ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ4798

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700110-10 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een oplichtingszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 11 mei 2011 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen [naam verdachte], die eerder was veroordeeld voor oplichting. De officier van justitie had een vordering ingediend tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat volgens de officier € 11.319,26 bedroeg. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het geschatte voordeel lager was, namelijk € 8.602,51, en heeft dit bedrag in mindering gebracht met de vorderingen van benadeelde partijen. Uiteindelijk is het bedrag dat [naam verdachte] aan de staat moet betalen vastgesteld op € 5.477,50.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de feiten die aan de veroordeling ten grondslag lagen, waarbij [naam verdachte] zich schuldig had gemaakt aan oplichting door zich voor te doen als een bonafide verkoper op Marktplaats.nl. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam verdachte] voordeel heeft genoten uit de door hem gepleegde strafbare feiten en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat hij ook soortgelijke feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de berekeningen van de officier van justitie bekeken en is tot de conclusie gekomen dat het door [naam verdachte] verkregen voordeel lager is dan aanvankelijk gevorderd.

De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de inhoud van het procesdossier en de behandeling van de vordering ter terechtzitting. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen in mindering gebracht op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, wat heeft geleid tot de uiteindelijke verplichting voor [naam verdachte] om een bedrag van € 5.477,50 aan de staat te betalen. Deze uitspraak benadrukt de mogelijkheid van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van strafrechtelijke veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700110-10 (ontneming)
Datum uitspraak: 11 mei 2011
Beslissing inzake de vordering van de officier van justitie in het arron¬dissement Maastricht onder voormeld parketnummer, geda¬teerd 31 maart 2011 en bij deze rechtbank ter terechtzit¬ting van 27 april 2011 aanhangig gemaakt, daar¬toe strek¬ken¬de dat de rechtbank ten laste van
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
hierna te noemen: [naam verdachte],
het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk ver¬kregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en [naam verdachte] de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel.
De procesgang
De officier van justitie heeft deze vordering gelijktijdig ingesteld met de tegen [naam verdachte] op 27 april 2011 aanhangig gemaakte strafzaak. In deze zaak heeft de rechtbank heden vonnis gewezen. De officier van justitie heeft de vordering dan ook aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
Het onderzoek in de aan deze vordering ten grondslag liggende strafzaak werd op 27 april 2011 gesloten. Bij dit vonnis is [naam verdachte] veroordeeld ter zake van strafbare feiten dat hij:
op tijdstippen in de periode van 1 juli 2009 tot en met 22 februari 2010 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen en/of te Anna Paulowna en/of te Nederweert en/of te Landgraaf en/of te Katwijk (Zh) en/of te Mechelen en/of te Vlissingen en/of te Den Hoorn en/of te Nuenen en/of te Borger en/of te Castricum en/of te Arnhem en/of te Maassluis en/of te Heiloo en/of te Zevenbergen en/of te Almere en/of te Hoorn (Nh) en/of te Zeist en/of te Veghel en/of te Gemert en/of te Noordwijk (Zh) en/of te Sint Philipsland en/of te Hoorn (Nh) en/of te Damwoude en/of te Veldhoven en/of te Zaltbommel en/of te Heerhugowaard en/of te Utrecht en/of te Wierden en/of te Veenendaal en/of te Best en/of te Bussum en/of te Heerenveen en/of te Oud-Vossemeer en/of te Houten en/of te Zwolle en/of te Dinxperlo en/of te Volendam, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partijen 1 t/m 34 en 36 t/m 38] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, hierin bestaande dat verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich op de internetsite Marktplaats.nl heeft voorgedaan als bonafide verkoper van concertkaarten en/of hartslagmeters en/of (race)fietsonderdelen, en/of waarbij hij, verdachte, zich heeft voorgedaan als [aliasnamen 1 t/m 28], en/of waarbij hij, verdachte (telkens) met die kopers heeft afgesproken dat ze de koopsom moesten overmaken naar een door hem, verdachte, opgegeven en aan hem, verdachte, toebehorend rekeningnummer, waarna hij, verdachte, de goederen naar de kopers zou verzenden, waardoor voornoemde [benadeelde partijen 1 t/m 34 en 36 t/m 38] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De vordering is gericht op de ontneming van het voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en soortgelijke feiten, ter zake waarvan voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door de verdachte zijn begaan.
