ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ9072

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700085-11, 03/703581-08 (VTVV), 03/810074-11 (ttg)
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandelingen door verdachte in Eijsden met recidive en gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 20 juni 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere mishandelingen. De verdachte heeft in totaal vijf mishandelingen gepleegd, waarvan drie tegen zijn toenmalige vriendin, [slachtoffer 1], en twee tegen andere slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 februari 2011 [slachtoffer 1] opzettelijk heeft geslagen, waardoor zij letsel heeft opgelopen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de aangifte van [slachtoffer 1] geloofwaardig was, ondersteund door getuigenverklaringen en proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank achtte ook bewezen dat de verdachte op 19 februari 2011 [slachtoffer 1] heeft mishandeld en dat hij [slachtoffer 2] heeft geslagen op dezelfde dag. De verdachte heeft een patroon van geweld vertoond, wat leidde tot de conclusie dat eerdere voorwaardelijke veroordelingen geen effect hebben gehad. De rechtbank besloot daarom om geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten tijdens de proeftijd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Maastricht, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummers: 03/700085-11, 03/703581-08 (VTVV), 03/810074-11 (ter terechtzitting gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juni 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juni 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(03/700085-11)
Feit 1: zijn partner, [slachtoffer 1], heeft mishandeld.
Feit 2: [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Feit 3: [slachtoffer 3] met de dood heeft bedreigd.
Feit 4: zijn partner, [slachtoffer 1] heeft mishandeld.
(03/810074-11)
Feit 1: zijn partner, [slachtoffer 1], heeft mishandeld.
Feit 2: [slachtoffer 4] heeft mishandeld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijsproken van feit 3 (03/700085-11), aangezien ten aanzien van dit feit slechts de aangifte als bewijsmiddel voorhanden is. Zij is daarnaast van mening dat de overige tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij heeft daartoe verwezen naar het dossier.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 (03/700085-11) heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Verdachte heeft [slachtoffer 1] namelijk niet geslagen, maar slechts met zijn elleboog geraakt in een poging om tijdens een worsteling los te komen.
Ten aanzien van feit 2 (03/700085-11) heeft de raadsman vrijspraak bepleit, aangezien alleen kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geduwd, hetgeen echter niet is tenlastegelegd.
Ten aanzien van feit 3 (03/700085-11) heeft de raadsman vrijspraak bepleit nu ten aanzien van dit feit enkel de aangifte als bewijsmiddel voorhanden is.
Ten aanzien van feit 4 (03/700085-11) heeft de raadsman vrijspraak bepleit, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 (03/810074-11) heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (03/700085-11)
Op 22 februari 2011 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een tweetal mishandelingen gepleegd door verdachte, haar partner. Het betreft een mishandeling op 22 februari 2011 en een mishandeling op 19 februari 2011. Ter zake van de mishandeling die is gepleegd op 22 februari 2011 heeft zij verklaard dat verdachte ’s middags de woonwagen aan de [C.straat] te Eijsden was binnengekomen waarna hij haar meteen begon uit te schelden. Vervolgens zag en voelde zij dat verdachte haar opzettelijk met een tot vuist gebalde hand op haar linkeroog raakte. Zij voelde een harde klap op haar wang. Vervolgens voelde zij dat haar oog dik werd en voelde zij een stekende pijn.
Op een foto, die als bijlage bij de aangifte is gevoegd, is onder het linkeroog en onder de neus van [slachtoffer 1] een wondje zichtbaar.
De betrokken verbalisant heeft gezien dat [slachtoffer 1] tijdens het doen van de aangifte meermalen moest huilen en zij erg bang was voor verdachte. Deze verbalisant heeft op 24 februari 2011 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt betreffende het letsel dat ten tijde van de aangifte bij [slachtoffer 1] zichtbaar was. Dit betrof letsel aan een oog, in het gezicht, in de nek en aan de schouder.
Verdachte heeft zowel bij zijn verhoor door de politie als ter terechtzitting ontkend dat hij [slachtoffer 1] opzettelijk heeft geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij haar, tijdens een worsteling, met zijn elleboog in haar gezicht heeft geraakt.
