ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ6534

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
18 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
415472 EJ VERZ 11-32
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M.A.F. Coenegracht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van disfunctioneren

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 18 april 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting Vilans en een werknemer, hierna te noemen [verweerder]. Vilans verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen, met als argument dat [verweerder] onvoldoende functioneerde. De rechtbank oordeelde dat de stelling van Vilans onvoldoende feitelijk onderbouwd was. De werknemer had vijftien jaar naar tevredenheid bij Vilans gewerkt, en de rechtbank vond dat bij enige gerede twijfel over haar functioneren, een objectief extern oordeel had moeten worden gevraagd. De procedure wekte de indruk dat er een vooraf geformuleerde conclusie was gevolgd om het verzoek te rechtvaardigen.

De rechtbank constateerde dat Vilans niet had aangetoond dat zij zich vóór februari 2010 had ingespannen om [verweerder] naar een hoger niveau te tillen. Bovendien had Vilans, na het opstellen van een verbeterplan, [verweerder] geen reële kans gegeven om haar functioneren te verbeteren. De kantonrechter concludeerde dat de beoordeling van [verweerder] niet zorgvuldig was en dat er geen deugdelijke en objectieve wijze van onderzoek naar haar functioneren had plaatsgevonden. De rechtbank wees het verzoek van Vilans af en veroordeelde hen in de proceskosten van [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
Zaaknummer: 415472 EJ VERZ 11-32
Typ: AodK
Beschikking van 18 april 2011
op een verzoek van
STICHTING VILANS,
gevestigd te [plaats sub 1],
verzoekende partij, hierna te noemen:Vilans,
gemachtigde: mr. S.C. Spaans, advocaat te Huizen,
tegen
[verweerder],
wonend te [adres],
verwerende partij, hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. S.J.W.M. Vonken, advocaat te Heerlen
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 16 februari 2011 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen. Daarbij zijn zestien producties gevoegd.
Op 25 maart 2011 is een verweerschrift met twee producties ingekomen.
Zijdens Vilans zijn op 31 maart 2011 nog drie verdere producties ingediend.
Partijen hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 4 april 2011 hun standpunten nader toegelicht, Vilans onder overlegging van een pleitnota. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden.
Vervolgens is uitspraak bepaald.
2. GESCHIL
2.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist staat het volgende vast.
[verweerder] – geboren [geboortedatum] – is op [datum sub 1] bij Synchron/IRV in dienst getreden, welke onderneming in 2007 gefuseerd is met/overgenomen door Vilans te [plaats sub 1].
[verweerder] vervult sedert [datum sub 2] de functie van [functie sub 1] tegen een salaris van laatstelijk € 2.970,00 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en eindejaarsuitkering. Vóór [datum sub 2] is [verweerder] werkzaam geweest als [functie sub 2].
In september 2008 kreeg [verweerder] te maken met een programmaleider/leidinggevende in de persoon van mw. [programmaleider/leidinggevende] (hierna te noemen: [programmaleider/leidinggevende]), die eenmaal per week naar [plaats sub 2] afreisde. Vóór die tijd was er geen programmaleider.
In 2009 heeft Vilans de locatie [plaats sub 2], waar [verweerder] werkzaam was, gesloten. Voor [verweerder] betekende dit concreet dat zij 40% in [plaats sub 1] ging werken en 60% thuis.
In 2009 heeft [verweerder] een “een kwartjaar” ouderschapsverlof genoten en daarna 20 in plaats van 24 uren gewerkt.
[verweerder] is vanaf 18 februari 2011 vrijgesteld van werkzaamheden.
2.2. Vilans verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verweerder] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op grond van gewichtige redenen, gelegen in veranderingen in omstandigheden, onder toekenning van een vergoeding van € 18.876,10 bruto. Daarnaast is Vilans bereid een suppletie op een eventuele WW-uitkering – zoals omschreven in punt 15 van het verzoekschrift – aan [verweerder] te betalen alsmede een bedrag van € 6.000,00 voor het doorlopen van een outplacementtraject.
2.3. Vilans legt aan haar verzoekschrift – kort en voor zover van belang weergegeven – het volgende ten grondslag.
2.3.1. Vilans is een onafhankelijke kenniscentrum voor langdurende zorg en ontwikkelt – samen met professionals uit het veld – praktijkgerichte kennis die de langdurende zorg helpt verbeteren. [verweerder] is sedert [datum sub 2] als [functie sub 1] werkzaam in het programma [programma naam].
