ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ6221

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700655-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontvoering van een minderjarige en bezit van kinderporno

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Maastricht op 26 mei 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de ontvoering van een 8-jarig meisje en het bezit van kinderporno. De verdachte ontkende de ontvoering, maar de rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden vastgesteld dat het meisje op 26 november 2010 door de verdachte in zijn bedrijfsbusje is ontvoerd. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de jonge leeftijd van het meisje en de mogelijkheid van vergissingen in haar waarneming. De verdachte had op het moment van de ontvoering zijn busje in de buurt van de locatie van de ontvoering, wat door de blackbox in het busje werd bevestigd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van een grote hoeveelheid kinderporno, wat hij niet kon verklaren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ontvoering en het bezit van kinderporno, maar heeft hem vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van gijzeling. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft benadrukt dat de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en haar omgeving zwaar meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700655-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 mei 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
gedetineerd in de P.I. Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsvrouw is mr. A.H. Hamm-van de Water, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 mei 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: de 8-jarige [naam slachtoffer] heeft ontvoerd al dan niet met het oogmerk haar iets te laten doen of te laten ondergaan;
Feit 2: een grote hoeveelheid kinderporno in zijn bezit heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten bewezen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte [naam slachtoffer] op 26 november 2010 ontvoerd. Verdachte heeft haar met een smoes in zijn (bedrijfs)busje gelokt en heeft haar vervolgens gedurende ongeveer 12 minuten van haar vrijheid beroofd gehouden. Verdachte heeft daarbij het oogmerk gehad [naam slachtoffer] te dwingen iets te doen of te dulden. Wat verdachte precies van plan was, is niet duidelijk, maar dat hoeft ook niet specifiek bewezen te worden. Het oogmerk vloeit voort uit de vrijheidsberoving zelf, omdat er geen plausibele reden te bedenken valt om dit te doen. Daarbij mag ook betrokken worden dat er op de computer van verdachte een grote hoeveelheid kinderporno is aangetroffen, die hij kennelijk meteen na thuiskomst op 26 november 2010 heeft gewist.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Het bewijs voor feit 1 steunt volgens de raadsvrouw feitelijk alleen op de verklaring van [naam slachtoffer]. Deze verklaring wijkt bovendien op een groot aantal punten af van de realiteit. Daarbij heeft [naam slachtoffer] een aantal voor de hand liggende zaken juist niet waargenomen. Daarom is niet uitgesloten dat [naam slachtoffer] wellicht in een ander busje dan dat van verdachte is gestapt. Het busje van verdachte leek namelijk op busjes waarvan een ander bedrijf gebruik maakt en de politie heeft hier onvoldoende onderzoek naar gedaan. Ook op andere onderdelen acht de raadsvrouw het onderzoek onvolledig. Zo is er geen fotoconfrontatie geweest en ook het lampje dat [naam slachtoffer] in het busje zegt te hebben gebruikt, is te laat en onvolledig onderzocht.
De raadsvrouw acht het ook niet uitgesloten dat [naam slachtoffer] niet echt is ontvoerd, maar dat zij enkel de bus van verdachte heeft gezien en een aantal vluchtige observaties heeft verweven tot een stoer verhaal.
De camerabeelden die van het bedrijfsbusje van verdachte zijn gemaakt met een beveiligingscamera moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat zij volgens de raadsvrouw onrechtmatig zijn verkregen door de politie. Ook als zij door de rechtbank tot het bewijs worden toegelaten, roepen deze beelden en de overige bewijsmiddelen zoveel vragen op, dat niet overtuigend bewezen kan worden dat [naam slachtoffer] in het busje van verdachte is ontvoerd.
Verdachte moet volgens de raadsvrouw ook worden vrijgesproken van het bezit van kinderporno. Verdachte had zijn computer gekocht van iemand anders. De kinderporno kan zich derhalve al op de computer hebben bevonden, toen verdachte deze kocht. De (verwijderde) mappen met kinderporno die de politie op de harde schijven van de computer aantrof, zijn volgens de raadsvrouw waarschijnlijk door het anti-virusprogramma dat verdachte op zijn computer had, gesorteerd en geplaatst op de desbetreffende plek op de computer, zonder dat verdachte zich daarvan bewust was.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
3.3.1. Feit 1
Inleiding
Op 26 november 2010 doet de vader van [naam slachtoffer] (geboren [2002]) aangifte van de ontvoering van zijn dochter aan het eind van de middag in hun woonplaats Neerbeek. [vader van slachtoffer] vertelt de politie -kort samengevat- dat zijn dochter, die rond 17.30 uur samen met haar pleegzusje [naam pleegzusje] een boodschap was gaan doen, door een man met een smoes in een bestelbusje is gelokt en meegenomen. Enige tijd later heeft de man [naam slachtoffer] weer vrijgelaten, waarna [vader van slachtoffer] zijn dochter, terwijl zij met haar fiets op weg was naar huis, overstuur heeft aangetroffen.