De rechtbank overweegt dat zij de aangifte van [slachtoffer 1] geloofwaardig acht, temeer nu de verbalisant heeft waargenomen dat zij tijdens het doen van de aangifte emotioneel was en een bange indruk maakte en de door de aangeefster beschreven mishandeling past bij het gedragspatroon van verdachte binnen de relatie.
Dat verdachte aangeefster tijdens een worsteling met een elleboog in het gezicht heeft geraakt acht de rechtbank niet geloofwaardig. Ten overvloede overweegt zij dat ook met een elleboog mishandelend kan worden geslagen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat feit 1 (03/700085-11) wettig en overtuigend bewezen is op grond van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het letstel van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Feit 2 (03/700085-11)
Op 22 februari 2011 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van mishandeling. Hij was die dag bezig met reparatiewerk aan het trottoir langs de [E.straat] te Eijsden toen hij zag dat er een vrouw aan kwam rennen. Deze vrouw had letsel aan haar gelaat en bloed onder haar neus. Zij deelde mede dat zij door haar man dan wel haar vriend was geslagen en dat zij hulp van de politie nodig had. Toen [slachtoffer 2] met zijn baas aan het telefoneren was teneinde hem om advies te vragen, kwam er een onbekende man aanrennen. Deze man was opgefokt en begon te wijzen en te schreeuwen. De man vroeg tweemaal aan [slachtoffer 2] of hij met de politie aan het bellen was. Vervolgens sloeg de man [slachtoffer 2] met een gebalde rechtervuist in het gelaat. [slachtoffer 2] was helemaal beduusd en voelde pijn aan zijn gelaat. Tevens had hij een schrammetje opgelopen op zijn linkerwang. Dit schrammetje is waargenomen door de verbalisant die de aangifte heeft opgemaakt.
[slachtoffer 1] heeft op 22 februari 2011 bij de politie verklaard dat zij, nadat zij die dag door verdachte was mishandeld, uit angst voor verdachte de woonwagen aan de [C.straat] te Eijsden had verlaten en in de richting van de [E.straat] was gelopen. Bij de bushalte zei ze tegen een man die daar aan het werk was dat hij de politie moest bellen. Zij zag toen dat verdachte ook bij deze man was. Verdachte schreeuwde: “Ben je aan het bellen, ben je aan het bellen?” Vervolgens zag zij dat verdachte de man op zijn gezicht sloeg.
Gelet op de aangifte die wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [slachtoffer 1] acht de rechtbank de mishandeling zoals onder feit 2 (03/700085-11) tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 (03/700085-11)
De rechtbank heeft vastgesteld dat er met betrekking tot dit feit naast de aangifte van [slachtoffer 3]geen ander bewijsmiddel voorhanden is. Zij is derhalve van oordeel dat het onder feit 3 (03/700085-11) tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen is en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 4 (03/700085-11)
Op 22 februari 2011 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een tweetal mishandelingen gepleegd door verdachte, haar partner. Het betreft een mishandeling op 22 februari 2011 en een mishandeling op 19 februari 2011. Ter zake van de mishandeling gepleegd op 19 februari 2011 heeft zij verklaard dat verdachte haar met een vuist op haar rug heeft geslagen tengevolge waarvan zij blauwe plekken op haar rug heeft opgelopen. De blauwe plekken heeft [slachtoffer 1] laten zien aan de verbalisant die het proces-verbaal van aangifte heeft opgemaakt. De verbalisant heeft hiervan een foto gemaakt die als bijlage bij de aangifte is gevoegd. De betrokken verbalisant heeft gezien dat [slachtoffer 1] tijdens het doen van de aangifte meermalen moest huilen en zij erg bang was voor verdachte.
Verdachte heeft zowel bij zijn verhoor door de politie als ter terechtzitting ontkend dat hij [slachtoffer 1] op 19 februari 2011 op haar rug heeft geslagen. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 1] de blauwe plekken op haar rug heeft opgelopen doordat zij in dronken toestand door een veiligheidshekje bij de trap is gevallen.
