ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ7163

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/259762-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.J. Hazen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor smaadschrift zonder concrete telastlegging

In de zaak tegen [naam verdachte], die op 1 juni 2011 door de Rechtbank Maastricht werd behandeld, stond de verdachte terecht voor smaad. De officier van justitie stelde dat de verdachte met een brief de eer en goede naam van de heer [benadeelde partij 1] had aangetast door hem als 'oplichter' te bestempelen. De brief was verzonden naar de gemeente Heerlen, de voetbalclub [B.] en [P.], en bevatte beschuldigingen over het niet betalen van schulden en het achterlaten van rotzooi na een faillissement. De verdediging betoogde echter dat de verdachte niet de auteur van de brief was, maar dat deze was geschreven door de rechtspersoon [naam rechtspersoon]. Bovendien stelde de verdediging dat er geen sprake was van een concrete telastlegging van een feit in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter oordeelde dat de beschuldigingen in de brief niet als concrete gedragingen konden worden aangemerkt, en dat failliet gaan op zich niet strafbaar is. De rechter concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak hem vrij. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, gezien de vrijspraak van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/259762-10
Datum uitspraak: 1 juni 2011
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 mei 2011 op tegenspraak gewezen door de politierechter in de zaak tegen
[naam verdachte]
geboren te [geboortegegevens verdachte]
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. K.D. Regter, advocaat te Heerlen.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 mei 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode 1 april 2010 tot en met 10 april 2010, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland en/of Lanaken, althans in België opzettelijk door middel van verspreiding van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van [benadeelde partij 1] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel (een) geschrift(en), zoals aan deze tenlastelegging gehecht en daarvan deel uitmakende (zie bijlage 1 bij dit vonnis), verspreid.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daarbij wijst de officier van justitie op de brief die verdachte naar de gemeente Heerlen, de voetbalclub [B.] en [P.] heeft gestuurd. De brief strekt ertoe om de eer en goede naam van de heer [benadeelde partij 1] als ondernemer aan te tasten. Dit kan bijvoorbeeld afgeleid worden uit het woord ‘oplichter’. Verder is de officier van mening dat in de brief concrete gedragingen vermeld staan, [benadeelde partij 1] laat schuldeisers met veel schuld achter, hij is agressief, hij laat je achter met wanhoop en verdriet, hij laat je achter met de meest gore troep, hij is een oplichter.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet verdachte de brief heeft geschreven, maar de rechtspersoon [naam rechtspersoon]. Verder is hij van mening dat er geen sprake is van telastlegging van een bepaald feit. Verdachte heeft met de woorden ‘zo gaat dat…een nieuwe naam’ een aanklacht willen doen tegen de manier waarop wij onze maatschappij inrichten. Verder beschrijft hij de gevoelens van de schuldeisers die door het handelen van [benadeelde partij 1] zijn benadeeld, waaronder verdachte zelf. Verdachte heeft bij de ontruiming zelf waargenomen dat er veel troep lag in het pand aan de [D-straat] nummer [.]in Heerlen.
Doordat de heer [benadeelde partij 1] overeenkomsten aangaat en deze vervolgens niet nakomt verdient hij volgens verdachte het predicaat oplichter. Gezien alle problemen die verdachte in het verleden met de heer [benadeelde partij 1] heeft gehad en het feit dat hij schuldeisers niet betaalt, is dat terecht. Zulks kan niet als smaad uitgelegd worden.
Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging omdat hem een beroep toekomt op art. 261 lid 3 Sr. Hetgeen in de brief werd verkondigd was immers waar en door het waarschuwen van andere personen werd tevens een algemeen belang gediend.
Het oordeel van de politierechter
Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij zelf omstreeks april 2010 de brief over aangever [benadeelde partij 1] en mevrouw [naam benadeelde partij 2], zijn partner, heeft geschreven en deze vervolgens naar de gemeente Heerlen, de voetbalclub [B.] en [P.] heeft gestuurd. Hij heeft dit gedaan als privé persoon. In het verleden was verdachte als verhuurder zelf de dupe geworden van wanbetalingen van de heer [benadeelde partij 1] en zijn partner. Zo was er een huurschuld van meer dan 10.000 euro ontstaan. Door het sturen van de brieven wilde hij enkele organisaties, met wie de heer [benadeelde partij 1] zaken deed, waarschuwen. De vraag is of verdachte zich door het sturen van deze brieven schuldig heeft gemaakt aan smaad.
Volgens de Hoge Raad is er sprake van tenlastelegging van een bepaald feit als bedoeld in artikel 261 Sr, indien het feit op een zodanige wijze door de verdachte is tenlastegelegd dat het een duidelijk te herkennen concrete gedraging aanwijst.
Daarbij moet die gedraging een verwerpelijk karakter hebben, waardoor de eer of naam van het slachtoffer wordt aangetast.
In de brief staat de passage “want zo gaat dat in Nederland je gaat in december 2009 failliet en gaat in januari 2010 weer verder onder een nieuwe naam en laat de schuldeisers met veel schuld, agressie, wanhoop en verdriet achter en de meest gore troep die je je kan voorstellen in het friture pand aan de [D-straat] [.]te Heerlen de Currator [naam currator]hebben pas in maart het pand vrijgegeven voor op te ruimen wat we daar zijn tegengekomen mag je niemand vertellen zo’n rotzooi en troep en bedorven materialen als de warenkeuringsdienst eens was komen kijken hadden ze hun handen in mekaar geslagen” .