Bij aanvang van die functie is met [verweerder] afgesproken, dat zij – zeker op het terrein van projectleiderschap en acquisitie – diende te voldoen aan de door Vilans te stellen beoordelingscriteria-eisen, onder verwijzing naar het in dezen toepasselijke Functiehandboek.
Tijdens het R&O-gesprek van 10 februari 2009 is geconstateerd dat [verweerder] nog niet functioneert op het gewenste niveau en dat bij [verweerder] nog de nodige competenties dienen te worden ontwikkeld.
Uit het beoordelingsformulier over de periode van februari 2009 tot februari 2010 (productie 2) blijkt dat het functioneren van [verweerder] – in het bijzonder op het gebied van projectleiding, onderzoek, advisering, publiceren en acquisitie – over genoemde periode onvoldoende is. Een en ander is met [verweerder] besproken en Vilans is gestart met een verbetertraject, waarin concrete afspraken zijn vastgelegd. Naar aanleiding van het door [verweerder] ingestelde bezwaar tegen de onderhavige beoordeling heeft op 26 april 2010 een gesprek plaatsgevonden. Er is toen afgesproken dat een verbeterplan zal worden opgesteld, waarin onder meer de op 15 maart 2010 vastgelegde ontwikkelpunten verder zullen worden aangescherpt, met een proefperiode van vier tot zes maanden om de ontwikkelpunten te monitoren.
Vilans heeft [verweerder] tijdens een op 29 november 2010 gehouden bijeenkomst medegedeeld, dat zij van oordeel is dat [verweerder] (nog steeds) onvoldoende functioneert als [functie sub 1] en dat ontwikkelpunten, die al vanaf februari 2009 zijn benoemd, onvoldoende gerealiseerd zijn.
2.3.2. Terugplaatsen van [verweerder] in de functie van [functie sub 2] is voor Vilans geen optie, enerzijds omdat [verweerder] zelf die mogelijkheid in een gesprek op 15 maart 2010 heeft afgewezen en anderzijds omdat [verweerder] ook in die functie onvoldoende zal kunnen presteren op de onderdelen projectleiding en acquisitie aangezien die qua niveau in het verlengde liggen van de functie van [functie sub 1]. Vilans concludeert dat er geen andere passende functie voor [verweerder] binnen haar organisatie beschikbaar is.
2.3.3. Vilans heeft aan [verweerder] te kennen gegeven over te willen gaan tot ontbinding van de onderhavige arbeidsovereenkomst onder aanbieding van een outplacementtraject.
Vilans heeft op 22 december 2010 een concept-vaststellingsovereenkomst aan [verweerder] gezonden, maar [verweerder] is daarmee niet akkoord gegaan. “Op basis van disfunctioneren en een langzamerhand ontstane verstoorde arbeidsrelatie is er geen basis meer voor een vruchtbare samenwerking”, aldus Vilans.
2.4. [verweerder] heeft daartegen – kort en voor zover van belang weergegeven – het volgende verweer gevoerd.
2.4.1. Vilans is er niet in geslaagd de stellingen betreffende het vermeende disfunctioneren van [verweerder] concreet te maken. [verweerder] heeft 15 jaar lang goede beoordelingen gehad en in dat kader ook extra periodieken ontvangen. Alle stukken die in dezen zijn overgelegd dateren uitsluitend van februari 2010 en later. [verweerder] betwist dat zij in 2009 gecoacht is om het vermeende onder-de-maat-functioneren te verbeteren. Die coaching had alleen ten doel een betere samenwerking tussen [verweerder] en [programmaleider/leidinggevende] te bewerkstelligen. Het door Vilans bedoelde “verbetertraject” is pas ná april 2010 gestart en heeft betrekking op een zeer korte periode van – effectief – veertien werkweken.
Ook de stelling dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie is volgens [verweerder] door Vilans niet aannemelijk gemaakt.
Vanaf 17 februari 2011 is het [verweerder] onmogelijk gemaakt om haar werkzaamheden te verrichten.
2.4.2. [verweerder] heeft steeds te kennen gegeven bij Vilans te willen blijven werken. De stelling van Vilans dat zij ook in de functie van [functie sub 2] onvoldoende zal kunnen presteren, is voor haar absoluut onbegrijpelijk nu zij vóór juli 2008 die functie altijd tot grote tevredenheid heeft verricht. [verweerder] wil graag weer met die werkzaamheden belast worden en zij vraagt de kantonrechter dan ook dringend om het verzoek af te wijzen. Geheel subsidiair – voor het geval de kantonrechter het verzoek van Vilans toch zou toewijzen – maakt [verweerder] aanspraak op een vergoeding.
3. MOTIVERING
3.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met een opzegverbod.