De rechtbank heeft gezien de inhoud van het aan voormeld vonnis ten grondslag liggend dossier en gelet op de behandeling van de vordering ter terechtzitting van 27 april 2011, bij gelegenheid waarvan de officier van justi¬tie, [naam verdachte] en zijn raadsman zijn gehoord.
De bespreking van de feiten
De officier van justitie heeft zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten bedrage van € 11.319,26 ter terechtzitting van 27 april 2011 aangepast, in die zin dat hij heeft gevorderd vorenbedoeld voordeel vast te stellen op € 8.792,76 met de mededeling dat van dat bedrag wel nog de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgetrokken.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman naar voren gebracht dat de in de strafzaak toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen in mindering gebracht moeten worden op de vordering.
De beoordeling van de rechtbank
Bij vonnis van 11 mei 2010 is [naam verdachte] veroordeeld voor - kort gezegd - oplichting, meermalen gepleegd in de periode van 1 juli 2009 tot en met 22 februari 2010.
In de onderhavige procedure vordert de officier van justitie allereerst dat de rechtbank vaststelt dat [naam verdachte] in de hiervoor genoemde periode door middel van de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de rechtbank vaststelt dat [naam verdachte] een geschat wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit soortgelijke feiten, ter zake waarvan voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door de verdachte zijn begaan.
De rechtbank komt tot het oordeel dat [naam verdachte] uit de door hem gepleegde strafbare feiten voordeel heeft genoten, alsmede dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat [naam verdachte] voordeel heeft genoten uit door hem begane soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de berekening gezien aan de hand waarvan de officier van justitie tot zijn aanvankelijke vordering van € 11.319,26 is gekomen.
De rechtbank komt echter, op grond van onderstaande berekening, tot een andere schatting van het voordeelsbedrag.
Deze schatting is gebaseerd op de inhoud van de navolgende wettige bewijsmiddelen, vervat in het aan deze vordering ten grondslag liggende procesdossier.
PM
De door [naam verdachte] gepleegde strafbare feiten
Het totaal van de bedragen, die blijkens de aangiftes 1 tot en met 39 - met uitzondering van aangifte 35 en 38 - zijn overgeboekt op rekeningen van [naam verdachte], terwijl deze aangevers de bestelde goederen niet hebben ontvangen, bedraagt € 4.417,76.
De zaken met betrekking tot aangifte 35 en aangifte 38 zijn niet bewezen verklaard.
De door [naam verdachte] gepleegde soortgelijke feiten
De rechtbank stelt op grond van de uit het procesdossier en het ontnemingsdossier geputte bewijsmiddelen vast dat [naam verdachte], naast de feiten hierboven omschreven, soortgelijke feiten heeft begaan.
In het dossier bevinden zich ‘transactieverlopen’ c.q. rekeningafschriften van de volgende rekeningen:
- [rek.nr. 1];
- [rek.nr. 2];
- [rek.nr. 3];
- [rek.nr. 4];
- [rek.nr. 5];
- [rek.nr. 6].
Na onderzoek is gebleken dat op deze rekeningen meerdere betalingen hebben plaatsgevonden die in relatie staan tot concertkaartjes, theaterkaartjes, fietsonderdelen en telefoons - derhalve soortgelijke goederen als waarvan in de bewezen verklaarde feiten sprake is - ten aanzien waarvan op het moment van sluiting van het proces-verbaal door de politie nog geen aangiftes bij de politie waren binnengekomen.
Die boekingen betreffen de navolgende totaalbedragen, waarbij boekingen die betrekking hebben op in de tenlastelegging genoemde zaken, buiten beschouwing zijn gelaten:
boekingen op rekeningnummer [rek.nr. 1] bedragen in totaal € 1.951,75.
boekingen op rekeningnummer [rek.nr. 2] bedragen in totaal € 537,50.
boekingen op rekeningnummer [rek.nr. 3] bedragen in totaal € 193,50.
boekingen op rekeningnummer [rek.nr. 4] bedragen in totaal € 1.502,00.
