ten laste van Limburg Kozijnen komende vergoeding toe van
€ 146.701,83 bruto.
Veroordeelt Limburg Kozijnen om die vergoeding aan [verwerende partij] tegen bewijs van kwijting te betalen.
Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Wijst af het meer of anders verzochte.
In het geval Limburg Kozijnen haar verzoek intrekt:
Veroordeelt Limburg Kozijnen in de proceskosten aan de zijde van [verwerende partij] gerezen en tot aan deze beschikking begroot op € 400,00 ter zake van salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde van [verwerende partij].
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. J.J. Groen, kantonrechter, in tegen¬woordigheid van F.C.H. Lassauw als griffier.
Typ: FL
Coll.: