ECLI:NL:RBMAA:2011:BR0185

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
151556 / HA ZA 10-608
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen van de verzekeraar bij pre-existente aandoeningen in arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een huishoudelijke medewerkster, en de naamloze vennootschap Loyalis Schade N.V. over de dekking van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Eiseres had op 20 december 2004 een verzekering afgesloten, maar werd later geconfronteerd met een afwijzing van haar uitkeringsaanvraag door Loyalis, die stelde dat eiseres niet alle relevante medische informatie had verstrekt bij de aanvraag. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aanvraag en de daaropvolgende communicatie tussen partijen zorgvuldig onderzocht. Eiseres had in de gezondheidsverklaring melding gemaakt van eerdere klachten, maar Loyalis betwistte dat zij voldoende was geïnformeerd over de ernst en de aard van deze klachten. De rechtbank oordeelde dat Loyalis niet kon aantonen dat eiseres op het moment van de aanvraag al bekend was met de klachten die tot haar arbeidsongeschiktheid leidden. De rechtbank volgde het standpunt van eiseres dat zij niet verplicht was om Loyalis te informeren over haar gezondheidstoestand na het indienen van de gezondheidsverklaring, omdat zij niet hoefde aan te nemen dat deze klachten van invloed zouden zijn op de acceptatie van de verzekering. De rechtbank concludeerde dat Loyalis in beginsel verplicht was om dekking te bieden en dat de vorderingen van eiseres, waaronder een verklaring voor recht en betaling van uitkeringen, toewijsbaar waren. Loyalis werd veroordeeld tot betaling van de verschuldigde bedragen en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 151556 / HA ZA 10-608
Vonnis van 1 juni 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.C.H. Jansen te Wijchen,
tegen
de naamloze vennootschap
LOYALIS SCHADE N.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. A.N.A.G. Boer te Klimmen, gemeente Voerendaal.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Loyalis genoemd worden.
1. De procedure
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 augustus 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 6 december 2010.
1.2
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1
[eiseres] heeft bij Loyalis een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten, het ‘IP Aanvullingsplan’, op grond waarvan zij ingeval van arbeidsongeschiktheid aanspraak heeft op een aanvulling op het inkomen. [eiseres] was bij het sluiten van de overeenkomst werkzaam als huishoudelijke medewerkster.
2.2
De aanvraag van de verzekering, middels het formulier ‘Aanmelding IP Aanvullingsplan’, vond plaats op 20 december 2004. Met ondertekening van dat formulier heeft [eiseres] verklaard akkoord te gaan met de, op de achterzijde afgedrukte, verklaring waarvan deel uitmaakt de volgende tekst:
“Door ondertekening verklaart u (…) dat het u bekend is dat bij aanvang van de verzekering reeds bestaande en geconstateerde arbeidsongeschiktheid of ziekte die tot arbeidsongeschiktheid leidt, is uitgesloten van deze verzekering;”
2.3
Na de aanvraag van de verzekering heeft [eiseres] op verzoek van Loyalis een zogenoemde ‘Uitgebreide gezondheidsverklaring’ ingevuld (productie 3 bij dagvaarding). [eiseres] heeft daarin vragen beantwoord over haar gezondheidstoestand op dat moment en de voorafgaande periode.
Bovenaan deze gezondheidsverklaring staat, onder meer, de volgende tekst:
“Waarom een gezondheidsverklaring
Het doel van de door u te geven gezondheidsverklaring is de medisch adviseur van Loyalis Verzekeringen in staat te stellen te beoordelen op welk voorwaarden de aangevraagde verzekering door de verzekeraar kan worden aanvaard. (…)
U hebt het recht van de geneeskundig adviseur van Loyalis Verzekeringen te vernemen welk advies hij voornemens is aan ons uit te brengen met betrekking tot de vraag of en zo ja, onder welke voorwaarden u kunt worden geaccepteerd. (…) U krijgt hierover een brief. U kunt dan alsnog beslissen of u de verzekering wilt. Na uw akkoord krijgt u het deelnamecertificaat, waarop de ingangsdatum van uw verzekering staat.”
Onder het kopje ‘ondertekening’ bevat de gezondheidsverklaring onder meer de volgende tekst: “Ondergetekende verklaart dat hij/zij kennis heeft genomen van de toelichting op de gezondheidsverklaring (...)”.
