ECLI:NL:RBMAA:2011:BR4730

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700537-10 en 03/421743-09 (tul)
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling op parkeerplaats in Maastricht

Op 3 oktober 2010 vond er een gewelddadig voorval plaats op een parkeerplaats in Maastricht, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij een poging tot zware mishandeling van twee slachtoffers, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]. De slachtoffers werden zonder enige waarschuwing aangevallen door de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij zij meerdere klappen en trappen in het gezicht en tegen het lichaam kregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers door het geweld aanzienlijke verwondingen opliepen, waaronder gebroken tanden en letsel aan het hoofd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn actieve deelname aan het geweld, een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.

Tijdens de rechtszaak werd de rol van de verdachte uitvoerig besproken. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding voor de slachtoffers. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. Tevens werd de verdachte verplicht om zich te houden aan de voorwaarden van de reclassering.

De rechtbank benadrukte de ernst van het gepleegde feit en het gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij, [naam slachtoffer 1], tot schadevergoeding werd toegewezen, en de rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op. Dit vonnis is uitgesproken op 5 augustus 2011 door de rechtbank Maastricht.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummers: 03/700537-10 en 03/421743-09 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 augustus 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
Raadsman is mr. W.R. Smeets, advocaat te Maastricht, waarnemend voor zijn kantoorgenoot mr. M.M.H. Zuketto.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 juli 2011, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel openlijk geweld heeft gebruikt tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], waarbij [naam slachtoffer 1] twee gebroken tanden heeft opgelopen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte de slachtoffers meermalen in het gezicht heeft geslagen. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangiften van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], de positieve herkenning naar aanleiding van de gehouden fotoconfrontaties en de leugenachtige verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris.
Nu volgens de officier van justitie het slaan in het gezicht geen aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met zich brengt, dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. De officier van justitie heeft betoogd dat het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte geweld heeft gebruikt jegens de aangevers. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een onbetrouwbare fotoconfrontatie, nu de foto van verdachte als enige aansluit bij het opgegeven signalement. Bovendien zegt de positieve herkenning slechts iets over de aanwezigheid van verdachte, maar niet over de rol die verdachte heeft gespeeld.
Verdachte heeft geen leugenachtige verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Hij heeft gewoon zijn betrokkenheid bij het geweld ontkend.
De raadsman heeft voorts - onder verwijzing naar recente jurisprudentie - betoogd dat het enkel aanwezig zijn op het moment dat er door anderen geweld wordt gepleegd, onvoldoende is voor het aannemen van medeplegen.
De raadsman heeft subsidiair betoogd dat enkel het subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 3 oktober 2010 zaten [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2]en [naam slachtoffer 3]op een bankje bij de Geusselt te Maastricht op het moment dat er een VW Passat, met het kenteken [nummer kenteken], kwam aanrijden. Vanuit deze auto werd naar hen geschreeuwd. De auto stopte en vijf mannen stapten uit de auto. Een van hen, een man van circa 1,85 meter lengte, met een normaal/sportief postuur en met kort blond stekelig haar, liep richting [naam slachtoffer 1] en sloeg hem hard op zijn gezicht. [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij door deze klap ten val is gekomen. Hierna boog de blonde man zich over [naam slachtoffer 1] heen en sloeg hem drie of vier keer met kracht met een vuist op zijn gezicht. Een tweede man kwam naast [naam slachtoffer 1] staan en trapte hem met kracht tegen zijn rechterknie. [naam slachtoffer 3]heeft gezien dat twee mannen op [naam slachtoffer 1] insloegen, terwijl [naam slachtoffer 1] op de grond lag.
[naam slachtoffer 2]heeft verklaard dat hij, op het moment dat [naam slachtoffer 1] in zijn gezicht werd geslagen, naar [naam slachtoffer 1] liep. Toen kreeg hij zelf een klap tegen zijn rechterslaap. Door de kracht waarmee hij werd geslagen, viel hij op de grond. Daarna kreeg hij een trap tegen zijn rug. Hij vermoedt dat de trap en de klap door dezelfde man werden gegeven. Een andere man trapte hem later tegen zijn buik. [naam slachtoffer 3]heeft gezien dat [naam slachtoffer 2]naar [naam slachtoffer 1] liep om hem te helpen. Hij kreeg echter een klap tegen zijn hoofd, waardoor hij ten val kwam.
