ECLI:NL:RBMAA:2011:BR0439

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
146417 / HA ZA 09-1497
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en tekortkoming in de nakoming van een aannemingsovereenkomst met betrekking tot een appartementsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 16 maart 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Woningborg N.V. en een gedaagde, die een appartementsrecht had gekocht van RLB II B.V. en een aannemingsovereenkomst had gesloten met Riksen Bouw B.V. De gedaagde had in oktober 2008 het appartementsrecht gekocht en een aannemingsovereenkomst gesloten voor de afbouw van het gebouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de laatste termijn van de aanneemsom had betaald, terwijl deze nog niet opeisbaar was. Woningborg vorderde betaling van € 13.581,10 van de gedaagde, omdat deze volgens Woningborg toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst door eerder dan nodig de laatste termijn te betalen.

De rechtbank overwoog dat de contractuele relatie tussen Woningborg en de gedaagde was neergelegd in de Garantieregeling en de aannemingsovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde door de vooruitbetaling van de termijnen in strijd had gehandeld met zijn verplichtingen uit de contractuele relatie met Woningborg. Dit leidde tot de conclusie dat de gedaagde gehouden was de schade die Woningborg had geleden te vergoeden, die bestond uit de kosten van de afbouw van het appartement na het faillissement van de aannemer.

De rechtbank heeft Woningborg in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de door Jongen B.V. verrichte werkzaamheden na het faillissement van Riksen Bouw B.V. en heeft iedere verdere beslissing aangehouden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om zich aan de contractuele verplichtingen te houden en de risico's van vooruitbetalingen in het kader van aannemingsovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak 16 maart 2011
Zaaknummer 146417 / HA ZA 09-1497
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
de naamloze vennootschap WONINGBORG N.V. ,
gevestigd te Gouda,
eiseres, hierna: Woningborg,
advocaat: mr. R. van Veen,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. H.H.G. Theunissen.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties.
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek,
- de nadere akte zijdens Woningborg.
Vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Riksen Bouw B.V. is in februari 2008 gestart met de bouw van een appartementencomplex op een perceel grond van de besloten vennootschap RLB II B.V. aan het Clermontpark te Vaals.
2.2 [gedaagde] heeft in oktober 2008 van RLB II B.V. het van dat complex deel uitmakende appartements¬recht met (bouw)nummer H9 gekocht voor een bedrag van € 58.589,-. Hij heeft verder - als deelgerechtigde in het appartementencomplex - een aannemingsovereenkomst gesloten ten behoeve van het (af)bouwen van het gebouw met aanhorigheden waarvan zijn appartementsrecht deel uitmaakt. De aanneemsom bedroeg € 136.256,06, te betalen in zes termijnen.
2.3 Volgens art. 4 lid 1 van de aanneemovereenkomst konden de termijnen van de aanneemsom telkens worden gedeclareerd wanneer een in die bepaling omschreven fase van het bouwproces was afgerond. Volgens art. 4 lid 2 van de aanneemovereenkomst werden de termijnen opeisbaar na 14 dagen na het betalingsverzoek terzake. De laatste termijn diende te worden gedeclareerd en voldaan bij de oplevering van het appartement aan [gedaagde].
2.4 Woningborg is een organisatie die de GIW Garantie- en Waarborgregeling 2007 (hierna: de Garantieregeling) uitvoert.
2.5 De Garantieregeling bepaalt onder meer, voor zover hier relevant:
3.7.a Door afgifte van een GIW waarborgcertificaat aan de verkrijger ontvangt hij de GIW waarborgen die in afdeling III van deze regeling zijn omschreven (…).
en in afdeling III:
11.3 Indien ten gevolge van insolventie de ondernemer in gebreke blijft om de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst na te komen, wordt de garantiegerechtigde door de verzekeringsmaatschappij schadeloos gesteld met inachtneming van de volgende voorwaarden en bepalingen.
De verzekeringsmaatschappij heeft bij de schadeloosstelling de keuze uit de volgende opties:
a. de verzekeringsmaatschappij betaalt de meerkosten voor het afbouwen (…) ten opzichte van de oorspronkelijk overeengekomen (koop-)aanneemsom;
b. de verzekeringsmaatschappij betaalt de reeds door de garantiegerechtigde betaalde termijnen en overige betalingen ter zake van de verkrijging aan de garantiegerechtigde terug (…).