2.5
In de gezondheidsverklaring is [eiseres] onder meer gevraagd of zij lijdt of geleden heeft aan aandoeningen van ledematen (vraag 20 onder h). [eiseres] heeft die vraag bevestigend beantwoord en toegelicht dat zij in 2003 last heeft gehad van kniepijn en behandeld is door een fysiotherapeut. In de gezondheidsverklaring heeft [eiseres] overigens melding gemaakt van nog bestaande nekklachten en oververmoeidheid in het verleden.
De ondertekende verklaring is gedateerd 7 januari 2005. De ontvangst van de gezondheidsverklaring is door Loyalis bij brief van 27 januari 2005 bevestigd, waarbij tevens is medegedeeld dat medische gegevens bij de arts van [eiseres] zullen worden opgevraagd.
2.6
Op 10 maart 2005 heeft [eiseres] zich met polsklachten gewend tot haar huisarts. In diens verslaglegging (o.a. productie 6 bij dagvaarding) heeft deze daarover het volgende opgenomen:
S 3 wk pijn li pols, zonder duidelijke reden. Pijn met belasten en ’s-nachts. Nu ook pijn re pols”.
O Lichte zwelling uln zijde li pols. Goede functie, eind-pijnlijk. Goede kracht.
E Surmenage li pols
P Polsbrace
2.7
Op 11 maart 2005 heeft de huisarts van [eiseres] aan Loyalis medische informatie verstrekt over [eiseres] met betrekking tot nekklachten, knieklachten en psychische klachten.
2.8
[eiseres] heeft vervolgens een op 25 april 2005 gedateerde brief ontvangen, gesteld op briefpapier van Loyalis en ondertekend door [naam], medisch adviseur (productie 8 bij dagvaarding). Deze brief luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Uw aanvraag voor IP Aanvullingsplan hebben wij beoordeeld.
Het medisch advies
Op basis van de ontvangen medische informatie kan het IP aanvullingsplan worden geaccepteerd met inachtneming van de in het medisch advies geformuleerde clausule. Deze houdt verband met de bij u gediagnosticeerde aandieningen van de linker knie en psychische klachten.
Wat betekent dit voor het IP Aanvullingsplan?
U krijgt geen uitkering als de invaliditeit en/of arbeidsongeschiktheid in verband staat met de voornoemde klacht, de gevolgen en de consequenties daarvan.
Bent u het niet eens met de uitsluiting?
Dan kunt u schriftelijk bezwaar maken. (…) U hebt daar de tijd voor tot uiterlijk veertien dagen na datum van dit schrijven. Na deze termijn wordt het medisch advies doorgezonden naar Loyalis Verzekeringen.
Hebt u vragen op het gebied van medische zaken? Bel dan naar onze Medische Dienst. (…) Hebt u vragen over het IP Aanvullingsplan? Bel dan gerust onze klantenservice. (…) Of ga naar: www.loyalis.nl.”
2.9
Op 12 mei 2005 heeft [eiseres] opnieuw haar huisarts bezocht. Op 13 mei 2005 zijn er in het ziekenhuis röntgenfoto’s gemaakt. Over de resultaten van het onderzoek vermeldt de huisarts het volgende in zijn verslaglegging (o.a. productie 6 bij dagvaarding): “RADIOLOGIE UMC X- li pols: iets ontkalkt skelet. Enige aanpunting MC gewricht 2. Passend bij lichte mate van artrose. Geen evidente gewrichtsspleetversmalling (v)”
2.1
Bij brief van 24 mei 2005 heeft Loyalis aan [eiseres] het certificaat van het IP Aanvullingsplan gezonden (productie 1 bij conclusie van antwoord). In de brief en op het certificaat is vermeld dat de ingangsdatum van de verzekering 1 juni 2005 is.
2.11
[eiseres] is arbeidsongeschikt geworden als gevolg van de aantasting van haar handen, knieën en voeten door artrose. Haar arbeidsovereenkomst is per 1 januari 2008 ontbonden. Naar aanleiding van het feit dat vervolgens de door de werkgever tot dat moment afgedragen premies op de verzekering niet meer werd betaald, heeft Loyalis aan [eiseres] verzocht gegevens te verschaffen teneinde te beoordelen of [eiseres] aanspraak kan maken op een uitkering uit hoofde van het IP Aanvullingsplan.
2.12
Bij brief van 23 januari 2009 deelt Loyalis [eiseres] mee dat de aanvraag op een uitkering niet wordt gehonoreerd omdat onderzoek door de medisch adviseur heeft uitgewezen dat [eiseres] bij het sluiten van de verzekering een aantal feiten niet heeft vermeld, terwijl haar arbeidsongeschiktheid daarmee verband houdt. Verwezen wordt naar ten tijde van het sluiten van de overeenkomst reeds bestaande hand/polsklachten en naar de van de linkerpols gemaakte röntgenfoto’s.
2.13
Tussen partijen is vervolgens gecorrespondeerd over de vraag of [eiseres] aanspraak kan maken op een uitkering uit het IP Aanvullingsplan, zonder dat zij daarover overeenstemming hebben bereikt.
3. Het geschil
3.1
Samengevat vordert [eiseres]:
- een verklaring voor recht dat Loyalis vanaf 1 januari 2008 tot de datum van het wijzen van het vonnis maandelijks € 60,15, te vermeerderen met indexeringen conform de polisvoorwaarden, aan [eiseres] verschuldigd is,
- veroordeling van Loyalis tot betaling aan [eiseres] van
a) het tot het wijzen van het vonnis verschuldigde bedrag, en
b) € 60,15 per maand, te vermeerderen met indexeringen conform de polisvoorwaarden, vanaf de dag van het vonnis tot het moment dat [eiseres] 65 jaar wordt,
te vermeerderen met de wettelijke rente,
- veroordeling van Loyalis tot vergoeding van de door [eiseres] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten van € 3.167,48, te vermeerderen met wettelijke rente, en de nakosten,
- veroordeling van Loyalis in de proceskosten.
3.2
Ter onderbouwing van haar vordering verwijst [eiseres] naar de hiervoor onder 2 weergegeven feiten en stelt verder dat zij aanspraak kan maken op een uitkering op grond van het IP Aanvullingsplan, nu zij vanaf begin 2008 arbeidsongeschikt is geworden. Die uitkering moet, aan de hand van de door Loyalis verstrekte gegevens, worden vastgesteld op het in hoofdsom gevorderde bedrag. Voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten wordt verwezen naar de als productie 25 bij dagvaarding overgelegde conceptdeclaratie van haar advocaat.
3.3
Loyalis voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1
Voorop gesteld moet worden dat door het arbeidsongeschikt worden van [eiseres], de voorwaarde is vervuld waaronder Loyalis op grond van de verzekeringsovereenkomst dekking moet bieden. Loyalis dient derhalve in beginsel tot uitkering over te gaan. In het navolgende zullen de argumenten worden besproken die Loyalis aanvoert ter onderbouwing van haar standpunt dat zij (desalniettemin) niet tot uitbetaling gehouden is.
4.2
Loyalis doet een beroep op het hier (nog) toepasselijke artikel 251 Wetboek van Koophandel. Zij stelt dat [eiseres] al vóór de aanvraag dan wel ingangsdatum van de verzekering klachten had aan haar polsen/handen en dat zij daarover een onvolledige opgave heeft gedaan danwel de klachten heeft verzwegen. Indien Loyalis wel op de hoogte zou zijn geweest, zou de arbeidsongeschiktheid als gevolg van klachten aan hand of pols zijn uitgesloten, aldus Loyalis. Om die reden kan [eiseres], gelet op het bepaalde in artikel 7:930 BW, niet met recht een uitkering claimen, aldus Loyalis.
Bekend met klachten voor aanvraag?
4.3.1
Dat Loyalis de klachten reeds vóór de aanvraag van de verzekering had, leidt Loyalis af uit de brief die de behandeld reumatoloog op 12 december 2008 schreef aan de medisch adviseur van Loyalis (bijlage bij productie 20 bij dagvaarding). De reumatoloog schrijft daarin, onder meer, het volgende:
“Patiënte meldde mij in juni 2007 dat haar knieklachten al zo’n 6-7 jaar geleden waren begonnen. De handklachten waren zo’n 3 jaar geleden begonnen en de laatste tijd erg toegenomen”.
Hieruit blijkt, zo stelt Loyalis, dat [eiseres] reeds in 2004 klachten had.
