ECLI:NL:RBMAA:2011:BR1209

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
18 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700616-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting met bewezen bedreiging met brandstichting

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 18 april 2011, stond de verdachte terecht voor de tenlastelegging van brandstichting en bedreiging met brandstichting. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de brand had gesticht op 31 oktober 2009 in Maastricht. De rechtbank concludeerde dat het onmogelijk was dat de verdachte op het tijdstip van de brand aanwezig kon zijn in de woning, gezien de tijdstippen van getuigenverklaringen en telefoongesprekken. Er was geen DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen op de plaats delict, maar wel van een onbekende man op een aansteker die in de tuin was gevonden. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van brandstichting.

Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging met brandstichting. De rechtbank baseerde deze beslissing op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van de bedreigde, [F.B.]. De bedreiging was gedaan via SMS-berichten, waarin de verdachte dreigende woorden had geuit. De rechtbank achtte de bedreiging met brandstichting bewezen, omdat dit gevoelens van angst en onveiligheid bij de bedreigde had veroorzaakt.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 1 maand op, met aftrek van voorarrest, en gelastte de teruggave van de in beslag genomen aansteker aan de rechthebbende. De beslissing is genomen met inachtneming van de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, en de rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf recht deed aan het grensoverschrijdende gedrag van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700616-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 april 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adres verdachte].
Raadsman is mr. S.F.J. Bergmans, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 12 februari 2010 en 4 april 2011. Verdachte is ter terechtzitting van 4 april 2011 niet verschenen. Wel is verschenen de raadsman van verdachte. Hij verklaart niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om verdachte te verdedigen. Aangezien verdachte wel is verschenen ter terechtzitting van 12 februari 2010 wordt de zaak desalniettemin op tegenspraak afgedaan.
De officier van justitie heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: opzettelijk brand heeft gesticht, waardoor personen en/of goederen in gevaar werden gebracht.
Feit 2: [F.B.]en/of haar kinderen heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven, met zware mishandeling en/of met brandstichting.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde baseert zij dit op de aangifte van [F.B.]en op de verklaring van de getuige [naam getuige 1] dat hij verdachte op korte afstand van de plaats delict heeft afgezet, en op het feit dat verdachte toegang tot de woning zou hebben. Ten aanzien van feit 2 baseert zij dit op de aangifte van [F.B.]en op de (deels) bekennende verklaring van verdachte.
3.2 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte is gehuwd (geweest) met [F.B.]en woonde aanvankelijk samen met haar en hun kinderen in een woning, gelegen aan de [adres]. Naar eigen zeggen heeft verdachte medio oktober 2009 vanwege een op handen zijnde echtscheiding de woning verlaten en is hij bij zijn moeder gaan wonen. [F.B.] en de kinderen bleven in de woning wonen. Op 31 oktober 2009 is er brand geweest in de voormalige echtelijke woning. Uit het proces-verbaal sporenonderzoek blijkt dat in de woning een brandhaard is aangetroffen op de rechter zit van een tweezitsbank. [F.B.] en de kinderen waren tijdens de brand niet in de woning aanwezig. [F.B.] heeft het vermoeden geuit dat verdachte de woning in brand heeft gestoken. Dit vermoeden baseert zij met name op het feit dat verdachte volgens haar nog een sleutel van de woning heeft en dat er buiten de woning een aansteker is aangetroffen die aan haar toebehoort en die vóór de brand nog in haar woning lag. Verdachte ontkent brand te hebben gesticht.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de brand heeft gesticht. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat het, gelet op de tijdstippen die in het dossier worden genoemd, welhaast onmogelijk is dat verdachte dit zelf heeft gedaan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen is vermeld dat de brand is gemeld door mevrouw [W.E.], wonende aan de [adres]te Maastricht. Zij heeft verklaard dat zij de brandweer heeft gebeld nadat een haar onbekende man met een mountainbike bij haar had aangebeld en haar had medegedeeld dat de woning bij de buren brandde. Zij weet zeker dat deze man niet de vroegere mannelijke bewoner van de woning aan de [adres] was. Hoe laat zij precies heeft gebeld, is niet duidelijk. Duidelijk is wel dat de verbalisanten [S.] en [M.]om 18.05 uur opdracht kregen om naar de [adres] te rijden in verband met een binnenbrand. Zij waren om 18.10 ter plekke. De brandweer was toen al ter plaatse. Verbalisanten zagen in eerste instantie geen rook of vuur.
Het bovenstaande brengt met zich dat de brand moet zijn gesticht op 31 oktober 2009 vóór 18.05 uur.
De heer [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij op die dag door verdachte is gebeld rond vijf á zes uur in de middag, met de vraag hem met de auto op het adres van zijn moeder, zijnde [adres] te Maastricht, op te halen en hem te brengen naar de bushalte, gelegen aan de Fort Willemweg te Maastricht. Deze bushalte is vlak bij de [adres]. Even later heeft verdachte hem nog een smsje gestuurd. Dit heeft hij echter niet gelezen. Uit onderzoek aan de gsm van verdachte is gebleken dat verdachte om 17.36 uur gedurende 49 seconden heeft gebeld en om 17.46 uur nog gedurende 10 seconden naar de gsm van [naam getuige 1]. Dit betekent dat [naam getuige 1] op z’n vroegst om 17.36 uur naar verdachte is gereden. Tijdens het getuigenverhoor d.d. 11 mei 2010 bij de rechter-commissaris heeft [naam getuige 1] voorts verklaard dat de rit van zijn woning (gelegen aan de [adres]te Maastricht) naar de woning waar hij verdachte ging ophalen (de [adres] te Maastricht) 15 tot 20 minuten duurt, evenals de rit van de plek waar hij verdachte heeft opgehaald tot aan de bushalte aan de Fort Willemweg te Maastricht, waar hij verdachte heeft afgezet. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan het door [K.] genoemde aantal minuten dat de ritten hebben geduurd, nu [naam getuige 1] er blijk van heeft gegeven niet uitsluitend ten gunste van verdachte te hebben verklaard. Zo heeft hij meteen al in zijn eerste verklaring eerlijk aan de politie verteld dat verdachte hem de maandag volgend op deze rit had gevraagd om bij de politie te zeggen dat hij, [naam getuige 1], verdachte bij het station in Maastricht had afgezet. Uit de verklaring van [naam getuige 1] volgt dat deze verdachte op z’n vroegst om 18.06 (= 17.36 uur + 15 minuten + 15 minuten) bij de bushalte kan hebben afgezet. Op dat moment was de brand echter al gemeld. Bovendien zou verdachte dan nog vanaf de bushalte naar de [adres] hebben moeten lopen, wat ook nog enige minuten in beslag neemt.