De rechtbank overweegt dat zij de aangifte van [slachtoffer 1] geloofwaardig acht, temeer nu de verbalisant heeft waargenomen dat zij tijdens het doen van de aangifte emotioneel was en een bange indruk maakte en de door de aangeefster beschreven mishandeling past bij het gedragspatroon van verdachte binnen de relatie.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat aangeefster de blauwe plekken op haar rug heeft opgelopen ten gevolge van een val door een veiligheidshekje bij de trap, zoals verdachte heeft verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aangeefster in haar aangifte niet expliciet de pleegplaats van de mishandeling heeft genoemd. Gelet op de beschrijving van de mishandeling, bezien in samenhang met het overige gedeelte van de aangifte, ziet zij echter geen aanleiding om te veronderstellen dat zij doelt op een mishandeling die is gepleegd op een andere plek dan in de woonwagen aan de [C.straat] te Eijsden. Nu verdachte eveneens, met betrekking tot de blauwe plekken op de rug van aangeefster, heeft verklaard over een val van aangeefster door een veiligheidshekje bij de trap, heeft ook hij naar het oordeel van de rechtbank de bewezenverklaarde mishandeling gesitueerd in de woonwagen gelegen aan de [C.straat] te Eijsden.
Het bovenstaande in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat feit 4 (03/810074-11) wettig en overtuigend bewezen is op grond van de aangifte die wordt ondersteund door de waarneming van de blauwe plekken door de verbalisant.
Nu de rechtbank het als een feit van algemene bekendheid beschouwt dat iemand die blauwe plekken heeft opgelopen tevens pijn heeft ondervonden, zal zij, hoewel dit niet in de aangifte is vermeld, ook bewezen verklaren dat aangeefster [slachtoffer 1] ten gevolge van het slaan door verdachte pijn heeft ondervonden.
Feit 1 (03/810074-11)
Op 1 juli 2010 heeft een viertal verbalisanten zich na een melding naar het woonwagenkamp gelegen aan de [C.straat] te Eijsden begeven. Ter plaatse werden zij voor de woonwagen aan de [C.straat] aangesproken door een aantal woonwagenbewoners. De verbalisanten hoorden dat diverse bewoners hen mededeelden dat er een ambulance nodig was voor een gewonde vrouw die zich in de doucheruimte aan de achterzijde van de woonwagen bevond. Na het betreden van de douche- en toiletruimte zagen twee verbalisanten aangeefster [slachtoffer 1] op de tegelvloer zitten. Zij zagen dat het linkerjukbeen van de vrouw sterk opgezwollen was. Ook zagen zij dat [slachtoffer 1] een bloedende hoofdwond had aan de rechterzijde van haar hoofd en dat het blonde haar aan de rechterzijde van haar hoofd geheel met bloed besmeurd was.
[slachtoffer 1] heeft nog op diezelfde dag aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat verdachte, haar vriend, haar op 1 juli 2010 in de schuur achter de woonwagen aan de [C.straat] te Eijsden heeft mishandeld. Verdachte heeft haar, toen zij op de grond zat, met een hamer geslagen. Zij heeft voorts verklaard dat het allemaal heel snel ging en zij niet precies weet wat er is gebeurd. Na de klap voelde zij pijn en zag zij dat ze bloedde aan de linkerzijde van haar hoofd. Zij voelde tevens dat de rechterzijde van haar gezicht pijn deed en begon op te zwellen.
Verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] op 1 juli 2010 in een kwade bui, in de douche- en toiletruimteruimte behorende bij hun woonwagen, met een of twee handen hard op de borst heeft geduwd. Hij zag dat zij toen achterover is gevallen tussen de wc en de wand en dat zij hard tegen de wand is gevallen. Zij lag toen met haar gezicht omlaag en verdachte zag bloed aan haar hoofd.
