ECLI:NL:RBMAA:2011:BR1705

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700350-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inverzekeringstelling en afwijzing vordering inbewaringstelling na controle door KMar

In deze zaak heeft de rechter-commissaris van de Rechtbank Maastricht op 14 juli 2011 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van een verdachte vreemdeling. De zaak betreft een controle uitgevoerd door de Koninklijke Marechaussee (KMar) waarbij de verdachte werd staande gehouden. De rechter-commissaris constateert dat de controle niet heeft plaatsgevonden volgens de eisen van artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit 2000, dat per 1 juni 2011 in werking is getreden. Er was geen proces-verbaal beschikbaar dat aantoont dat aan de vereisten van dit artikel is voldaan. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat de controle rechtmatig was.

De rechter-commissaris wijst erop dat de controle en de daaropvolgende staandehouding van de verdachte als onrechtmatig moeten worden gekarakteriseerd. Dit heeft ook gevolgen voor de inverzekeringstelling, aangezien zonder de onrechtmatige controle geen vals document zou zijn aangetroffen en er dus ook geen verdenking op basis van de artikelen 231 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zou zijn ontstaan. De rechter-commissaris concludeert dat de vordering tot inbewaringstelling van de verdachte moet worden afgewezen en beveelt de onmiddellijke invrijheidsstelling van de verdachte.

De uitspraak is in lijn met eerdere jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU, waarin is gesteld dat controles onder de vigeur van artikel 4.17a Vb 2000 niet hetzelfde effect mogen hebben als grenscontroles. De rechter-commissaris benadrukt dat de controle niet voldoet aan de vereisten die zijn gesteld om te voorkomen dat de feitelijke uitoefening van de controle gelijkstaat aan een grenscontrole. De rechter-commissaris verwijst ook naar een eerdere uitspraak van de bestuursrechter in een vergelijkbare zaak, waarin een controle eveneens als een verboden grenscontrole werd gekarakteriseerd.

Uitspraak

inzake: [naam verdachte]
Rechtbank Maastricht
De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken
Overwegingen en beslissing omtrent inverzekeringstelling
Uit het voorliggende dossier blijkt niet dat aan alle voorwaarden voor de inverzekeringstelling is voldaan, zodat de inverzekeringstelling als onrechtmatig moet worden beoordeeld (inverzekeringstelling was onrechtmatig).
Daartoe wordt het volgende overwogen.
De rechter-commissaris stelt in de eerste plaats vast dat de vraag of de controle van de auto waarin de verdachte zat, heeft plaatsgevonden overeenkomstig de eisen die – het per 1 juni 2011 in werking getreden – artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) stelt, niet aan de hand van het voorliggende dossier kan worden beantwoord. Er is immers geen proces-verbaal voorhanden waarin wordt weergegeven in hoeverre ten tijde van de controle invulling is gegeven aan het bepaalde in lid 1, aanhef en onder c, lid 2 en lid 5 van artikel 4.17a Vb 2000. Het moet er daarom voor worden gehouden dat niet is gebleken dat voldaan is aan de vereisten van art. 4.17a Vb 2000.
Principiëler dan het voorgaande is daarnaast de vraag of controles onder de vigeur van het per 1 juni 2011 geldende artikel 4.17a Vb 2000 al dan niet hetzelfde effect hebben als grenscontroles.
Daarbij neemt de rechter-commissaris in aanmerking dat het Hof van Justitie van de EU te Luxemburg bij arrest van 22 juni 2010 (inzake Melki en Abdeli) in rechtsoverweging 75 het volgende over grenscontroles heeft gesteld:
“In die omstandigheden moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 67, lid 2, VWEU en de artikelen 20 en 21 van verordening nr. 562/2006 [de zgn. Schengengrenscode, RC] zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling waarbij aan de politieautoriteiten van de betrokken lidstaat de bevoegdheid wordt verleend om uitsluitend binnen een 20 kilometer diep gebied langs de landsgrens van die staat met de staten die partij zijn bij de OUSA, de identiteit van eenieder te controleren, ongeacht het gedrag van de betrokkene en los van specifieke omstandigheden waarvan een risico op aantasting van de openbare orde uitgaat, teneinde de naleving van de verplichtingen ter zake van het houden, het dragen en het tonen van de bij wet voorziene titels en documenten te verifiëren, zonder dat die regeling in het noodzakelijke kader voor die bevoegdheid voorziet om te waarborgen dat de feitelijke uitoefening ervan niet hetzelfde effect kan hebben als grenscontroles.”
Uit het bepaalde in artikel 4.17a Vb 2000 kan naar het oordeel van de rechter-commissaris niet worden afgeleid dat daarbij de inhoud van de geciteerde rechtsoverweging 75 leidend is geweest. In genoemd artikel is immers in het geheel geen rol toebedeeld aan criteria als het gedrag van betrokkene en specifieke omstandigheden waarvan een risico op aantasting van de openbare orde uitgaat. Integendeel worden er in dat artikel normen genoemd die niet tot personen herleidbaar zijn, maar zien op onpersoonlijke aspecten zoals het aantal kilometers, het maximum aantal vluchten, het aantal passagiers of coupés en de frequentie waarbinnen of waarbij controles kunnen plaatsvinden.
De rechter-commissaris deelt in dit verband het oordeel van de bestuursrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage, zittingsplaats Roermond van 04 juli 2011 (zaaknr. AWB 11/19820, LJN: BR0684) waarbij de in die zaak uitgevoerde controle is gekarakteriseerd als die van een (verboden) grenscontrole. Naar het oordeel van de rechter-commissaris is dezelfde conclusie van toepassing op de onderhavige zaak: het controleren van een voertuig omdat èn nadat dit de grens België-Nederland is gepasseerd.
De onderhavige controle en de daarop gevolgde staandehouding van de verdachte moeten gelet op het voorgaande dan ook als onrechtmatig worden gekenmerkt. Laatstgenoemd stempel drukt eveneens op de inverzekeringstelling, aangezien zonder die controle geen vals document zou zijn opgedoken en dus ook geen verdenking ex artikelen 231 en 416 Sr.
Overwegingen omtrent inbewaringstelling
Gezien het voorgaande is er naar het oordeel van de rechter-commissaris geen ruimte voor het toewijzen van de vordering tot inbewaringstelling, ook niet rauwelijks, aangezien sprake is van onrechtmatige bewijsgaring.
DE BESCHIKKING
Wijst af de vordering tot het bevel tot bewaring van de verdachte.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidsstelling van verdachte.
De rechter-commissaris
Deze beschikking is aldus door mij gegeven.
Maastricht, 14 juli 2011,
(mr. W.L.J. Voogt).