[naam slachtoffer] is door de politie verhoord en heeft onder meer het volgende verklaard. [naam slachtoffer] was met haar pleegzus [naam pleegzusje] op de fiets naar de groenteboer in de [L.straat] in Neerbeek gegaan om aardappels te halen. Omdat zij en [naam pleegzusje] vergeten waren hoeveel aardappels zij moesten kopen, zijn ze terug naar huis gegaan om dit te vragen. Nadat zij opnieuw bij de groenteboer waren aangekomen en hun fietsen hadden geparkeerd, bleek dat [naam slachtoffer] haar beursje was verloren. Daarop is zij teruggelopen richting haar huis om het beursje te zoeken, terwijl [naam pleegzusje] bij de fietsen bleef wachten.
In de [L.straat] werd [naam slachtoffer] aangesproken door een man bij een bedrijfsbusje, die haar vroeg hem te helpen, omdat zijn hondje niet uit de auto wilde. Nadat [naam slachtoffer] in het busje was gestapt, deed de man het busje dicht en hebben ze ongeveer een kwartier rondgereden, waarbij ze één keer zijn gestopt. Bij de kerk in Neerbeek liet de man [naam slachtoffer] weer uit het busje. [naam slachtoffer] is vervolgens terug naar de groenteboer gerend, heeft haar fiets gepakt en is naar huis gefietst. Halverwege de rit kwam zij haar vader tegen.
[naam slachtoffer] heeft verder in haar verhoor beschrijvingen gegeven van het uiterlijk van de man die haar ontvoerd had en van het busje.
Het dossier bevat naast de verklaring van [naam slachtoffer], de verklaringen van getuigen met betrekking tot (aspecten van) de door [naam slachtoffer] beschreven gebeurtenis. Tevens is er technisch bewijs opgenomen in het dossier. Van het verkeer in de [L.straat] zijn beelden gemaakt door een particuliere beveiligingscamera bij een woning in die [L.straat]. Deze camerabeelden zijn door de politie beschreven. Naar aanleiding van de opname van een busje op de camerabeelden, is de politie in haar onderzoek uitgekomen bij het bedrijfsbusje waarvan verdachte gebruik maakte op 26 november 2010. Deze bus was uitgerust met een blackbox die GPS-coördinaten registreerde van locaties waar de bus zich op 26 november 2010 heeft bevonden en het dossier bevat een beschrijving van deze locaties met bijbehorende tijdstippen.
De camerabeelden
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de (digitale) camerabeelden niet gebruikt mogen worden voor het bewijs. Volgens de raadsvrouw zijn de beelden verkregen in een andere strafzaak, omdat op het bevel waarmee de beelden zijn gevorderd ex artikel 126nd, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering een ander parketnummer staat vermeld dan het parketnummer van de onderhavige zaak. Daarnaast zijn de beelden volgens de raadsvrouw onrechtmatig verkregen, omdat de politie camerabeelden heeft gekopieerd die buiten het bevel van de officier van justitie vielen. Dit bevel strekte tot het vorderen van camerabeelden, gemaakt op 26 november 2010 tussen 17.00 en 18.00 uur. De politie heeft echter ook beelden gekopieerd buiten deze tijdsspanne, vanaf 16.30 uur. Zij had daartoe een nieuw bevel van de officier van justitie moeten vragen. Dit brengt volgens de raadsvrouw mee dat geen van de beelden voor het bewijs gebruikt mogen worden, omdat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank ziet niet in waarom het enkele vermelden van een ander parketnummer op het bevel van de officier van justitie zou moeten leiden tot uitsluiting van de camerabeelden voor het bewijs. De rechtbank heeft namelijk verder geen enkele aanwijzing dat het bevel is gegeven in een ander onderzoek. Uit het bevel en het proces-verbaal van aanvraag van het bevel blijkt bovendien duidelijk dat de vordering van de camerabeelden betrekking heeft op de -op dat moment vermoedelijke- ontvoering van [naam slachtoffer] en niet op een geheel andere strafzaak, zodat de rechtbank het vermelden van een ander parketnummer beschouwt als een kennelijke misslag.
De rechtbank heeft met de raadsvrouw geconstateerd dat het bevel van de officier van justitie betrekking had op beelden gemaakt op 26 november 2010 tussen 17.00 en 18.00 uur en dat er beelden vanaf 16.30 uur zijn gekopieerd. Dit brengt op zichzelf een onherstelbaar vormverzuim mee ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, maar de rechtbank heeft ook geconstateerd dat uitsluitend de beelden tussen 17:02 uur en 17:26 uur door de politie zijn beschreven en afgedrukt in het dossier. Nu de beelden tussen deze tijdstippen wél binnen het bevel vielen, is er geen reden voor bewijsuitsluiting van deze camerabeelden, nog los van de vraag of bewijsuitsluiting de consequentie zou moeten zijn van het geconstateerde vormverzuim. De rechtbank zal de camerabeelden dan ook niet uitsluiten van het bewijs.