4.3.2
Volgens [eiseres] blijkt uit de aangehaalde passage uit de brief van de reumatoloog geenszins dat zij reeds in 2004 polsklachten had, hetgeen zij ook betwist. Onduidelijk is volgens [eiseres] of de geciteerde uitspraak letterlijk van [eiseres] afkomstig is of dat het een interpretatie van de reumatoloog betreft. Ter comparitie stelt [eiseres] dat zij heeft gezegd dat zij ‘een paar jaar’ klachten had. Bovendien kan de uitspraak ‘zo’n drie jaar geleden’ evengoed betekenen dat de klachten twee of vier jaar eerder waren begonnen, aldus [eiseres]. Daarnaast verwijst [eiseres] naar de als productie 6 overgelegde verklaring van haar huisarts, waarin deze schrijft dat hij [eiseres] vóór 10 maart 2005 nooit op het spreekuur heeft gezien voor pols- of handklachten.
4.3.3
Bezien in het licht van de stellingen van [eiseres] – die blijkens de overgelegde correspondentie ook reeds preprocessueel zijn ingenomen – heeft Loyalis met de enkele verwijzing naar de brief van de reumatoloog onvoldoende gesteld ter onderbouwing van haar standpunt. Het had op haar weg gelegen haar stellingen nader te adstrueren, bijvoorbeeld door het overleggen van een nadere verklaring van de reumatoloog en/of door anderszins in te gaan op de bekende stellingen van [eiseres]. Het verweer van Loyalis wordt derhalve gepasseerd.
Bekend met klachten na aanvraag?
4.4
Loyalis heeft aangevoerd dat, ook indien [eiseres] niet reeds vóór de aanvraag van de verzekering klachten had, zij geen dekking hoeft te bieden, omdat [eiseres] in ieder geval vóór de ingangsdatum van de verzekering bekend was met de klachten en zij die niet heeft gemeld.
4.4.1
In dit kader rijst allereerst de vraag tot welk moment een mogelijke mededelingsplicht op [eiseres] rustte. Loyalis stelt dat deze verplichting gold tot het moment dat de verzekering is ingegaan (1 juni 2005). [eiseres] houdt aan het moment dat zij de brief van 25 april 2005 ontving (zie 2.8 hierboven).
De rechtbank volgt het standpunt van [eiseres]. De brief van 25 april 2005 is afkomstig van Loyalis, kennelijk ter uitvoering van de handelwijze zoals die in de gezondheidsverklaring is vermeld (zie 2.3 hierboven). Dat er sprake zou zijn van een in meerdere of mindere mate van [eiseres] losstaande medisch adviseur die niet namens Loyalis zou optreden, is niet gebleken. In haar brief geeft Loyalis aan dat haar acceptatieprocedure, die heeft bestaan uit het beoordelen van de aanvraag aan de hand van onderzoek naar de medische geschiedenis van [eiseres], is afgerond. Onder deze omstandigheden rustte op [eiseres] niet de plicht om nadien opgekomen klachten of andere feiten aan Loyalis te melden.
4.4.2
Loyalis stelt dat [eiseres] ook vóór ontvangst van de brief van 25 april 2005 de plicht had om haar op de hoogte te brengen van de polsklachten. Zij wijst erop dat uit de verslaglegging van de huisarts blijkt dat [eiseres] hem meldde dat zij zo’n drie weken voor het consult op 10 maart 2005 klachten had gekregen en dat haar toen het gebruik van een polsbrace is voorgeschreven.
[eiseres] stelt dat zij in de periode tussen het invullen van de gezondheidsverklaring en de acceptatie door Loyalis geen spontane mededelingsplicht had, nu dat in dat tijdvak slechts het geval zou zijn indien zij moest begrijpen dat Loyalis bij kennis van de klachten de verzekering niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten (het zogenoemde strikte kenbaarheidsvereiste). Zij voert aan dat zij in de relevante periode slechts lichte polsklachten had die waren opgekomen nadat haar zwaarder werk dan voorheen was opgedragen. In haar beleving was zij niet ziek en had zij geen aandoening terwijl zij ook nog gewoon kon blijven werken, zodat er geen verplichting bestond Loyalis op de hoogte te stellen.
Het standpunt van [eiseres] dat het strikte kenbaarheidsvereiste geldt wordt door de rechtbank gevolgd. [eiseres] mocht er in beginsel vanuit gaan dat na het invullen van de gezondheidsverklaring van haar niet meer werd verlangd Loyalis nader te informeren over kwesties waarvan zij niet hoefde aan te nemen dat die invloed zouden hebben op het door (onder dezelfde voorwaarden) gestand doen van het aanbod tot het sluiten van de verzekeringsovereenkomst.