Naar het oordeel van de politierechter is het feit dat iemand failliet gaat, schuldeisers met veel schuld achterlaat en korte tijd later weer onder een andere naam aan het werk gaat geen concrete, verwerpelijke gedraging. Het is ook niet strafbaar om failliet te gaan.
Ook het achterlaten van schuldeisers met veel agressie, wanhoop en verdriet is geen concrete gedraging. Het is een beschrijving van de gevoelens van schuldeisers.
Het achterlaten van rotzooi, troep en bedorven materialen is naar het oordeel van de politierechter in dit geval ook geen concrete verwerpelijke gedraging, omdat uit de brief blijkt dat er in december 2009 een faillissement is geweest en het pand eerst drie maanden later is vrijgegeven om op te ruimen. De situatie zoals men die heeft aangetroffen zegt niets over de situatie zoals die is achtergelaten en het is niet ondenkbeeldig dat bederfelijke waren na drie maanden bedorven zijn.
Tenslotte wordt aangever [benadeelde partij 1] aan het einde van de brief oplichter genoemd.
Het woord ‘oplichter’ is op te vatten als een kwalificatie van het handelen van de heer [benadeelde partij 1] en lijkt voornamelijk te zien op de schulden die hij gemaakt heeft. Er is echter geen sprake van telastlegging van een bepaalde concrete gedraging.
Gezien het voorgaande acht de politierechter niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd. De politierechter zal de verdachte daarom vrijspreken.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte zal worden vrijgesproken is de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering.
DE BESLISSING
De politierechter:
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. A.J. Hazen, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Bouts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 1 juni 2011
Bijlage 1:
[B.]
T.a.v het bestuur
[adres]
Mijne heren,
Hierbij wil ik mededelen dat wij een zeer slechte ervaring hebben met de Dhr [benadeelde partij 1] en
Mevr [naam benadeelde partij 2] die op u terrein met het [B.] Festival altijd staat met de friturewagen
of viswagen
Namen die Dhr [naam benadeelde partij 1] en Mevr [naam benadeelde partij 2] gebruiken Cafetaria het Centrum
[naam 1]
[naam 2]
Even kort wat het laatste jaar gebeurd is;
Dhr en Mevr [benadeelde partij 1]/ [naam benadeelde partij 2] huurde al een aantal jaren aan de [D-straat] [.]te Heerlen een
friturepand (dat wij [naam verdachte] en [echtgenote van verdachte] al 20 jaar ondernemers [naam rechtspersoon] in
Heerlen gekocht hebben aangezien wij als ondernemers geen pensioen opbouwen en ter goede
trouw met Dhr [benadeelde partij 1]en mevr [naam benadeelde partij 2] in zee zijn gegaan)
Maar het laatste jaar heeft dhr en mevr [benadeelde partij 1]/ [naam benadeelde partij 2] vanaf februari 2009 geen huur meer
betaald (huurschuld opgelopen tot eur 15.000,00) altijd uitvluchtjes en smoesjes
Wij hadden inmiddels het faillisment na veel praten met Dhr en mevr [benadeelde partij 1]/ [naam benadeelde partij 2] en veel
beloftes dat hij toch echt kwam betalen al opgegeven en faillissement aangevraagd dat 9 december
2009 is uitgesproken waar Dhr [benadeelde partij 1]en mevr [naam benadeelde partij 2] niet eens naar toe zijn gekomen omdat ze
dat niet noodzakelijk vonden……
Toen kwamen wij erachter dat er nog veel meer schuldeisers waren onder anderen dat hij zijn eigen
personeel niet betaalde de Makro ,Rooswinkel, Wehkamp ,enz, enz…. niet betaalde.
Tot onze grote verbazing stond in januari op de voorpagina van het Limburgs dagblad Dhr en mevr
[benadeelde partij 1]/[naam benadeelde partij 2] onder een nieuwe naam bij het [C] op [M-straat] alweer leuk de frietjes
en frikandeletjes te verkopen want zo gaat dat in Nederland je gaat in december 2009 failliet en gaat
in januari 2010 weer verder onder een nieuwe naam en laat de schuldeisers met veel schuld,
agressie, wanhoop en verdriet achter en de meest gore troep die je je kan voorstellen in het friture
pand aan de [D-straat] [.]te Heerlen de Currator [naam currator] hebben pas in maart
het pand vrijgegeven voor op te ruimen wat we daar zijn tegengekomen mag je niemand vertellen
zo’n rotzooi en troep en bedorven materialen als de warenkeuringsdienst eens was komen kijken
hadden ze hun handen in mekaar geslagen
Ik schrijf u deze brief om toch na te denken of u deze OPLICHTER nog op het [B.] Festival
waar wij ook ieder jaar naar toe komen weer zijn handeltje laat toe staan.
Met vriendelijk groet,
[naam rechtspersoon]
[naam verdachte] en [echtgenote van verdachte]
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/259762-10
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 1 juni 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte]
geboren te [geboortegegevens verdachte]
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. Regter, advocaat te Heerlen.