Ter zitting zijn de beelden bekeken door de rechtbank, de verdachte, zijn raadsvrouw en de officier van justitie. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het busje dat op de beelden is te zien in de [L.straat], op 17:11:09 uur en op 17:13:20 uur, zijn bedrijfsbusje is en dat hij op 26 november 2010 in dat busje heeft gereden. Verder heeft verdachte verklaard dat hij deze bus niet uitleende. Verdachte heeft echter ontkend dat hij [naam slachtoffer] heeft ontvoerd. Verdachte is naar eigen zeggen op 26 november 2010 aan het eind van de middag rechtstreeks vanaf Elsloo door Neerbeek naar zijn huis in Spaubeek gereden en heeft daarbij de route genomen die hij bij de politie heeft aangegeven. Deze route loopt niet via de [L.straat]. Ter zitting heeft verdachte letterlijk gezegd:”In mijn beleving ben ik niet door de [L.straat] gereden.”
Eerste conclusie ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt vast dat met zekerheid gezegd kan worden dat verdachte op 26 november 2010 met zijn bedrijfsbusje in Neerbeek is geweest en dat hij -ondanks zijn ontkenning- in de [L.straat] heeft gereden op de hiervoor genoemde tijdstippen. Verdachte heeft zijn busje immers alleen zelf gebruikt op 26 november 2010 en er is geen reden aan te nemen dat het een ander busje is dat op de beelden is te zien. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking de verklaring van verdachte ter zitting dat het zijn bus is die op de beelden te zien is en het onderzoek van de politie die de beelden vergeleken heeft met het busje dat verdachte gebruikte en die daarbij geen verschillen heeft geconstateerd. Ook de rechtbank heeft dit ter zitting kunnen waarnemen. Daarnaast blijkt de aanwezigheid van het busje van verdachte in Neerbeek ook uit de gegevens van de blackbox van het busje, waar de rechtbank hierna nog op in zal gaan.
De centrale vraag is echter of het busje van verdachte ook het busje is geweest waarin [naam slachtoffer] zegt te zijn ontvoerd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet uitgesloten is dat [naam slachtoffer] in een busje is gestapt van een ander bedrijf en dus van een andere persoon dan verdachte. Daarnaast heeft zij de vraag opgeworpen of [naam slachtoffer] wel echt is ontvoerd en of [naam slachtoffer] niet slechts een stoer verhaal heeft verteld in relatie tot de bus van verdachte. Dit laatste heeft betrekking op de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam slachtoffer]. De rechtbank zal daarom eerst bespreken hoe zij deze verklaring beoordeelt en uiteenzetten welke conclusies zij daaraan verbindt.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [naam slachtoffer]
Bij de beoordeling van de verklaring van [naam slachtoffer] stelt de rechtbank voorop dat haar stelling dat zij ongeveer een kwartier is weggeweest naar het oordeel van de rechtbank gesteund en/of bevestigd wordt door ander bewijs. Zo heeft [naam slachtoffer]’s pleegzus [naam pleegzusje] bevestigd dat zij met [naam slachtoffer] tweemaal naar de groenteboer is gefietst. Dit is ook te zien op de camerabeelden die in de [L.straat] zijn gemaakt om 17:02:18 uur en 17:09:16 uur. Ook heeft [naam pleegzusje] verteld dat [naam slachtoffer] is teruggelopen om haar beursje te zoeken. [naam pleegzusje] heeft verklaard dat [naam slachtoffer] vervolgens niet terugkwam en dat zij op haar fiets terug naar huis is gegaan om te kijken waar [naam slachtoffer] bleef. Toen [naam slachtoffer] niet thuis bleek te zijn, is [naam pleegzusje] weer teruggefietst naar de groenteboer om vervolgens opnieuw richting huis te fietsen om haar pleegvader te waarschuwen. Ook dit heen en weer fietsen is te zien op de camerabeelden om 17:14:23 uur en 17:20:23 uur. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat [naam pleegzusje] niet alleen van [naam slachtoffer] zelf gehoord heeft dat [naam slachtoffer] enige tijd is weggeweest, maar dat [naam pleegzusje] dit ook zelf feitelijk heeft ervaren.