[naam slachtoffer 2]heeft verder verklaard dat hij uiteindelijk is opgestaan en naar [naam slachtoffer 1] is gelopen. Hij zag dat [naam slachtoffer 1] nog steeds werd geslagen door de blonde man. Op dat moment draaide de blonde man zich om en sloeg [naam slachtoffer 2]tegen zijn lichaam, waardoor [naam slachtoffer 2]wederom ten val kwam. [naam slachtoffer 3]heeft gezien dat [naam slachtoffer 2]opstond en naar [naam slachtoffer 1] liep. Doordat hij weer een klap kreeg, viel hij op de grond. Terwijl [naam slachtoffer 2]op de grond lag, trapten twee personen op hem in.
[naam slachtoffer 3]heeft verder verklaard dat hij 112 heeft gebeld en vervolgens hoorde dat een van de personen begon te schreeuwen toen hij de politie aan het bellen was. Kort daarop zijn de mannen in de auto gestapt en weggereden.
[naam slachtoffer 2]en [naam slachtoffer 1] zijn later met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Daar constateerde een arts dat [naam slachtoffer 2]een zwelling aan zijn rechterkaak had en dat bloed uit zijn gehoorgang kwam. De arts concludeerde dat er sprake was van een licht traumatisch schedel hersenletsel. [naam slachtoffer 1] had een zwelling aan zijn boven- en onderlip. Bovendien waren twee tanden afgebroken.
[naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 3]hebben een signalement gegeven van de blonde man, die als eerste naar [naam slachtoffer 1] heeft geslagen. Het betreft een man met kort blond stekelig haar. Hij droeg een dikke jas.
Na controle van het door [naam slachtoffer 2]opgegeven kenteken van de auto, waarmee de vijf personen zich verplaatsten bleek dat de auto was tenaamgesteld op een bewoner van de [naam straat] te Maastricht. Op het moment dat de verbalisanten zich nog bij de Geusselt bevonden, kregen zij de melding dat er in de [naam straat] overlast zou zijn van een vijftal personen en dat die personen de woning [naam straat] waren ingelopen. Bij dat adres aangekomen zagen de verbalisanten in de deuropening een persoon staan die aan het opgegeven signalement voldeed. Deze persoon, de verdachte, werd aangehouden. Bij fotoconfrontaties herkenden [naam slachtoffer 2]en [naam slachtoffer 1] verdachte.
Op basis van de verklaringen van de aangevers [naam slachtoffer 2]en [naam slachtoffer 1], die wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [naam slachtoffer 3], de medische verklaring en de resultaten van de fotoconfrontaties, stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met zijn (onbekend gebleven) medeverdachten, [naam slachtoffer 2]en [naam slachtoffer 1] (in het gezicht) hebben geslagen en getrapt.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de fotoconfrontaties voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Alle bij de fotoconfrontaties gebruikte foto’s komen in voldoende mate overeen met het opgegeven signalement, zodat ze geschikt waren om voor de fotoconfrontaties te worden gebruikt.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat de positieve herkenning niets zegt over de rol die verdachte in de ruzie heeft gespeeld, nu de getuigen niet met zoveel woorden hebben verklaard dat de persoon die ze op de foto herkennen ook de persoon is die geweld jegens hen heeft gebezigd. De rechtbank deelt deze opvatting niet. Zij overweegt daartoe dat in de aangiften en in de getuigenverklaring in het bijzonder over één persoon wordt verklaard. Dit is de persoon die wordt beschreven als de blonde man die als eerste geweld heeft gebruikt tegen [naam slachtoffer 1]. Deze persoon wordt op basis van het opgegeven signalement ook aangehouden en dit blijkt verdachte te zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de fotoconfrontaties specifiek op deze persoon zien en dat [naam slachtoffer 2]en [naam slachtoffer 1] verdachte hebben aangewezen als de man die in eerste instantie jegens hen geweld gebruikte.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of het door verdachte en zijn mededaders gebruikte geweld zodanig was dat daardoor een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]bestond. De rechtbank is van oordeel dat zulks het geval is geweest. Zij overweegt daartoe als volgt.
Beide aangevers kregen (onder andere) meerdere klappen tegen hun hoofd. Het hoofd moet worden gezien als een kwetsbaar deel van het lichaam. Beide aangevers zijn bovendien na een klap ten val gekomen, hetgeen duidt op het geven van harde klappen. Deze conclusie vindt ook steun in de medische verklaring, waaruit blijkt dat de aangevers letsel hebben opgelopen aan hun hoofd. Door het meermalen geven van harde klappen tegen het hoofd en het trappen tegen de lichamen van de aangevers, bestond er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Verdachte en zijn medeplegers hebben dit risico willens en wetens aanvaard.