11.4 De garantiegerechtigde machtigt door ondertekening van de overeenkomst de verzekeringsmaatschappij onherroepelijk en bij uitsluiting om ingeval van insolventie van de ondernemer voor en namens hem/haar de gevolgen van de insolventie van de ondernemer te regelen, waaronder begrepen het voeren van onderhandelingen met de curator en het treffen van een afbouwregeling. Voorts is de verzekeringsmaatschappij gerechtigd om al die maatregelen te nemen met betrekking tot het in aanbouw zijnde (…) die de verzekeringsmaatschappij nodig of nuttig oordeelt ter beperking of regeling van de schade.
2.6 Woningborg heeft een GIW waarborgcertificaat aan [gedaagde] afgegeven.
2.7 Het appartementsrecht is aan [gedaagde] geleverd op 12 december 2008. Het werk was toen niet af. Toch heeft [gedaagde] toen de gehele aanneemsom aan Riksen Bouw B.V. betaald.
2.8 Aannemer Riksen Bouw B.V. is op 19 mei 2009 in staat van faillissement verklaard. Woningborg heeft op 1 juli 2009 aannemer Jongen B.V. opdracht gegeven tot de afbouw van het complex, waaronder het appartement van [gedaagde]. Jongen B.V. heeft een bedrag van € 26.720,- in rekening gebracht, waarvan € 8.983,89 voor meerwerk en € 17.736,11 voor het afbouwen van het appartement van [gedaagde]. Woningborg heeft het bedrag van € 17.736,11 aan Jongen B.V. betaald.
2.10 Woningborg heeft [gedaagde] bij brief van 25 september 2009 aangemaand om binnen een week € 13.581,10 aan haar te betalen. Roman heeft niets daarvan betaald.
3. Het geschil
3.1 Woningborg vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan haar van € 13.581,10, vermeerderd met rente en kosten.
3.2 [gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
4. De beoordeling
4.1 Als primaire grondslag voor haar vordering stelt Woningborg dat [gedaagde] jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een tussen hen geldende (verzekerings)overeenkomst door eerder dan nodig was de laatste termijn van de aanneemsom aan de aannemer Riksen Bouw B.V. te betalen. [gedaagde] betwist primair dat hij een (verzekerings)overeenkomst met Woningborg heeft gesloten en subsidiair dat er sprake is van een tekortkoming van zijn kant.
4.2 Waar het betreft het bestaan van een overeenkomst tussen de partijen overweegt de rechtbank dat Riksen Bouw B.V. en [gedaagde] in de aannemingsovereenkomst - zie o.a. art.17 lid 2 - de Garantieregeling van toepassing hebben verklaard. [gedaagde] stelt terecht dat dit op zichzelf niet betekent dat ook een contractuele relatie tussen hem en Woningborg is ontstaan. Die relatie ontstond naar het oordeel van de rechtbank echter wél door de afgifte van een GIW waarborgcertificaat door Woningborg aan [gedaagde]. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de definitie van die term in de Garantieregeling en uit art. 3.7 van die regeling blijkt dat door de afgifte van het GIW waarborgcertificaat de verkrijger (in dit geval [gedaagde]) jegens de verzekeraar (bedoeld wordt Woningborg) aanspraak kan maken op de insolventiewaarborg en de gebrekenwaarborg van de Garantieregeling. Uit de Garantieregeling blijkt verder dat de aannemer verplicht is de verzekeraar te verzoeken om afgifte van een certificaat aan de verkrijger (art. 3.2) en dat de verkrijger daartoe bevoegd is (art. 3.3). In art. 8 lid 2 van de aannemingsovereenkomst zijn [gedaagde] en Riksen Bouw B.V. overeengekomen dat Riksen Bouw B.V. dat verzoek zou doen, hetgeen ook is geschied. Vervolgens geeft conform de Garantieregeling de verzekeraar het certificaat aan de verkrijger af (art. 3.5) of weigert zij de afgifte (art. 4.1).