Om 17:26:07 uur is op de camerabeelden te zien dat [naam slachtoffer] op de fiets passeert in de richting van haar huis, komend uit de richting van de kerk, derhalve ongeveer 17 minuten nadat beide meisjes voor de tweede keer naar de groenteboer zijn gefietst. De getuige [naam getuige 1], de uitbaatster van de groentewinkel, heeft [naam slachtoffer] op haar fiets zien stappen en gemerkt dat [naam slachtoffer] haar groet niet beantwoordde. Ook heeft [naam getuige 1] [naam slachtoffer] horen snikken. De vader van [naam slachtoffer] trof [naam slachtoffer] vervolgens overstuur aan. Ook dit levert steunbewijs op voor [naam slachtoffer]’s verklaring.
Nu op de hiervoor weergegeven onderdelen [naam slachtoffer]’s verklaring bevestigd wordt door de verklaringen van getuigen en de camerabeelden, heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam slachtoffer], voor zover die inhoudt dat zij gedurende ongeveer een kwartier ‘ontvoerd’ is geweest. Ook is er gelet op haar emoties als zij weer “boven water” komt, geen reden te veronderstellen dat zij slechts een “stoer verhaal” heeft verzonnen.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [naam slachtoffer] gedurende ongeveer een kwartier, gelegen tussen het tijdstip waarop zij voor de tweede keer in de richting van de groenteboer fietst, om 17:09 uur, en het moment waarop zij weer in de richting van haar huis fietst om 17:26 uur, van haar vrijheid beroofd is geweest en dat deze vrijheidsberoving, zoals zij verklaard heeft, heeft plaatsgevonden in een busje.
De vraag die de rechtbank, mede in het licht van het verweer van de raadsvrouw, dan dient te beantwoorden is of het de bus van verdachte en, gelet op de verklaring van verdachte dat hij zijn bus nooit uitleent, dus verdachte is geweest of een ander busje.
In dit verband merkt de rechtbank op dat [naam slachtoffer] over zowel de bus als de dader een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Bij de beoordeling en waardering van deze verklaring dient het volgende vooropgesteld te worden.
[naam slachtoffer] was op 26 november 2010 slechts 8 jaar oud. Zij is die middag door een voor haar onbekende man in een busje gelokt, waarna dit busje is weggereden. Dit moet voor [naam slachtoffer] een zeer ingrijpende en overweldigende ervaring geweest zijn. Nog los van het feit dat in zijn algemeenheid de waarneming van mensen feilbaar is, acht de rechtbank het, gelet op de jonge leeftijd van [naam slachtoffer] en de bijzondere omstandigheden, zeer goed voorstelbaar dat [naam slachtoffer] zich onder invloed van de onverhoedse en ingrijpende gebeurtenis bij haar waarneming op enkele onderdelen heeft vergist.
Het enkele feit dat de beschrijving van het busje en de dader op details verschilt van de ‘werkelijkheid’, zoals de raadsvrouwe heeft betoogd, doet dan ook niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaring in zijn algemeenheid.
In welke bus is [naam slachtoffer] gestapt?
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden te zien is dat uitgerekend in de hiervoor beschreven tijdspanne waarin de ontvoering van [naam slachtoffer] plaatsvond, te weten tussen 17.09 en 17.26 uur, het busje van en met verdachte als bestuurder door de [L.straat] heen en weer is gereden op de tijdstippen 17:11:09 uur en 17:13:20 uur. Uit de camerabeelden valt verder op te maken dat dit busje ongeveer 50 seconden heeft stilgestaan en dat ongeveer op de plaats waar [naam slachtoffer] zegt te zijn ingestapt.
Daarbij plaatsen niet alleen de camerabeelden verdachte op de plaats waar [naam slachtoffer] zegt te zijn ontvoerd. Ook de blackbox in het busje van verdachte heeft in de genoemde periode meerdere GPS-coördinaten geregistreerd als locaties waar de bus zich op 26 november 2010 bevond op meerdere tijdstippen: al deze locaties zijn in Neerbeek.
Uit het dossier blijkt dat met deze blackbox ongeveer elke twee minuten een impuls werd geregistreerd, die via een satellietverbinding een locatiebepaling van het busje opleverde. Uit het dossier blijkt voorts dat de tijdstippen van de blackbox ten opzichte van de tijdstippen van de camerabeelden beschouwd moeten worden als de juiste tijdstippen met een verschil van +3 minuten ten opzichte van de camerabeelden. Tussen de door de blackbox geregistreerde tijdstippen 17:13:51 uur en 17:25:20 uur bevond het busje van verdachte zich voortdurend in Neerbeek: een tijdspanne van ongeveer 11 en een halve minuut. De op het laatste tijdstip geregistreerde locatie van het busje van verdachte betreft de [K.laan] in Neerbeek, de plaats waar [naam slachtoffer] zegt uit het busje te zijn gelaten. Het eerste tijdstip van 17:13:51 uur en het daarop volgende tijdstip van 17:16:13 uur plaatsen de bus van verdachte op de [L.straat], en wel op de plaats waar [naam slachtoffer] zegt te zijn ingestapt en waar de bus heeft stilgestaan.