Het bedrag aan boekingen op de hiervoor genoemde rekeningen bedraagt in totaal € 4.184,75
Daarnaast hebben er ook boekingen plaatsgevonden op rekeningnummer [rek.nr. 6]. Bij die transacties staan echter geen omschrijvingen vermeld zodat niet vastgesteld kan worden of deze transacties verband houden met verkopen via internet.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van soortgelijke feiten. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan oplichting. Vast staat dat verdachte de enige gemachtigde was van genoemde rekeningen. Verdachte heeft op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt waarom deze bedragen op zijn rekeningen zijn gestort. Voor zover verdachte stelt dat door een derde misbruik is gemaakt van de rekeningen om verdachte een loer te draaien, heeft verdachte deze stelling niet nader onderbouwd en heeft hij ook niet kunnen aangeven welke inspanningen hij heeft verricht om de bedragen terug te betalen aan de rechthebbenden.
De rechtbank houdt het er dan ook voor dat ook in deze gevallen sprake is geweest van oplichting.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot een schatting van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel van € 4.417,76 + € 4.184,75 = € 8.602,51.
Het door [naam verdachte] op grond van het bovenstaande verkregen voordeel kan in deze worden geschat op een bedrag van € 8.602,51.
De rechtbank acht termen aanwezig het door [naam verdachte] te betalen bedrag lager vast te stellen dan het geschatte voordeel. De rechtbank zal de onderstaande bedragen, die in de strafzaak als vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, in mindering brengen op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel:
- benadeelde partij [2]: € 131,75;
- benadeelde partij [4]: € 161,75;
- benadeelde partij [5]: € 110,00;
- benadeelde partij [6]: € 150,00;
- benadeelde partij [7]: 116,75;
- benadeelde partij [8]: € 223,00;
- benadeelde partij [10]: € 130,00;
- benadeelde partij [12]: € 116,75;
- benadeelde partij [13]: € 131,75;
- benadeelde partij [14]: € 206,75;
- benadeelde partij [15]: € 111,76;
- benadeelde partij [17]: € 117,00;
- benadeelde partij [18]: € 76,75;
- benadeelde partij [19]: € 100,00;
- benadeelde partij [20]: € 106,75;
- benadeelde partij [21]: € 50,00;
- benadeelde partij [22]: € 196,75;
- benadeelde partij [23]: € 96,75;
- benadeelde partij [24]: € 96,75;
- benadeelde partij [25]: € 90,00;
- benadeelde partij [28]: € 81,75;
- benadeelde partij [29]: € 80,00;
- benadeelde partij [32]: € 116,75;
- benadeelde partij [33]: € 106,75;
- benadeelde partij [34]: € 112,00;
- benadeelde partij [38]: € 106,75.
In totaal zal in mindering worden gebracht een bedrag van € 3.125,01. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat de in de strafzaak toegekende bedragen met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [2, 5, 14, 21 en 22] hoger waren dan de bedragen die thans in mindering worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel (dit in verband met in de strafzaak toegekende reiskostenvergoedingen). Toegekende reiskostenvergoedingen dienen naar het oordeel van de rechtbank niet in mindering te worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal aan [naam verdachte] de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de staat van een geldbedrag van € 5.477,50 (€ 8.602,51 minus € 3.125,01).
DE BESLISSING
De rechtbank
- stelt het geschatte voordeel, dat [naam verdachte] vanwege voormelde strafbare feiten wederrechtelijk heeft verkregen, vast op een bedrag van € 8.602,51 (achtduizendzeshonderdentwee euro en eenenvijftig eurocent);
- verplicht [naam verdachte], ter ontneming van voren¬bedoeld wederrechtelijk verkregen voordeel, tot betaling aan de staat van een bedrag van € 5.477,50 (vijfduizendvierhonderdzevenenzeventig euro en vijftig eurocent).
Aldus gegeven door mr. E.B.A. Ferwerda, voorzitter, mr. A.J. Hazen en mr. M.J.M. Goessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 11 mei 2011.