De rechtbank stelt voorop dat aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar met een hamer heeft geslagen. Dit is echter niet vast komen te staan nu verdachte dit zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft ontkend en er geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden aan de hamer en/of het letsel. Voorts overweegt de rechtbank dat aangeefster aan haar verklaring voor het ontstaan van het letsel wel heeft toegevoegd dat het allemaal zeer snel ging en zij niet precies weet wat er is gebeurd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat uit de aangifte kan worden afgeleid dat volgens aangeefster het letsel is ontstaan vanwege een mishandeling gepleegd door verdachte. Voor de wijze waarop de mishandeling is gepleegd gaat de rechtbank uit van de verklaring van verdachte.
Het bovenstaande in aanmerking nemend is de rechtbank, op grond van de aangifte, bezien in samenhang met de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie en het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat verbalisanten het letsel van aangeefster hebben waargenomen, van oordeel dat feit 1 (03/810074-11) wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 2 (03/810074-11)
[slachtoffer 4] heeft op 1 juni 2010 aangifte gedaan van mishandeling gepleegd door verdachte op het woonwagenkampje aan de [C.straat] te Eijsden op 22 mei 2010. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op die dag op de fiets naar verdachte toe is gegaan om enige spullen op te halen die verdachte voor hem in bewaring had genomen. Hij wist dat hij het voortuintje voor verdachtes woonwagen had betreden, maar voor het overige kon hij zich alleen nog maar herinneren dat hij door verdachte is geslagen waarbij hij voelde dat hij op zijn gezicht werd geraakt. Hij wist niet met wat verdachte hem geslagen heeft, hij voelde alleen dat het pijn deed. Door de slagen is hij buiten bewustzijn geraakt. Hij wist alleen nog dat hij in de ambulance bijkwam en dat hij bewoners van het kamp om de ambulance zag staan. Verder wist hij nog dat hij in het ziekenhuis is onderzocht waarna bleek dat zijn linkerwenkbrauw was gescheurd, zijn oog gezwollen en blauw was, zijn neus gekneusd was, zijn bovenlip gezwollen was en een paar ribben aan de linkerkant van zijn ribbenkast pijn deden. Voorts heeft hij verklaard dat zijn stifttand linksboven aan het zakken was, aangezien deze los zat tengevolge van de mishandeling. De verbalisant die het proces-verbaal van aangifte heeft opgemaakt heeft gezien dat aangever een gezwollen linkeroog had dat rood/blauw gekleurd was, dat zijn linkerwenkbrauw gehecht was, dat zijn bovenlip gezwollen was en dat zijn stifttand linksboven naar beneden gezakt was.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 22 mei 2010 voor zijn woning aan de [C.straat] stond toen hij zag dat [slachtoffer 4] op de fiets het kamp opreed. Vervolgens zag hij dat een zwarte taxi aan kwam rijden. De taxi stopte en verdachte rende eruit. Hij rende rechtstreeks naar [slachtoffer 4] toe en gaf hem meteen een slag met een vuist, terwijl hij nog op de fiets zat. Meteen daarna werd [slachtoffer 4] van de fiets afgetrokken, waarna verdachte hem trapte en sloeg terwijl hij nog op de grond lag. [getuige 1] zag dat [slachtoffer 4] pijn had en hoorde hem roepen van de pijn. Verdachte ging daarna meteen weer weg met de taxi. [slachtoffer 4] lag toen nog met een bloedend hoofd op de grond.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het feit niet gepleegd kan hebben, omdat hij niet ter plaatse was. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en acht feit 2 (03/810074-11) op grond van de aangifte, die wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 1] en de waarneming van het letsel door de verbalisant, wettig en overtuigend bewezen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
03/700085-11
1.
op 22 februari 2011 in de gemeente Eijsden opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden,
terwijl het misdrijf werd begaan tegen zijn, verdachtes, levensgezel.
2.
op 22 februari 2011 in de gemeente Eijsden opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
4.
op 19 februari 2011 in de gemeente Eijsden opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden,
terwijl het misdrijf werd begaan tegen zijn, verdachtes, levensgezel.
03/810074-11
1.
op 01 juli 2010, in de gemeente Eijsden, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten
[slachtoffer 1], met een of twee hand(en) hard tegen/op de borst heeft geduwd (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen), en waardoor die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
op 22 mei 2010, in de gemeente Eijsden, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]) meermalen heeft geslagen en/of getrapt, waardoor die [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. 03/700085-11 feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
T.a.v. 03/700085-11 feit 2:
mishandeling.