Overigens, en dit niet geheel terzijde, passen deze registraties precies binnen het verhaal dat [naam slachtoffer] heeft verteld, die zich op 26 november 2010 en op de dag van haar verhoor niet bewust kan zijn geweest van dit technisch bewijs, hetgeen eens te meer betekent dat haar verklaring als betrouwbaar en geloofwaardig moet worden beoordeeld.
Dat verdachte met zijn busje ten tijde van de ontvoering op en rond de [L.straat] in Neerbeek is geweest, wil nog niet vanzelfsprekend zeggen dat het ook verdachte is geweest die [naam slachtoffer] heeft ontvoerd. Door de raadsvrouwe is in dit verband aangevoerd dat [naam slachtoffer] wellicht in een ander busje is gestapt, lijkende op dat van verdachte.
Ten aanzien van dit verweer overweegt de rechtbank het volgende.
Op de al eerder ter sprake gebrachte beelden is geen ander busje te zien, laat staan een busje dat voldoet aan de beschrijving die [naam slachtoffer] van het busje waarin zij is gestapt heeft gegeven. [naam slachtoffer] heeft in detail beschreven wat haar aan en in het busje is opgevallen. Deze beschrijving stemt overeen met de bus van verdachte. Zo beschrijft [naam slachtoffer] dat zij in het busje niet kon gaan zitten en dat er onder andere een soort werkplaats was met gereedschap, waaronder een boormachine, een groen kistje en twee flessen poetsmiddel ter grootte van een A4-tje. Op de foto’s in het dossier is te zien dat de binnenkant van het busje van verdachte aan deze omschrijving voldoet. Aannemelijk daarbij is dat [naam slachtoffer] dit alles -zoekend naar een hondje- heeft waargenomen bij het instappen van de bus, zoals zij in haar verhoor zegt. Mogelijk heeft zij daarnaast gebruik gemaakt van een klein lampje dat zij bij zich zegt te hebben gehad, maar de rechtbank acht nader onderzoek naar dit lampje niet nodig, nu [naam slachtoffer] in haar verhoor slechts aangeeft het lampje te hebben gebruikt om, eenmaal in het afgesloten en donkere busje, op haar horloge te kijken. Zij heeft niet verklaard het lampje te hebben gebruikt om het interieur van het busje te bekijken.
In aanmerking nemend hetgeen hiervoor reeds is vooropgesteld ten aanzien van de betrouwbaarheid van [naam slachtoffer]’s verklaring, acht de rechtbank het voorstelbaar dat [naam slachtoffer] de in het busje aanwezige opgerolde hydraulische slangen als autobanden heeft beschreven en de kleur van het busje (rood) als donkerpaars. De rechtbank heeft er daarbij acht op geslagen dat ook verdachte bij zijn verhoor door de politie heeft gezegd dat het voorstelbaar is dat de opgerolde hydraulische slangen voor banden zijn aangezien.
Het gegeven dat er in het busje geen sporen gevonden zijn van [naam slachtoffer], zoals bijvoorbeeld vingerafdrukken, maakt dit oordeel van de rechtbank niet anders. De politie heeft immers in haar proces-verbaal van het sporenonderzoek -zakelijk weergegeven- aangegeven dat het, gelet op het veelvuldig werken met smeermiddelen in de werkruimte van het busje, moeilijk was bruikbare biologische of dactyloscopische sporen te vinden. Anders dan de raadsvrouwe heeft gesteld, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet de conclusie worden getrokken dat er sporen van [naam slachtoffer] in de bus van verdachte hadden moeten zijn en dat zij, bij gebreke hiervan, daarom in een ander busje moet zijn ontvoerd.
Verder acht de rechtbank het niet aannemelijk dat er een ander busje (en dus een andere dader) in het spel is geweest, gelet op het signalement dat [naam slachtoffer] heeft gegeven van haar ontvoerder. De man die [naam slachtoffer] als haar ontvoerder beschrijft, had een tatoeage tot in zijn nek, die volgens [naam slachtoffer] allemaal krulletjes had en van de nek tot onder zijn trui liep. De man was een beetje kaal en had zwarte stekeltjes. Hij was tussen de 30 en 60 jaar oud en droeg een rode trui.
Ter zitting heeft verdachte een tatoeage getoond die zich op zijn schouder bevindt en een afbeelding vormt van een draak. De rechtbank heeft waargenomen dat de staart van de draak enigszins krult en naar boven richting de nek van verdachte loopt. Verdachte heeft ook (kort) stekeltjeshaar, zij het niet zwart, maar grijs. Verder bevindt zich in het dossier een afbeelding van de bedrijfskleding die verdachte zegt te hebben gedragen: de trui is niet geheel zwart, zoals de raadsvrouw heeft gesteld, maar heeft een brede rood/oranje kraag.
