4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte en de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2]. Door het slachtoffer met een mes in de buik te steken heeft verdachte het voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De officier van justitie is van mening dat feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen voor zover dit ziet op de vernieling van één kraan op 16 februari 2010. Zij heeft daarbij verwezen naar de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2010 met betrekking tot de videobeelden zoals waargenomen door een verbalisant. Deze verbalisant heeft op de beelden waargenomen dat verdachte op 16 februari 2010 in een wasruimte een kraan heeft vernield.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de raadsman vrijspraak bepleit nu verdachte het slachtoffer met het mes slechts een zeer geringe verwonding, zijnde een klein krasje, heeft toegebracht. De raadsman is van mening dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, zoals onder 1 subsidiair tenlastegelegd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, aangezien uit de videobeelden die ter terechtzitting zijn getoond niet blijkt dat verdachte enige vernieling heeft gepleegd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair en subsidiair
Op 17 februari 2010 heeft [naam slachtoffer] aangifte gedaan ter zake van een poging tot zware mishandeling gepleegd door verdachte. Hij heeft verklaard dat verdachte dit feit op 16 februari 2010 heeft gepleegd in het eetkamergedeelte van de zorginstelling van Stichting [naam zorginstelling], locatie [naam locatie] gelegen aan de [adres].
Tijdens de avondmaaltijd zaten verdachte en aangever [naam slachtoffer] in het eetkamergedeelte zoals gewoonlijk naast elkaar aan tafel, toen op een gegeven moment tussen beiden een woordenwisseling ontstond. Verdachte heeft hierbij een mes, bedoeld voor het smeren van brood, in zijn rechterhand genomen. Als reactie hierop heeft aangever een vork in zijn rechterhand genomen. Vervolgens hebben twee medewerkers van Stichting [naam zorginstelling], [naam getuige 2] en [naam getuige 1], geprobeerd om deze dreigende situatie te beëindigen en de rust te laten wederkeren door tussen verdachte en aangever in te gaan staan. Terwijl [naam getuige 2] en [naam getuige 1] tussen verdachte en aangever in stonden, heeft aangever gezien dat verdachte met het mes in zijn rechterhand een stekende beweging maakte in de richting van zijn buik. Meteen daarop voelde hij een pijnscheut in de rechteronderzijde van zijn buik. Vervolgens heeft hij gezien dat hij op die plek een klein wondje had van ongeveer 1 centimeter waaruit een klein beetje bloed vloeide. Dit wondje is ook waargenomen door een verbalisant die daarvan foto’s heeft gemaakt, welke foto’s als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte zijn gevoegd.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 16 februari 2010, in de eetzaal van woonvoorziening [naam locatie] gelegen aan de [adres], met [naam slachtoffer] ruzie heeft gekregen. Op enig moment is [naam slachtoffer] van verdachte weggelopen. Verdachte is vervolgens met een mes in zijn rechterhand, welk mes hij van tafel had gepakt, achter [naam slachtoffer] aangelopen. Toen hij vlakbij [naam slachtoffer] was, heeft hij met kracht een stekende beweging gemaakt in de richting van diens buik. Verdachte heeft gevoeld dat hij [naam slachtoffer] met de punt van het mes in de buik heeft geraakt. Volgens verdachte betrof het een bot mes.