De rechtbank stelt, onder verwijzing naar de verslaglegging van de huisarts van [eiseres] (zie 2.6 hierboven), vast dat [eiseres] zich op 10 maart 2005 tot hem heeft gewend met polsklachten. Bij onderzoek constateert de huisarts lichte zwelling aan de linkerpols. Deze is ‘eind-pijnlijk’ bij een goede functie en kracht. De werkhypothese/diagnose is overbelasting (surmenage) van de linkerpols en het gebruik van een polsbrace wordt voorgeschreven. Gesteld noch gebleken is dat de aldus aangenomen klachten op dat moment in werkelijkheid ernstiger waren. Dat [eiseres] een aandoening aan het polsgewricht zou hebben, hoefde zij, vooral gelet op de hypothese/diagnose van de huisarts, op dat moment niet aan te nemen. [eiseres] kan daarom niet worden tegengeworpen dat zij Loyalis op dat moment niet heeft geïnformeerd
In dit kader is relevant dat, anders dan Loyalis stelt, niet is gebleken dat op 10 maart 2005 reeds de diagnose artrose is gesteld. Integendeel, duidelijk is dat de huisarts eerst naar aanleiding van de op 12 mei 2005 gemaakte röntgenfoto’s de mogelijkheid van artrose in aanmerking neemt (zie ook 2.9 hierboven). Dit betekent dat [eiseres] dit niet vóór 25 april 2005 aan Loyalis kon melden, nog afgezien van het feit dat zij heeft gesteld dat haar bij het bespreken van de röntgenfoto’s niet is gezegd dat artrose werd vermoed.
4.4.3
Een mededelingsplicht zou wel kunnen worden aangenomen indien Loyalis [eiseres] er uitdrukkelijk op heeft gewezen dat zij klachten als hier besproken zou moeten melden. Loyalis stelt dat dit is gebeurd en wel middels een aparte toelichting bij het aanvraagformulier (bijlage bij productie 3 bij conclusie van antwoord). In die toelichting staat dat veranderingen in de gezondheid in de periode tussen het invullen van de gezondheidsverklaring en het moment waarop Loyalis laat weten de aanvraag te accepteren (of te weigeren) moeten worden gemeld. Volgens Loyalis blijkt uit de onder 2.3 geciteerde onderdeel van de gezondheidsverklaring dat [eiseres] van de toelichting kennis heeft genomen.
[eiseres] betwist de aparte toelichting te hebben ontvangen. Dat blijkt volgens haar niet uit het door Loyalis aangehaalde onderdeel van de gezondheidsverklaring omdat daarmee ook verwezen kan zijn naar onderdelen van de gezondheidsverklaring zelf, die door [eiseres] ook als toelichting worden beschouwd. Verder wijst [eiseres] erop dat haar advocaat bij Loyalis kopieën van de relevante stukken heeft opgevraagd en vervolgens de aparte toelichting niet ontving.
De rechtbank kan in het midden laten of [eiseres] de aparte toelichting heeft ontvangen. Gelet op hetgeen hierover is overwogen onder 4.4.2, zou ook dan [eiseres] niet kunnen worden tegengeworpen dat zij Loyalis niet heeft ingelicht. Dat haar gezondheid verslechterd was, hoefde zij immers niet aan te nemen.
4.5.1
Loyalis stelt voorts dat [eiseres] voorafgaand aan het ingaan van de verzekering al een ziekte had die later tot haar arbeidsongeschiktheid heeft geleid. Ook om die reden zou dekking niet aan de orde zijn, waartoe Loyalis in de eerste plaats verwijst naar het onder 2.2 geciteerde onderdeel van de verklaring die bij de aanvraag van de verzekering hoorde. Daaraan wordt toegevoegd dat naar het toepasselijke (oude) recht een voorwaarde voor een recht op uitkering is dat een onzeker voorval is verzekerd. Loyalis stelt dat in deze kwestie aan die voorwaarde niet is voldaan, nu de schade is opgetreden als gevolg van een ziekte die reeds bestond vóór het ingaan van de verzekering.
4.5.2
De rechtbank stelt voorop dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981 / NJ 1981, 635 Haviltex).