Daarbij acht de rechtbank het, wederom in aanmerking genomen hetgeen reeds eerder over de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in het algemeen en die van [naam slachtoffer] in het bijzonder is overwogen, niet onmogelijk dat [naam slachtoffer] de hiervoor beschreven staart van de tatoeage gezien heeft en deze volgens haar beleving als krullend heeft beschreven. Ook is het voorstelbaar dat zij de trui van verdachte als rood heeft beschreven naar aanleiding van het waarnemen van de grote rode kraag.
Overtuiging
Gelet op al het voorgaande is er niet alleen wettig bewijs, maar ook de overtuiging bij de rechtbank dat het verdachte is geweest die [naam slachtoffer] heeft ontvoerd.
Verdachte heeft niet kunnen verklaren waarom hij met zijn bus in de [L.straat] heen en weer heeft gereden en zelfs even is gestopt, terwijl deze straat niet ligt op de route die hij zegt te hebben genomen op 26 november 2010. Evenmin heeft verdachte kunnen uitleggen hoe het kan dat zijn bus gedurende ruim 11 minuten in Neerbeek is geweest op diverse locaties, zoals uit de gegevens van de blackbox blijkt. Verdachte heeft voor deze ‘harde gegevens’, die volledig passen binnen het verhaal van [naam slachtoffer], geen enkele verklaring willen of kunnen geven, terwijl zij “schreeuwen om uitleg”. De eerdergenoemde gegevens maken immers verdachtes verklaring dat hij rechtstreeks naar Spaubeek is gereden niet alleen ongeloofwaardig, maar gewoonweg onwaar. Daarmee is ook zijn ontkenning van het ontvoeren van [naam slachtoffer] ongeloofwaardig.
Oogmerk?
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [naam slachtoffer] ontvoerd heeft, dat wil zeggen dat hij haar opzettelijk wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, zoals de wetstekst van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht luidt. De officier van justitie acht echter niet alleen bewezen dat er sprake is van een wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar ook dat er daarbij sprake is geweest van het oogmerk [naam slachtoffer] te dwingen iets te doen of iets niet de doen, strafbaar gesteld bij artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht (gijzeling) en primair ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat voor een veroordeling op basis van dit artikel niet vereist is dat bewezen wordt wat de dader zijn slachtoffer specifiek wilde laten doen of ondergaan. Zij is dan ook van mening dat, nu er geen andere reden te bedenken is waarom een man een meisje van 8 jaar van haar vrijheid berooft, bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk had [naam slachtoffer] iets te laten doen of ondergaan wat zij normaal niet zou hebben gedaan. Daarbij heeft de officier van justitie ook een verband gelegd met het bezit van kinderporno.
De rechtbank is echter van oordeel dat deze redenering niet toereikend is om tot een bewezenverklaring van dit bestanddeel te komen.
Verdachte heeft zich niet uitgelaten over zijn bedoelingen met het ontvoeren van [naam slachtoffer]. [naam slachtoffer] heeft verteld wat verdachte tegen haar heeft gezegd, maar hieruit kan niet meer worden afgeleid dan dat verdachte [naam slachtoffer] heeft misleid met een smoes over een hondje. In het licht van de vrijheidsberoving die hierop gevolgd is, is het invoelbaar dat de officier van justitie het ergste vermoedt, maar hard strafrechtelijk bewijs leveren deze vermoedens niet op. Verdachte heeft verder niet veel tegen [naam slachtoffer] gezegd, hij heeft een tijd met haar rondgereden en haar vervolgens ook betrekkelijk snel weer vrijgelaten. Of en zo ja wat verdachte van plan was met [naam slachtoffer], is op basis van het dossier niet eenduidig vast te stellen. De rechtbank zal verdachte dan ook van de primair ten laste gelegde gijzeling vrijspreken. Voor de strafmaat zal dit overigens wat de rechtbank betreft geen gevolgen hebben.
3.3.2. Feit 2
Nadat verdachte in de ontvoeringszaak is aangehouden, heeft de politie een grote hoeveelheid kinderporno op zijn computer aangetroffen. Deze kinderporno bevond zich op een van de twee harde schijven in de computer in verschillende mappen, waarvan de politie kopieën heeft gemaakt en onderzocht.
Het bleek te gaan om 6393 kinderpornografische beeldbestanden en 9 kinderpornografische videobestanden. Deze bevonden zich voornamelijk in twee mappen met de namen [W.] en [A.], die op een niet-gebruikelijke plaats op de harde schijf stonden en die waren verwijderd (maar nog niet door het besturingssysteem waren overschreven) op 26 november 2010 rond 17:30 uur. De bestanden waren op de computer aangemaakt op 17 januari 2010.
