ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ7163
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J. Hazen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor smaadschrift zonder concrete telastlegging
In de zaak tegen [naam verdachte], die op 1 juni 2011 door de Rechtbank Maastricht werd behandeld, stond de verdachte terecht voor smaad. De officier van justitie stelde dat de verdachte met een brief de eer en goede naam van de heer [benadeelde partij 1] had aangetast door hem als 'oplichter' te bestempelen. De brief was verzonden naar de gemeente Heerlen, de voetbalclub [B.] en [P.], en bevatte beschuldigingen over het niet betalen van schulden en het achterlaten van rotzooi na een faillissement. De verdediging betoogde echter dat de verdachte niet de auteur van de brief was, maar dat deze was geschreven door de rechtspersoon [naam rechtspersoon]. Bovendien stelde de verdediging dat er geen sprake was van een concrete telastlegging van een feit in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter oordeelde dat de beschuldigingen in de brief niet als concrete gedragingen konden worden aangemerkt, en dat failliet gaan op zich niet strafbaar is. De rechter concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak hem vrij. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, gezien de vrijspraak van de verdachte.