In de onderhavige zaak is relevant dat [eiseres] na de aanvraag van de verzekering een acceptatieprocedure doorlopen heeft, die aan de hand van de uitgebreide gezondheidsverklaring en het daarop gevolgde onderzoek naar haar medische geschiedenis tot acceptatie met enkele uitsluitingen heeft geleid. [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij een leek is op het gebied van verzekeringen, terwijl niet gebleken is dat zij zich bij de aanvraag van de verzekering door een deskundig persoon heeft laten bijstaan. Onder deze omstandigheden mocht [eiseres] ervan uitgaan dat de door Loyalis aangehaalde zinsnede uit de verklaring bij het aanvraagformulier aldus werd ingevuld dat uitsluiting van de dekking slechts gold ten aanzien van de naar aanleiding van de acceptatieprocedure uitgesloten
pre-existente klachten of aandoeningen. Daarmee heeft deze uitleg van de desbetreffende bepaling tussen partijen als zodanig gelden. Dit betekent dat ook indien wordt aangenomen dat de arbeidsongeschiktheid van Loyalis terug te voeren is op een ziekte waaraan Loyalis al vóór 1 juni 2005 leed, dat geen valide grondslag is voor afwijzing van de dekking.
De rechtbank verwerpt het ook door [eiseres] bestreden standpunt van Loyalis dat er geen sprake was van een onzeker voorval. Relevant is dat onzeker moest zijn of er uitkering zou moeten plaatsvinden, derhalve of [eiseres] arbeidsongeschikt zou raken. Niet gebleken is dat dit niet onzeker was.
4.6
Het vorenstaande leidt ertoe dat de verder inhoudelijk niet betwiste vorderingen, voor zover gegrond op de nakoming van de verplichting tot uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst, voor toewijzing gereed liggen.
4.7
Loyalis heeft de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten betwist, daarbij onder meer stellende dat niet is gebleken van werkzaamheden die niet dienen ter inleiding van de procedure. Uit de bij dagvaarding overgelegde correspondentie blijkt echter dat namens [eiseres] werk is verzet door haar advocaat met het doel haar vordering te innen, in welk kader Loyalis verschillende malen is aangeschreven en waarbij steeds inhoudelijk is gereageerd op de tegenwerpingen zijdens Loyalis. Dit werk is daarmee niet (primair) verricht ter inleiding van de procedure. De verder niet betwiste specificatie van de uren laat ook zien dat vergoeding wordt gevorderd voor werkzaamheden tot oktober 2009, derhalve ruim zeven maanden vóór het uitbrengen van de dagvaarding. In de omstandigheid dat de redelijkheid van het door [eiseres] gehanteerde uurtarief niet is betwist, dient het derhalve toe te wijzen bedrag, anders dan Loyalis stelt, niet te worden gematigd tot een bedrag ter hoogte van twee punten van het toepasselijk liquidatietarief. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
4.8
Loyalis heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring van dit vonnis, daarbij onder meer het restitutierisico en omvang van de vordering betrekkend. Met name gelet op de relatief geringe omvang van de toe te wijzen vordering, acht de rechtbank het in beginsel gegeven belang van [eiseres] bij uitvoerbaarheid bij voorraad zwaarder wegen dan het belang van Loyalis bij het uitblijven daarvan.
4.9
De door [eiseres] gevorderde veroordeling tot betaling van nakosten zal niet worden gegeven, nu de rechtbank van oordeel is dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat deze kosten - in de gestelde omvang - zullen worden gemaakt.
4.1
Loyalis zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 87,93
- vast recht € 263,00
salaris advocaat € 768,00 (2,0 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.118,93
5. De beslissing
De rechtbank
5.1
verklaart voor recht dat Loyalis tot heden aan [eiseres] vanaf 1 januari 2008 maandelijks
€ 60,15, vermeerderd met de indexeringen daarover overeenkomstig de polisvoorwaarden, verschuldigd is,
5.2
veroordeelt Loyalis om aan [eiseres] te betalen het onder 5.1 bedoelde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over de respectieve maandelijkse termijnen, steeds vanaf de laatste dag van de desbetreffende maand,
5.3
veroordeelt Loyalis om aan [eiseres] vanaf heden tot het moment dat [eiseres] 65 jaar oud wordt, maandelijks € 60,15 te betalen, vermeerderd met de indexeringen daarover overeenkomstig de polisvoorwaarden, uiterlijk te voldoen op de laatste dag van de maand,
5.4
veroordeelt Loyalis om binnen twee weken na heden aan [eiseres] te betalen € 3.167,48, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 mei 2010 tot de dag van gehele voldoening,
5.5
veroordeelt Loyalis in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op
€ 1.118,93, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.645 ten name van M.v.J. Arrondissement Maastricht onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
5.5
verklaart de onderdelen 5.2, 5.3, 5.4 en 5.5 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2011.?