T.a.v. 03/700085-11 feit 4:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
T.a.v. 03/810074-11 feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
T.a.v. 03/810074-11 feit 2:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de oplegging bepleit van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Reclassering in haar rapport van 2 mei 2011, te weten een meldingsgebod, een behandelverplichting en een opname in een zorginstelling.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal mishandelingen. Drie mishandelingen heeft hij gepleegd binnen de huiselijke sfeer jegens zijn toenmalige vriendin. Daarnaast heeft verdachte een hem onbekende man mishandeld, alleen omdat hij dacht dat deze man de politie had gebeld om zijn ex-vriendin te hulp te schieten. Zij was op dat moment overigens voor verdachte op de vlucht nadat zij kort daarvoor door hem was mishandeld. Ten slotte heeft verdachte iemand mishandeld, waarbij op geen enkele wijze duidelijk is geworden wat daartoe de aanleiding is geweest.
Op grond van de onderhavige bewezenverklaarde strafbare feiten en het strafblad van verdachte, waarop vele recente veroordelingen prijken ter zake geweldsmisdrijven, onder meer veroordelingen tot relatief langdurige gevangenisstraffen, kan de rechtbank niet anders dan vaststellen dat verdachte niet van zijn fouten wil of kan leren. Immers, nog steeds gaat hij bij het minste of geringste dat hem niet zint over tot het gebruik van geweld. Zelfs de omstandigheid dat verdachte zich in een proeftijd bevond en er een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden boven zijn hoofd hing, heeft hem er niet van kunnen weerhouden om opnieuw over te gaan tot het plegen van ernstige geweldsdelicten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen andere straf dan onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf van 1 jaar passend en geboden. Zij zal geen deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, aangezien in het recente verleden reeds meermalen is gebleken dat de oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf bij verdachte niet leidt tot voorkoming van recidive. Daarnaast heeft zij, nu verdachte blijkens het verhandelde ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 2 mei 2011 in het verleden al meermalen niet heeft meegewerkt met de Reclassering, niet de indruk dat verdachte vatbaar is voor behandeling van zijn agressieproblematiek.
6 De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot
tenuit¬voer¬legging alsnog van een gevangenisstraf van 3 maanden, aan de verdachte opgelegd bij on¬herroepelijk vonnis van de meervoudige kamer te Maastricht d.d. 7 oktober 2009, gewezen onder parketnummer 03/703581-08.
De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.
De raadsman heeft bepleit om de vordering af te wijzen.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. De rechtbank acht het dan ook passend de tenuitvoerlegging te gelasten van de bovenvermelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 3 (03/700085-11) tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tot tenuitvoerlegging
- gelast dat de straf voor zover voorwaardelijke opgelegd bij vonnis van deze rechtbank d.d. 7 oktober 2009, gewezen onder parketnummer 03/703581-08, te weten een gevangenisstraf van 3 maanden, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. R.P.J. Quaedackers en
mr. A.M.A. Eijck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 juni 2011.
Buiten staat
Mr. A.M.A. Eijck is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2011 in de gemeente Eijsden
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden,
terwijl het misdrijf werd begaan tegen zijn, verdachtes, levensgezel;
2.
hij op of omstreeks 22 februari 2011 in de gemeente Eijsden
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2], heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 17 februari 2011 in de gemeente Eijsden
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3]
dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik mijn kind kwijtraak schiet ik jou
kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 19 februari 2011 in de gemeente Eijsden
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden,
terwijl het misdrijf werd begaan tegen zijn, verdachtes, levensgezel;
Tenlastelegging bij gevoegde zaak met parketnummer: 810074-11
1.
hij op of omstreeks 01 juli 2010,
in de gemeente Eijsden,
opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten
[slachtoffer 1], met een of twee hand(en) (hard) tegen/op de borst
heeft geduwd (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen),
(en) waardoor die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2010,
in de gemeente Eijsden,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]),
meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of getrapt,
waardoor die [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;