Alles overwegende acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 03 oktober 2010 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] en een persoon genaamd [naam slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]met kracht (in het gelaat) heeft geslagen en getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Ten aanzien van primair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht met een meldingsgebod, de verplichting tot deelname aan de Cova+ training en een behandelverplichting, ook indien dit inhoudt een behandeling bij de verslavingszorg van de Mondriaan en opname in een instelling voor begeleid wonen.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd, indien de rechtbank de door hem bepleite vrijspraak niet zal volgen, dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend is, eventueel nog in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarde zoals door de reclassering is voorgesteld.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De nietsvermoedende [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]zijn het slachtoffer geworden van een groep personen die blijkbaar uit was op een handgemeen. Zij werden geheel onverwacht geconfronteerd met uiterst agressieve handelingen van verdachte en zijn kompanen. Verdachte heeft een groot aandeel gehad in deze geweldsexplosie. Dit zeer laakbaar handelen van verdachte geeft blijk van een ernstig gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en aan respect voor de medemens in het algemeen. De slachtoffers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]zijn met name door het handelen van verdachte in een zeer bedreigende situatie terechtgekomen. Zij hebben door het op hen toegepaste geweld behoorlijk letsel opgelopen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt de rechtbank als uitgangspunt de door het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren vastgestelde oriëntatiepunten betreffende zware mishandeling. Op grond van deze oriëntatiepunten geldt voor een zware mishandeling, waarbij sprake is van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van één of meer kopstoten en/of schoppen en trappen tegen het hoofd in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De rechtbank zal bij dit oriëntatiepunt aansluiten waarbij zij er rekening mee houdt dat in de onderhavige strafzaak sprake is van een poging.
De rechtbank zal een combinatie van twee straffen opleggen. Zij zal overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank recht gedaan aan de mate waarin verdachte grensoverschrijdend gedrag heeft getoond. Met het voorwaardelijke element in de straf wil de rechtbank verdachte doordringen van de ernst van het door hem gepleegde feit, en hem duidelijk maken dat hij niet nog eens in herhaling moet vervallen.
Gelet op het omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte reclasseringsrapport zal de rechtbank bij de voorwaardelijke straf tevens de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht opleggen, ook indien dit inhoudt een meldingsgebod en deelname aan gedragsinterventies.
De rechtbank ziet in het reclasseringsrapport onvoldoende aanleiding om over te gaan tot het opleggen van een verplichte opname in een instelling voor begeleid wonen.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 2.493,19.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. De vordering dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente. Bovendien heeft hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor vergoeding in aanmerking komt en zal de vordering dan ook worden toewijzen. Zowel de kosten aan materiële als immateriële schade zijn door de benadeelde partij onderbouwd en deze bedragen acht de rechtbank alleszins redelijk. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2010.
Daarnaast zal de rechtbank overgaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7 Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 22 januari 2010 in de zaak met parketnummer 03/421743-09 is aan verdachte door de politierechter in deze rechtbank opgelegd hechtenis voor de duur van twee weken, waarvan een week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd een last tot tenuitvoerlegging te geven van deze voorwaardelijk opgelegde hechtenis, nu verdachte zich in de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De raadsman heeft betoogd dat de vordering moet worden afgewezen.
De rechtbank zal de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling toewijzen nu verdachte zich door het plegen van het onderhavige feit niet heeft gehouden aan de algemene voorwaarde.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook indien dit inhoudt een meldingsgebod (inhoudende dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis persoonlijk zal melden bij het Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering aan Het Bat 12 te Maastricht en zich dient te blijven melden zo lang en zo frequent als deze reclasseringsinstelling dat nodig acht) en deelname aan gedragsinterventies (inhoudende de cognitieve vaardigheidstraining+);
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam en adres slachtoffer 1], van een bedrag van € 2.493,19 (zegge: tweeduizendvierhonderddrieënnegentig euro en negentien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente van 3 oktober 2010 tot aan de dag van volledige voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 34 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2010;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd.
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf, te weten hechtenis voor de duur van een week, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. J. Wöretshofer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 augustus 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 03 oktober 2010 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] en/of een persoon genaamd [naam slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]met kracht (in het gelaat) heeft geslagen en/of getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 03 oktober 2010 in de gemeente Maastricht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Stadionplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] en/of tegen [naam slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het slaan en/of trappen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2], waarbij hij, verdachte, met kracht die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen, en welk door hem gepleegd geweld lichamelijk letsel (twee gebroken tanden), althans enig lichamelijk letsel voor die [naam slachtoffer 1] ten
gevolge heeft gehad.