3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Hij baseert zich hierbij op de plaatsen waar het slachtoffer is geraakt. Verdachte heeft [naam slachtoffer] geslagen en hem vervolgens met een gedeformeerd tafelmes onder meer in/op de wang, de hals, het sleutelbeen en het schouderblad geraakt. Niet duidelijk is of de wond op de wang is veroorzaakt door stekend of door snijdend geweld. Niet is komen vast te staan dat verdachte gerichte, stekende bewegingen heeft gemaakt naar de ogen en/of oogkassen van [naam slachtoffer], noch dat hij gericht op de slaapbeenderen van [naam slachtoffer] heeft geslagen. Gebleken is dat het mes, gelet op de aard, onder meer haar gebogen vorm, verder niet geschikt was om steekwonden dan wel diepe snijwonden te veroorzaken. Gelet op voornoemde omstandigheden is de officier van justitie van mening dat niet bewezen is dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [naam slachtoffer] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, ook niet in de zin dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [naam slachtoffer] dodelijk zou raken dan wel zwaar lichamelijk letsel toe zou brengen.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer], heeft mishandeld.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ook de raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder primair en subsidiair tenlastgelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Primair heeft hij aangevoerd dat het door verdachte aangewend middel, te weten een plat en bot mes, ondeugdelijk is om een ander te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Subsidiair heeft hij, onder verwijzing naar de HIV-arresten van de Hoge Raad, naar voren gebracht dat het voorwaardelijk opzet op de dood dan wel op zware mishandeling niet bewezen kan worden verklaard, nu de algemene ervaringsregels met zich meebrengen dat het gebruikte mes niet geschikt is om een ander dodelijk te verwonden en/of zwaar lichamelijk letstel toe te brengen.
Evenals de officier van justitie acht hij de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling van een ambtenaar wel wettig en overtuigend bewezen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op donderdag 20 mei 2010 heeft [naam slachtoffer], werkzaam als penitentiair inrichtingwerker in de Geerhorst te Sittard, een verklaring afgelegd, inhoudende dat hij op voornoemde dag omstreeks 07.30 uur is begonnen met het wekken van gedetineerden op afdeling B. Na opening van celdeur 11 hoorde hij geprevel achter zich, draaide zich om en zag dat [naam verdachte], de gedetineerde uit cel 10, achter hem stond en naar hem uithaalde. Hij zag dat [naam verdachte] met beiden vuisten in het wilde weg aan het slaan was, welke klappen hij afweerde met zijn handen. Voorts heeft hij verklaard dat hij opeens zag dat [naam verdachte] een mes in zijn handen had. Hij zag dat [naam verdachte] dat mes in zijn rechter hand had en een flinke zwaai maakte in zijn richting en vervolgens met dat mes als een wilde om zich heen stak in zijn richting.