Het aldus ten behoeve van [gedaagde] aan Woningborg gedane verzoek en de naar aanleiding daarvan gedane afgifte door Woningborg van het waarborgcertificaat aan [gedaagde] vormen naar het oordeel van het gerecht een aanbod en een aanvaarding daarvan. Aldus is conform art. 6:271 BW tussen [gedaagde] en Woningborg een overeenkomst tot stand gekomen. Daarbij kan, zoals uit het hierna overwogene zal blijken, in het midden blijven of deze overeenkomst - zoals Woningborg stelt, maar [gedaagde] betwist - een verzekeringsovereenkomst is, aangezien dit voor de beoordeling van de vordering op basis van de primaire grondslag niet relevant is.
4.3 De laatste termijn van de aanneemsom - € 13.581,10 (incl. BTW) - was nog (lang) niet opeisbaar toen [gedaagde] die betaalde. Beoordeeld moet worden of - zoals Woningborg, stelt, maar [gedaagde] betwist - [gedaagde] op grond van zijn contractuele relatie met Woningborg jegens Woningborg gehouden was de laatste termijn nog niet te betalen.
4.4 De rechtbank stelt voorop dat de contractuele relatie tussen Woningborg en [gedaagde] met name zijn neergelegd in de rechten en verplichtingen de partijen krachtens de Garantieregeling. Voor hun rechtsverhouding is echter ook van belang de aannemingsovereenkomst, nu deze door Riksen Bouw B.V. en [gedaagde] is aangegaan op basis van het modelcontract van Woningborg; dit was, zo volgt uit art. 4.1 van de Garantieregeling, een voorwaarde van Woningborg voor de afgifte van het waarborgcertificaat. Juist is dat, zoals [gedaagde] stelt, het vooruitbetalen van termijnen in de Garantieregeling noch in de aannemingsovereenkomst expliciet is verboden. De vraag wat de partijen hadden te doen en te laten, kan echter niet worden beantwoord op grond van alleen maar een letterlijke lezing van de Garantieregeling en de aannemingsovereenkomst. Het komt aan op de zin die de partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen daarin mochten toekennen en aan hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Van betekenis daarbij zijn alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
De rechtbank overweegt in dit verband dat het modelcontract een bepaling - zie art. 4 lid 1 van de aannemingsovereenkomst - bevat op grond waarvan de termijnen van de aanneemsom telkens pas mogen worden gedeclareerd als een in de bepaling beschreven fase van het bouwproces is afgerond. In deze opzet worden er geen termijnen vooruitbetaald en vallen er bij een faillissement van de aannemer dus geen termijnen in de faillissementsboedel, terwijl de nog niet betaalde termijnen van de aanneemsom kunnen worden gebruikt voor betaling van de latere fases van het bouwproces.
De koper loopt hierbij dus niet het risico dat hij bij een faillissement van de aannemer voor niets geld heeft betaald: zijn financiële risico bestaat alleen uit eventuele meerkosten die voortvloeien uit het overnemen van het bouwproject door een andere aannemer. In overeenstemming hiermee is dat de schadeloosstelling op grond van art. 11.3, 2e volzin sub a, van de Garantieregeling bestaat uit de betaling van die meerkosten (de in art. 11.3, 2e volzin sub b, van de Garantieregeling genoemde andere vorm van schadeloosstelling is, gezien de voortgang van het project, geen reëel alternatief.)
Met andere woorden: de eis van Woningborg dat het modelcontract met de termijnregeling wordt toegepast, leidt bij nakoming van de termijnregeling tot een beperking van de financiële risico’s voor de koper, waardoor de garantstelling in de Garantieregeling kan worden beperkt zoals in art. 11.3 van die regeling is gebeurd.
Het met de aldus geconstrueerde insolventiewaarborg beoogde doel wordt echter doorkruist als de koper onverplicht - als het werk nog niet zover is gevorderd (en de aannemer nog geen declaratie had kunnen indienen) - een of meer niet-opeisbare termijnen betaalt. Wanneer dan, zoals in deze zaak, de aannemer failleert, kunnen die termijnen niet meer voor het afbouwen worden gebruikt en kan dat afbouwen ook niet gerealiseerd worden met de aanspraken die de Garantieregeling biedt. In dat geval biedt de Garantieregeling niet de beoogde bescherming tegen de financiële gevolgen van het faillissement.
Dit alles was voor [gedaagde] kenbaar of had redelijkerwijs voor hem kenbaar behoren te zijn.
Een en ander brengt de rechtbank tot de conclusie dat de vooruitbetaling van termijnen van de aanneemsom door [gedaagde] aan Riksen Bouw B.V. in strijd is met de op hem rustende verplichtingen op grond van zijn contractuele relatie met Woningborg. Door de vooruitbetaling van termijnen is hij dan ook jegens Woningborg toerekenbaar tekortgeschoten,
4.5 Op grond van art. 6:74 lid 1 BW is [gedaagde] gehouden de daardoor door Woningborg geleden schade te vergoeden. Die schade bedraagt de door Woningborg betaalde kosten van de na het faillissement door Jongen B.V. verrichte werkzaamheden ten behoeve van de afbouw van het appartement van [gedaagde], maar ten hoogste € 13.581,10, zijnde het bedrag van de laatste termijn dat had behoren te worden aangewend voor die afbouw. Het meerdere zou sowieso krachtens de Garantieregeling voor rekening van Woningborg komen.
Woningborg stelt in dit verband dat Jongen B.V. een begroting, inclusief meerwerk, heeft gemaakt voor een bedrag van € 29.821,-, dat daarvan voor bedrag van € 3.101,- - begroot voor de plaatsing van de cv-ketel en de eindschoonmaak - niet is uitgevoerd en de rest wel, dat Jongen B.V. daarom voor een bedrag van € 26.720,- heeft gefactureerd, dat daarvan € 8.983,89 voor meerwerk was en dat de afbouw van het appartement van [gedaagde] dus exclusief meerwerk € 17.736,11 heeft gekost.
[gedaagde] betwist dit gemotiveerd. Hij stelt dat Jongen B.V. na het faillissement - naast de plaatsing van de cv-ketel en de eindschoonmaak - alleen nog maar de ladenkast met geïntegreerde wasbak en kraan met daarboven spiegelkast en verlichting diende te plaatsen en de onderkant van het balkon van het bovengelegen penthouse diende af te werken. Hij stelt daarvan foto’s te hebben en heeft getuigenbewijs ter zake aangeboden.
Gezien deze betwisting is het aan Woningborg, als degene die zich op de rechtsgevolgen ervan beroept, om de hoogte van de afbouwkosten te bewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt deze niet uit het procesdossier. Vooralsnog is onvoldoende duidelijk wat de strekking was van de namens [gedaagde] gedane verklaring op het vragenformulier dat er bij de laatste vergadering nog voor € 22.000,- aan te verrichten werkzaamheden was (productie 3 dagvaarding).
Onvoldoende bewijskracht heeft voorts het bij de laatste akte overgelegde stuk (waarop [gedaagde] dus ook nog niet heeft kunnen reageren), dat, volgens Woningborg, de detailbegroting van Jongen B.V. voor de afbouw van het appartement van [gedaagde] bevat, en waarmee Woningborg kennelijk beoogt te stellen dat de in deze detailbegroting opgenomen werkzaamheden ook allemaal (met uitzondering van de plaatsing van de cv-ketel en de eindschoonmaak) door Jongen B.V. zijn uitgevoerd.
Gelet op een en ander zal de rechtbank Woningborg in de gelegenheid stellen haar stelling te bewijzen.
4.6 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank:
draagt Woningborg op te bewijzen dat aannemer Jongen B.V. na 19 mei 2009, naast meerwerk, voor een bedrag van € 17.736,11 aan werkzaamheden ten behoeve van de afbouw van het appartement van [gedaagde] heeft verricht,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 30 maart 2010:
- voor akte overlegging schriftelijk bewijs zijdens Woningborg dan wel, indien zij het bewijs door middel van getuigen wil leveren, voor akte opgave verhinderdata,
- voor akte opgave verhinderdata zijdens [gedaagde],
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.