Uit de beoordeling door de politie van deze beelden en video’s volgt dat het afbeeldingen van seksuele gedragingen betreft waarbij personen zijn betrokken die nog geen achttien jaar zijn. In deze beoordeling staat verder een schematisch overzicht van de desbetreffende gedragingen. Het betreft:
-het vaginaal en/of oraal penetreren (met de penis en/of vinger en/of hand) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en
- het vaginaal penetreren (met de penis) door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en
- het betasten van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en
- het betasten van de geslachtsdelen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met vinger en/of hand) en
- het aanbrengen en/of aanwezig zijn van sperma op het lichaam van een persoon die de kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed en/of opgemaakt is en/of in houdingen poseert die niet bij de leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van de kleding ontdoet en/of door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de afbeelding/film en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 26 november 2010 inderdaad rond 17:30 uur bestanden gewist heeft, waarvan hij had gezien dat deze kinderporno bevatten.
Overwegingen
De rechtbank stelt vast dat er zich op de computer van verdachte kinderporno heeft bevonden en dat verdachte dit wist. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij via het programma uTorrent een concert van Trance Energy had gedownload, dat hij regelmatig films downloadde en dat hij gewoonlijk controleerde wat er was gedownload. Toen hij dit ook op 26 november 2010 omstreeks 17.30 deed zag hij dat de twee mappen met de namen [W.] en [A.] ook waren meegekomen. Verdachte heeft de mappen geopend en gezien dat het kinderporno was en vervolgens deze mappen verwijderd.
De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat de mappen [W.] en [A.] pas op 26 november 2010 zijn opgeslagen op verdachtes computer en dat hij pas vanaf dat moment bekend werd met de inhoud van de mappen. De aanmaakdatum van de mappen was immers 17 januari 2010.
Bovendien wordt het in het algemeen door deskundigen onwaarschijnlijk geacht dat er zomaar kinderpornobestanden meekomen bij het downloaden van ‘normale’ (video)bestanden, laat staan in de hoeveelheid waarvan hier sprake was. Ter zitting is dit nog eens bevestigd door de deskundige verbalisant [R.] die de bestanden in deze zaak heeft onderzocht.
Daarbij heeft deze verbalisant gerelateerd in het dossier dat er meer torrent-bestanden op de computer van verdachte zijn aangetroffen, weergegeven in het dossier als Bookmarks. Deze bestanden hebben veelal namen die duidelijk maken dat het om kinderporno gaat. De aanmaakdata van deze bestanden liggen tevens in de ten laste gelegde periode, wat erop duidt dat verdachte vaker kinderporno heeft gedownload en dat dit geen toeval was.
Voor zover de raadsvrouw heeft aangevoerd dat de bestanden met kinderporno zich al op de computer hebben bevonden toen verdachte de computer kocht omstreeks Kerst 2009 en dat het anti-virusprogramma van verdachte deze bestanden heeft geordend en geplaatst op de plek waar zij werden aangetroffen, wordt dit verweer verworpen.
De stelling van de raadsvrouw dat de mappen [W.] en [A.] met kinderpornobestanden zich al meer dan een jaar op de computer van verdachte zouden bevinden, verhoudt zich niet met de verklaring van verdachte ter zitting dat de mappen [W.] en [A.] pas op 26 november 2010 op zijn computer zijn beland.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte tussen 17 januari 2010 en 26 november 2010 de kinderporno heeft verworven en in zijn bezit heeft gehad en dat gelet op de grote hoeveelheid van het materiaal geconcludeerd kan worden dat dit een gewoonte van verdachte was.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 26 november 2010 te Neerbeek, gemeente Beek, opzettelijk [naam slachtoffer] (geboren [2002]) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet die [naam slachtoffer] aangesproken en vervolgens die [naam slachtoffer] in een bedrijfsbus laten instappen en de deuren van die bedrijfsbus gesloten en is weggereden;
Feit 2
in de periode van 17 januari 2010 tot en met 26 november 2010 te Spaubeek, in de gemeente Beek, meermalen telkens een groot aantal afbeeldingen, te weten 6393 foto’s en negen video’s heeft verworven en in bezit gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- het vaginaal en/of oraal penetreren (met de penis en/of vinger en/of hand) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en
- het vaginaal penetreren (met de penis) door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en
- het betasten van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en
- het betasten van de geslachtsdelen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met vinger en/of hand) en
- het aanbrengen en/of aanwezig zijn van sperma op het lichaam van een persoon die de kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed en/of opgemaakt is en/of in houdingen poseert die niet bij de leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van de kleding ontdoet en/of door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de afbeelding/film en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden
Feit 2
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, mocht zij tot een bewezenverklaring komen van de tenlastegelegde feiten.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Verdachte heeft [naam slachtoffer], een jong meisje, van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden gedurende een rit van ongeveer 11 minuten. Voor [naam slachtoffer] moet dit een zeer beangstigende ervaring zijn geweest. Ook voor haar ouders en haar pleegzusje [naam pleegzusje] moet het een schokkende gebeurtenis zijn geweest. Het teweegbrengen van deze angst en deze schok rekent de rechtbank verdachte zwaar aan en de rechtbank kan slechts de hoop uitspreken dat zowel [naam slachtoffer] als haar familie deze gebeurtenis zal weten te verwerken.