3.2. [verweerder] is vanaf [datum sub 2] werkzaam in de functie van [functie sub 1]. Vilans stelt dat reeds in februari 2009 geconstateerd is, dat [verweerder] op dat moment nog niet functioneerde op het gewenste niveau.
Van het gesprek dat dienaangaande tussen [verweerder] en [programmaleider/leidinggevende] op 10 februari 2009 heeft plaatsgevonden, is een verslag opgemaakt (productie 1 bij verzoekschrift).
Daarin wordt een terugblik gegeven op de werkzaamheden “van de afgelopen vier maanden” en er worden activiteiten en ontwikkeldoelen voor 2009 genoemd. Eén van de doelen is “verder ontwikkelen van competenties die horen bij de functie van [functie sub 1]”.
Dat na een zo korte periode nog niet alle voor de functie noodzakelijke competenties geheel ontwikkeld zijn, is zeer begrijpelijk: het betrof immers een voor [verweerder] nieuwe functie. Hieruit kan naar het oordeel van de kantonrechter absoluut nog geen disfunctioneren worden geconcludeerd en uit bedoeld verslag blijkt zulks ook geenszins.
De stelling van [verweerder] dat de haar aangeboden coaching alleen betrekking heeft gehad op het verbeteren van haar relatie met [programmaleider/leidinggevende] en niet op haar functioneren, wordt door Vilans niet met zoveel woorden betwist.
3.3.1. In het gesprek van 5 maart 2010 is [verweerder] vervolgens geconfronteerd met het door [programmaleider/leidinggevende] opgemaakte beoordelingsformulier over de periode februari 2009 tot februari 2010, waarin wordt geconcludeerd dat “het functioneren van [verweerder] als [functie sub 1] onvoldoende is”. Vilans stelt dat “deze zaken ook gedurende het jaar 2009 besproken zijn met [verweerder]”.
Vilans legt van deze stelling echter geen enkel bewijs over en licht ook niet toe hoe die gesprekken dan zouden zijn verlopen. Dat er bijvoorbeeld in die periode sprake is geweest van functioneringsgesprekken, waarin concreet aan [verweerder] kenbaar gemaakt is op welke punten haar functioneren verbetering behoefde, is gesteld noch gebleken.
In bedoeld beoordelingsformulier – waarvan een kopie als productie 2 bij het verzoekschrift is overgelegd – zijn diverse onderdelen met een score B (=onvoldoende) gewaardeerd. Een objectieve onderbouwing en beargumentering van die waardering ontbreekt echter.
3.3.2. Zo stelt de beoordelaar ten aanzien van het onderdeel "kennis/vakdeskundigheid" (kennelijk) vast: "onvoldoende voor [niveau]. Er is in de afgelopen periode geen duidelijke koers/visie op NAH thema neergezet. Wel veel ervaring en een groot netwerk in de NAH wereld". Daaronder wordt (kennelijk) door [verweerder] een opgave verstrekt van haar activiteiten in de achterliggende periode ter staving van haar vakkennis. De conclusie op dit onderdeel luidt vervolgens "B" (is onvoldoende). Of deze conclusie uitsluitend voor rekening komt van
mw. [programmaleider/leidinggevende] wordt niet geadstrueerd, maar is waarschijnlijk gezien haar ondertekening van de beoordeling.
Op dit toch niet onbelangrijke onderdeel ontbreekt dan iedere nadere toelichting, danwel enige objectieve onderbouwing b.v. aan de hand van een professioneel benchmark dat in deze branche gangbaar is, op grond waarvan dit oordeel gebaseerd kan worden.
3.3.3. Op het onderdeel "Zelfstandigheid: situaties begrijpen en doorzien, problemen oplossen" dat eveneens onvoldoende (B) wordt beoordeeld, verzoekt [verweerder] om voorbeelden, die – voor zover kenbaar – niet worden gegeven.
Dit patroon – het niet noemen van concrete voorbeelden en/of bronnen – herhaalt zich, zoals uit productie 2 kan worden afgeleid, op de onderdelen onderzoek, advisering en productiviteit/kwaliteit.
Met het door [verweerder] aangevoerde verweer wordt geen rekening gehouden, althans is daarvan niet gebleken uit de beoordeling.
Dit alles maakt deze beoordeling weinig zorgvuldig.