Gezien voormelde tijdstippen acht de rechtbank het onmogelijk dat verdachte op het tijdstip waarop de brand is gesticht aanwezig kon zijn in/bij de betreffende woning.
Uit onderzoek is bovendien gebleken dat er geen DNA-materiaal van verdachte, maar wel van een andere, onbekend gebleven man, is gevonden op de groene aansteker, die in de tuin van de woning aan de [adres] is aangetroffen. Daar komt bij dat de brand bij mevrouw Eikenboom is gemeld door een man op een mountainbike terwijl de brand, toen de politie ter plaatse kwam, door de gesloten luiken vanaf de straatzijde op dat moment niet zichtbaar was.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank zal hem ten aanzien hiervan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2:
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd d.d. 4 november 2009 te 13.30 uur;
- de aangifte van [F.B.],
met dien verstande dat zij verdachte partieel vrijspreekt van het bedreigen van de kinderen van [F.B.], omdat niet uit het dossier blijkt dat de woorden: “Vanavond heb je groot vuur op Caberg” de kinderen hebben bereikt, en eveneens vrijspreekt van de bedreiging met de bewoordingen: “Breng maar alles ook de jas terug en Demi raak je ook kwijt”, aangezien deze bewoordingen geen bedreiging in de zin van artikel 285, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht inhouden.
3.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op 31 oktober 2009 in de gemeente Maastricht [F.B.]heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [F.B.] door toezending van een SMS-bericht dreigend de woorden toegevoegd: "Vanavond heb je groot vuur op Caberg".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 2:
bedreiging met brandstichting.
5 De strafbaarheid
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de strafbaarheid van de dader gelet op het psychologisch onderzoek betreffende verdachte, uitgevoerd door drs. mevrouw
[naam gz-psycholoog], gz-psycholoog. Van dit onderzoek heeft de psycholoog een rapport, gedateerd 20 maart 2010, opgemaakt.
Het rapport vermeldt als beantwoording van de vraagstelling –zakelijk weergegeven-:
Onderzochte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling. Er is sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel… Tevens is sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en primair narcistische trekken. De differentiaal diagnose is een autisme spectrum stoornis.
De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft zeer waarschijnlijk invloed gehad op zijn gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.
Betrokkene is op obsessionele wijze met zijn vrouw bezig.
Gezien zijn cognitieve beperktheid op de verbale begripsfactor en gezien zijn snelle gekrenktheid en zijn onvermogen om de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag te nemen kan men stellen dat er sprake is van enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank acht de conclusie van de gedragsdeskundige begrijpelijk en neemt deze over.
Er zijn ook anderszins geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard en op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan.
Verdachte heeft zijn (ex-)vrouw - tevens de moeder van zijn kinderen - bedreigd met brandstichting. Een dergelijke bedreiging kan tot gevoelens van angst en onveiligheid leiden bij de bedreigde persoon. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen eens te meer kwalijk, nu degene tegen wie hij zijn bedreiging heeft geuit, zijn ex-partner betreft.
Nu de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, van oordeel is dat het onder
feit 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, heeft dit uiteraard gevolgen voor de strafmaat. De rechtbank houdt daarbij rekening met het feit dat verdachte weliswaar een strafblad heeft, maar dat de zaken die daarop staan een andere aard hebben dan de onderhavige zaak. Een gevangenisstraf als gevorderd acht de rechtbank voor het thans bewezenverklaarde een te zware sanctie.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest op zijn plaats. Een dergelijke straf doet recht aan het grensoverschrijdende gedrag van verdachte. Voor een voorwaardelijk deel, zoals geadviseerd in het bovengenoemde psychologisch onderzoek, is, gelet op de (gedeeltelijke) vrijspraak, geen plaats meer.
7 Het beslag
Ten aanzien van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen groene aansteker zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de groene aansteker;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kramer, voorzitter, mr. E.W.A. van den Berg en
mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 april 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 oktober 2009 in de gemeente Maastricht opzettelijk brand heeft gesticht in een aan de [adres] nr 135 gelegen woning, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer delen van de inboedel van die woning, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die woning, althans de inboedel van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor genoemde woning en/of de belendende woning(en) en/of de zich in die woning(en) bevindende inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die belendende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2009 in de gemeente Maastricht [F.B.]en/of haar kind(eren) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [F.B.], door toezending van een of meer SMS-berichten dreigend de woorden toegevoegd: "Breng maar alles ook de jas terug en Demi raak je ook kwijt" en/of "Vanavond heb je groot vuur op Caberg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700616-09
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 18 april 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adres verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. S.F.J. Bergmans, advocaat te Maastricht.