Het spreekt daarbij voor zich dat de gehele samenleving door dit soort ernstige delicten geraakt wordt en gevoelens van angst en onveiligheid ervaart. De publieke reacties op in de media verschenen berichten over kinderontvoering en kindermisbruik spreken wat dat betreft boekdelen.
Naar de motieven van verdachte bij de ontvoering is het slechts gissen. Aanwijzingen dat verdachte aan een geestelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens lijdt, zijn er niet, wat bij de rechtbank, zeker wanneer gelet wordt op verdachtes kennelijke interesse in kinderporno, een beklemmend gevoel oproept. Geconstateerd moet dan immers worden dat verdachte zich bij zijn volle verstand zijnde heeft overgegeven aan het ontvoeren van een kind.
Gegeven de afwezigheid van aanwijzingen dat verdachte aan een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling lijdt, zijn de mogelijkheden waarop de rechtbank op dit delict kan reageren beperkt. De rechtbank kan immers thans niet een maatregel, zoals TBS, of een behandeling bij of in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg opleggen.
Strafoplegging is in de onderhavige zaak de enige optie die de rechtbank heeft.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank vanzelfsprekend ook acht geslagen op het door verdachte in bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderporno.
Kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat de nadelige gevolgen die deze kinderen hiervan zowel in psychische als in lichamelijke zin ondervinden doorgaans bijzonder ingrijpend zijn. Verdachte moet hier mede verantwoordelijk voor worden gehouden, nu hij met het in bezit hebben van kinderporno heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderporno en daarmee ook naar bedoeld misbruik en bedoelde exploitatie van die kinderen. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het dan ook noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno afnemen en in bezit hebben.
Een en ander brengt met zich mee dat de rechtbank een lange gevangenisstraf niet alleen gepast acht vanwege de ernst van de feiten, maar ook geboden.
Zoals bij haar bewijsoordeel al aangegeven, houdt de rechtbank er bij de strafmaat geen rekening mee dat zij verdachte niet veroordeelt voor het delict gijzeling dat de officier van justitie ten grondslag heeft gelegd aan haar eis en dat een hoger strafmaximum kent dan opzettelijke vrijheidsberoving. De straf die de officier van justitie heeft geëist acht de rechtbank, gelet op de ernst van de onderhavige delicten, een passende straf. Ook het voorwaardelijk gedeelte van de geëiste straf zal de rechtbank opleggen met een proeftijd van 3 jaren, teneinde ook na het uitzitten van de gevangenisstraf nog lange tijd herhaling te voorkomen.
6 Het beslag
De in beslag genomen computer van verdachte met daarop de bestanden met kinderporno zal aan het verkeer worden onttrokken.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 240b en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van drie jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
2010142492 3 1.00 STK Computer Kl:beige, [merknaam], 1867145, samengestelde pc ontbrekend zijscherm.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. C.M.J. van den Acker en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 mei 2011.
Mr. Van den Acker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 november 2010 te Neerbeek, gemeente Beek, opzettelijk één persoon, genaamd [naam slachtoffer] (geboren [2002]), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [naam slachtoffer], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft verdachte die [naam slachtoffer] aangesproken en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] in een bedrijfsbus laten instappen en/of de deuren van die bedrijfsbus gesloten en/of is weggereden;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 november 2010 te Neerbeek, gemeente Beek, opzettelijk [naam slachtoffer] (geboren [2002]) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet die [naam slachtoffer] aangesproken en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] in een bedrijfsbus laten instappen en/of de deuren van die bedrijfsbus gesloten en/of is weggereden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 januari 2010 tot en met 26 november 2010 te Spaubeek, in de gemeente Beek, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten 6393 foto(s) en/of negen video(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) te weten één of meer computer(s) en/of (een) harddisk(s) heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeeldinge(n) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het vaginaal en/of oraal penetreren (met de penis en/of vinger en/of hand) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
het vaginaal penetreren (met de penis) door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
het betasten van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de vinger en/of hand) en/of
het betasten van de geslachtsdelen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met vinger en/of hand) en/of
het aanbrengen en/of aanwezig zijn van (een op) sperma (gelijkende substantie) op het lichaam van een persoon die de kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed en/of opgemaakt is en/of
in een omgeving en/of met voorwerpen en/of in (erotisch getinte) houdingen poseert die niet bij de leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van de kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de afbeelding/film en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.