3.4. Naar aanleiding van het tegen bedoelde beoordeling door [verweerder] ingediende bezwaarschrift heeft op 26 april 2010 een gesprek plaatsgevonden met de Raad van Bestuur. Het daarin voorgestelde "verbeterplan" – competentie-ontwikkelplan (productie 7) – is pas bijna twee maanden later – 21 juni 2010 – opgesteld. De daarin vastgelegde afspraken betreffen onder meer een aantal te volgen cursussen en scholingstrajecten. Op 12 juli 2010, 23 augustus 2010 en 26 oktober 2010 vinden voortgangsgesprekken plaats. Tenslotte heeft op 29 november 2010 het evaluatiegesprek plaatsgevonden. (De verslagen daarvan zijn als producties 8, 9, 10 en 12 in het geding gebracht.) De stelling van [verweerder] dat zij effectief slechts veertien werkweken de tijd gehad heeft om te werken c.q. uitvoering te geven aan alle in bedoeld plan opgenomen punten wordt door Vilans niet met zoveel woorden betwist.
3.5. Onder deze omstandigheden kan niet gesteld worden, dat Vilans het (dis)functioneren van [verweerder] op een deugdelijke en objectieve wijze heeft onderzocht, noch op adequate wijze een verbeterplan heeft aangeboden.
Indien een professioneel medewerker werkzaam in een functie op dit niveau gedurende circa 15 jaar tot tevredenheid heeft gewerkt, zou het bij enige gerede twijfel over haar functioneren door een – recent benoemde – leidinggevende gepast zijn geweest een objectief extern oordeel te laten vaststellen aan de hand van verifieerbare criteria, waaraan de mening van die leidinggevende kan worden getoetst.
De thans gevolgde procedure wekt de indruk dat een "scenario" is gevolgd teneinde een vooraf geformuleerde conclusie te kunnen rechtvaardigen.
Samenvattend:
3.6.1. Gezien de stukken en gehoord hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de kantonrechter van oordeel dat Vilans haar stelling dat [verweerder] onvoldoende functioneert te weinig feitelijk onderbouwd heeft.
3.6.2.Vilans heeft niet kenbaar gemaakt op welke wijze zij zich vóór februari 2010 heeft ingespannen om [verweerder] daadwerkelijk naar een hoger c.q. door Vilans gewenst niveau te tillen.
Voorts heeft Vilans – nadat zij heeft geconcludeerd tot disfunctioneren en samen met [verweerder] een "verbeterplan" heeft geformuleerd – [verweerder] gelet op de te korte duur van de “verbeterperiode” geen reële mogelijkheid gegeven om haar functioneren te verbeteren op de door Vilans gewenste wijze. Dat het helemaal niet goed gaat, blijkt overigens uit de verslagen van de gesprekken van 12 juli 2010 en 23 augustus 2010 ook niet althans onvoldoende.
3.6.3. Een belangrijk verwijt dat Vilans [verweerder] maakt is het niet behalen van de acquisitiedoelen. Als gevolg van een veranderde markt is dit onderdeel min of meer aan de functie toegevoegd, aldus Vilans ter zitting. Voor wat betreft de periode vóór 21 juni 2010 licht Vilans echter niet toe of en in welke mate zij [verweerder] heeft begeleid en aangestuurd bij het behalen van de door haar te dien aanzien gestelde eisen. Bovendien is het behalen van acquisitiedoelen ook afhankelijk van buiten de acquisiteur gelegen factoren. Vilans maakt niet duidelijk in hoeverre de door haar gestelde acquisitiedoelen op zich haalbaar zijn en in hoeverre [verweerder] het niet behalen daarvan kan worden toegerekend.
3.6.4. Zowel in de stukken als ter zitting heeft [verweerder] duidelijk te kennen gegeven in de onderhavige omstandigheden een terugkeer naar haar functie van [functie sub 2] te wensen. De stelling van Vilans, dat [verweerder] deze functie ook niet naar behoren zal kunnen vervullen, komt de kantonrechter onbegrijpelijk voor, nu [verweerder] immers jarenlang tot tevredenheid in die functie gewerkt heeft, althans het tegendeel is gesteld noch gebleken. Mocht acquisitie inmiddels een groter onderdeel van deze functie zijn gaan uitmaken, zoals Vilans suggereert, dan is het aan Vilans om [verweerder] op dat gebied te ondersteunen, zoals ook hiervoor reeds is overwogen.
3.7. Het vorenstaande in onderlinge samenhang beschouwd, leidt tot afwijzing van het verzoek. Als de geheel in het ongelijk gestelde partij zal Vilans veroordeeld worden in de aan de zijde van de [verweerder] gerezen proceskosten, begroot op € 400,00 salaris gemachtigde.
3. BESLISSING
Wijst het verzoek af.
Veroordeelt Vilans in de aan de zijde van [verweerder] gerezen proceskosten, tot op heden begroot op € 400,00 salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.A.F. Coenegracht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken .