ECLI:NL:RBMAA:2011:BT1539

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-994004-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk voorhanden hebben en binnenbrengen van illegaal vuurwerk

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Maastricht op 14 september 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben en binnenbrengen van illegaal vuurwerk, alsook het zonder vergunning oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen. De verdachte werd bijgestaan door raadsman mr. Y. Quint. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk had voorhanden gehad, waaronder mortierbommen, lawinepijlen en knalvuurwerk. De verdachte had dit vuurwerk in de periode van 26 tot en met 29 december 2007 in Bingelrade, gemeente Onderbanken, opgeslagen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte over de betrokkenheid van de medeverdachte niet geloofwaardig, en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen. De rechtbank stelde vast dat de verdachte opzettelijk de wet had overtreden door vuurwerk te bezitten dat niet voldeed aan de wettelijke eisen en dat hij dit vuurwerk zonder vergunning had opgeslagen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, wat leidde tot een matiging van de straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. Het vonnis werd uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de risico's die de opslag van het vuurwerk met zich meebracht, zwaar meeweegt.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/994004-08
Vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 14 september 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. Y. Quint, advocaat te ’s-Hertogenbosch.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 augustus 2011, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] met parketnummer 03/994005-08.
2 De tenlastelegging
De ter terechtzitting d.d. 31 augustus 2011 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: opzettelijk met (een) ander(en) een grote hoeveelheid illegaal consumentenvuurwerk, te weten mortierbommen, lawinepijlen, knalvuurwerk, pyrotechnische patronen, flowerbeds en fonteinen, voorhanden heeft gehad;
Feit 2: opzettelijk met (een) ander(en) een grote hoeveelheid illegaal consumentenvuurwerk, zoals beschreven onder feit 1, heeft ingevoerd;
Feit 3: opzettelijk met (een) ander(en) zonder vergunning een inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen heeft opgericht en in werking heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat er sprake is van medeplegen samen met medeverdachte [naam medeverdachte]. Hiertoe verwijst hij naar:
- het aantreffen van het vuurwerk;
- de bekennende verklaring van verdachte [naam verdachte];
- de verklaring van verdachte [naam verdachte] waarin hij aangeeft dat het vuurwerk van hem en medeverdachte [naam medeverdachte] samen was;
- de foto’s van medeverdachte [naam medeverdachte] waarop hij te zien is tussen het aangetroffen vuurwerk;
- de chatberichten van [M.] over medeverdachte [naam medeverdachte], waaruit diens betrokkenheid blijkt;
- het aantreffen van het Italiaanse vuurwerk, dat door verdachte [naam verdachte] en medeverdachte [naam medeverdachte] vanuit Italië naar België werd vervoerd, welk vuurwerk ook in Nederland terecht is gekomen.
De verklaring van verdachte [naam verdachte] dat hij medeverdachte [naam medeverdachte] bij de politie ten onrechte heeft beschuldigd om eerder op vrije voeten te komen en dat hij de feiten alleen heeft gepleegd, acht de officier van justitie kennelijk leugenachtig. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar:
- de aangetroffen documenten waarop de naam van medeverdachtes [naam medeverdachte] voorkomt;
- de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte] bij het regelen van de sleutel van de opslagplaats;
- de verklaring van verdachte dat medeverdachte [naam medeverdachte] niet is meegegaan naar België om de rekken en buizen op te halen, terwijl medeverdachte [naam medeverdachte] dat zelf heeft toegegeven.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de feiten op zich wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verdachte ontkent echter dat hij de feiten samen met een ander heeft gepleegd.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
Het aantreffen van het vuurwerk
Op 29 december 2007 troffen verbalisanten in een afgesloten ruimte van de werkplaats van het bedrijfspand van [naam bedrijf 1], gelegen op perceel [W.straat] te Bingelrade, een grote hoeveelheid verpakt en onverpakt vuurwerk aan, waaronder lawinepijlen, mortierbommen, flowerbeds, Chinese vlinders en Chinese rollen. Voorts stonden in de ruimte onder meer lanceerstellages en lanceerbuizen. Het vuurwerk en de lanceerinrichtingen
werden inbeslaggenomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat Bingelrade is gelegen in de gemeente Onderbanken.
Het onderzoek aan het vuurwerk
Het inbeslaggenomen vuurwerk werd onderzocht. Het bleek te gaan om onder meer:
- 526 mortierbommen die allen herlaadbaar waren; een deel van deze mortierbommen was niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 364 lawinepijlen, waarvan de effectlading niet (uitsluitend) bestond uit zwart buskruit en die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 1.042 stuks knalvuurwerk met lont, waaronder kanonslagen en vlinders, die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 1.300 pyrotechnische patronen die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 19 flowerbeds, waarvan er in ieder geval 10 niet waren voorzien van een gebruiksaanwijzing als bedoel in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit en waarvan er in ieder geval 13 zwaarder waren dan tien kilogram;
- in ieder geval 9 fonteinen die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit.
De verklaring van verdachte
Verdachte, die ten tijde van het aantreffen van het vuurwerk op het perceel [W.straat] te Bingelrade aanwezig was, verklaarde onder meer het volgende:
Het door de politie aangetroffen vuurwerk was van hem en [naam medeverdachte]. Ze hadden het samen geregeld. Verdachte was vanaf oktober 2007 bezig met het verzamelen van het vuurwerk en [naam medeverdachte] had hiermee meegeholpen vanaf november.
In november 2007 zijn verdachte en [naam medeverdachte] met de auto naar Napels geweest. Een deel van het vuurwerk dat daar werd gekocht, werd aangetroffen in Bingelrade. Een ander deel hadden verdachte en [naam medeverdachte] in Nederland afgestoken.
Voorts verklaarde verdachte dat het door de politie aangetroffen vuurwerk eerst in een huis in België had gelegen. Hij, verdachte, was bezig met het verplaatsen van het vuurwerk naar Bingelrade. Het vuurwerk lag in Bingelrade vanaf 27 december 2007.
[naam medeverdachte] had hem geholpen met de lanceerinstallaties. Hij had geholpen met het ophalen en vervoeren van de rekken.
Verdachte wilde het vuurwerk afsteken. Hij had onder meer [naam medeverdachte] gevraagd hierbij te helpen. [naam medeverdachte] had dat toegezegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 31 augustus 2011 verklaard dat hij niet beschikte over een vergunning voor de opslag van het vuurwerk.
Foto’s van medeverdachte [naam medeverdachte]
Bij een onderzoek in een computer, inbeslaggenomen op het adres [W.straat] te Bingelrade, werd op deze computer een aantal foto’s, vermoedelijk gemaakt op 27 december 2007, aangetroffen met de afbeelding van medeverdachte [naam medeverdachte] in de ruimte waar de politie het vuurwerk had aangetroffen. Op deze foto’s heeft [naam medeverdachte] vuurwerk in zijn hand(en).
De verklaring van [M.]
[M.] verklaarde bij de politie dat [naam medeverdachte] met hem had gesproken over het neerleggen van het vuurwerk. Op 27 december 2007 kwamen verdachte en [naam medeverdachte] bij [M.] thuis. Vervolgens gaf [M.] het sleuteltje van het hok aan verdachte. [naam medeverdachte] was daarbij aanwezig.
De verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte]
Medeverdachte [naam medeverdachte] verklaarde bij de politie dat hij wist van het vuurwerk in het hokje achter in de garage bij [M.]. Hij meende dat het er stond sinds 27 december 2007. Hij wist dat het vuurwerk tevoren door verdachte werd bewaard in België.
Op 28 december 2007 huurde medeverdachte [naam medeverdachte] een aanhanger. Vervolgens reed verdachte [naam verdachte] met die aanhanger naar [naam bedrijf 2] in Olen (België). [naam medeverdachte] haalde [M.] op en reed toen eveneens naar Olen. Bij [naam bedrijf 2] kocht verdachte gebruikte buizen en rekken. [naam medeverdachte] meent dat verdachte enkele nieuwe rekken mocht lenen. [naam medeverdachte] heeft een karretje met buizen en rekken naar de aanhangwagen gereden. Vervolgens werden deze door verdachte en anderen in de aanhangwagen geladen. Het was de bedoeling om met de buizen en rekken mortierbommen af te vuren. Een dag later, op 29 december 2007, zag [naam medeverdachte] de buizen en rekken liggen in het hok in de garage van [M.].
Gevraagd naar de trip naar Italië in november 2007 verklaarde [naam medeverdachte] dat hij met verdachte naar Napels is gegaan en dat beiden daar vuurwerk hebben gekocht. Met dat vuurwerk zijn ze naar België gereden. Een deel van het vuurwerk uit Italië lag daarna bij [M.].
De bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs
De verklaring van verdachte over de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte van 15 januari 2008, waarin hij medeverdachte [naam medeverdachte] belastte door onder meer aan te voeren dat het vuurwerk mede van [naam medeverdachte] was, betrouwbaar is. Deze verklaring wordt immers ondersteund door:
- bovengenoemde foto’s van medeverdachte [naam medeverdachte] waarop hij in de opslagruimte te Bingelrade poseert met vuurwerk;
- de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte] bij het regelen van de opslagruimte;
- de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte] bij het in België halen van de buizen en rekken;
- de reis van [naam verdachte] en medeverdachte [naam medeverdachte] naar Italië, alwaar vuurwerk werd gekocht dat later (deels) werd aangetroffen in Bingelrade.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 31 augustus 2011, acht de rechtbank juist niet geloofwaardig, voor zover verdachte toen heeft verklaard dat hij medeverdachte [naam medeverdachte] bij de politie ten onrechte heeft beschuldigd. In de eerste plaats omdat de reden die verdachte heeft gegeven voor het beweerdelijk ten onrechte beschuldigen van verdachte [naam medeverdachte] zou zijn dat hij dan eerder in vrijheid zou worden gesteld. Die redenering kan de rechtbank niet volgen. In de tweede plaats omdat verdachte in zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring zelfs heeft ontkend dat medeverdachte [naam medeverdachte] betrokken was bij handelingen die [naam medeverdachte] zelf heeft toegegeven. Zo verklaarde verdachte dat [naam medeverdachte] geen betrokkenheid had bij het ophalen van de rekken en buizen in België, terwijl [naam medeverdachte] zelf heeft verklaard dat hij verdachte daarbij heeft geholpen.
Ten aanzien van feit 1
Op grond van alle bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [naam verdachte] en medeverdachte [naam medeverdachte] het vuurwerk tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad.
Uit de verklaring van verdachte [naam verdachte], zoals afgelegd bij de politie, welke verklaring de rechtbank betrouwbaar acht, blijkt dat medeverdachte [naam medeverdachte] samen met verdachte [naam verdachte] eigenaar was van het aangetroffen vuurwerk. Reeds daarmee is de bewustheid van medeverdachte [naam medeverdachte] ten aanzien van het vuurwerk, evenals diens beschikkingsmacht en zeggenschap daarover, gegeven.
Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 1.
Ten aanzien van feit 2
Nu medeverdachte [naam medeverdachte]
- samen met verdachte mede-eigenaar was van het vuurwerk,
- wist dat het vuurwerk aanvankelijk in België opgeslagen lag,
- wist dat het in Bingelrade zou worden opgeslagen en wist dat het daar uiteindelijk lag opgeslagen,
- de opslagruimte in Bingelrade (mede) heeft geregeld,
- heeft geholpen om aanverwante goederen, zoals lanceerbuizen, naar Nederland te brengen,
- samen met verdachte vuurwerk heeft gekocht in Italië, waarvan in ieder geval een deel via België naar Bingelrade is vervoerd,
en nu verdachte [naam verdachte] het vuurwerk daadwerkelijk van België naar Bingelrade heeft gebracht – en het een feit van algemene bekendheid is dat Bingelrade in Nederland ligt – is de rechtbank van oordeel dat juridisch gezien verdachte het vuurwerk tezamen en in vereniging met de medeverdachte [naam medeverdachte] binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ondanks het feit dat er geen bewijs voorhanden is dat [naam medeverdachte] zelf, fysiek, enig stuk vuurwerk naar Nederland heeft vervoerd. Gelet op bovengenoemde omstandigheden is er tussen verdachte en [naam medeverdachte] sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking om het vuurwerk opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen. Voor de bewezenverklaring is niet vereist dat medeverdachte [naam medeverdachte] de uitvoeringshandeling van het binnen Nederland brengen van het vuurwerk heeft verricht. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van feit 2.
Ten aanzien van feit 3
De locatie waar het vuurwerk was opgeslagen, was een garagebedrijf. Een garagebedrijf is een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer. Door verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] werd vanaf 27 december 2007 in het garagebedrijf (ook) een activiteit – anders dan een ‘garage-activiteit’ – ontplooid, te weten de opslag van ontplofbare stoffen (mortierbommen, signaalraketten/lawinepijlen), waartoe een vergunning op grond van de Wet milieubeheer was vereist . Gelet hierop kan er worden gesproken van het opzettelijk een dergelijke inrichting oprichten en in werking hebben. Hiervoor was geen vergunning verleend. Verdachte heeft dit ter terechtzitting erkend. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke vergunning voor vuurwerk van deze aard (gelet op de gevarenklassen) en omvang op een locatie als de onderhavige niet aan particulieren als verdachten wordt verleend. Dat het starten van een nieuwe activiteit in een bestaande inrichting juridisch heeft te gelden als het oprichten van een inrichting in de zin van artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer, is vaste jurisprudentie zoals onder meer blijkt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 15 juli 2009, LJN BJ2597.
De rechtbank zal feit 3 dan ook bewezen verklaren.
3.4 De bewezenverklaring
Feit 1
in de periode van 26 december 2007 tot en met 29 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, consumentenvuurwerk waaronder
526 mortierbommen,
364 lawinepijlen
1042 stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300 pyrotechnische patronen
19 flowerbeds
9 fonteinen
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en deels niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10 flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en waren daarvan 13 flowerbeds zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
Feit 2
in de periode van 1 december 2007 tot en met 29 december 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, consumentenvuurwerk, waaronder
526 mortierbommen,
364 lawinepijlen
1042 stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300 pyrotechnische patronen
19 flowerbeds
9 fonteinen
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en deels niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10 flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en waren 13 flowerbeds zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
Feit 3
in de periode van 1 december 2007 tot en met 27 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een op perceel [W.straat] gelegen inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 3 van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft opgericht en in werking gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen
en
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen,
gepleegd als voortgezette handeling van feit 2.
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen
en
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 8.1 Wet milieubeheer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
In beginsel acht de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren op zijn plaats. Hiertoe wijst hij op de ernst van de feiten, de enorme gevaarzetting die heeft plaatsgevonden en het feit dat verdachte ervan verdacht wordt in de tussentijd opnieuw omvangrijke vuurwerkovertredingen te hebben begaan. Dit zijn redenen om niet te volstaan met een voorwaardelijke straf of een taakstraf. Daarnaast stelt de officier van justitie, dat het evident is dat hier sprake is van een forse handel in vuurwerk. Dit dient strafverhogend te werken.
Nu het volgen van de vuurwerkrichtlijn zou neerkomen op een gevangenisstraf van tien jaren, is een gevangenisstraf van drie jaren als uitgangspunt in deze zaak buitengewoon redelijk.
Gelet echter op de overschrijding van de redelijke termijn, vordert de officier van justitie een gevangenisstraf van twee jaren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie ten onrechte de handel in vuurwerk als strafverzwarende omstandigheid meeneemt in zijn strafeis, nu de handel niet te bewijzen is. De eis van twee jaar gevangenisstraf acht zij buitenproportioneel. In vergelijkbare zaken wordt aan verdachten zonder recidive een werkstraf opgelegd met eventueel een voorwaardelijke straf. De verdediging acht in deze zaak een geheel voorwaardelijke straf op zijn plaats.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft samen met een ander een enorme hoeveelheid (illegaal) vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland gebracht en vervolgens opgeslagen in een garagebedrijf in Bingelrade. Er werd een hoeveelheid van 1.189 kilogram aangetroffen, waaronder artikelen van gevarensubklasse 1.1, oftewel stoffen of artikelen die massa-explosief zijn. Dat wil zeggen dat bij initiatie van deze categorie vuurwerk alle artikelen (nagenoeg) gelijktijdig zullen exploderen, waarbij de hoofdeffecten zijn: een luchtschok, rondvliegende brokstukken van de opslagplaats en fragmenten van de artikelen en de eventuele verpakking, hittestraling van de vuurbal en een grondschok. Het gevaar dat de opslag van dit vuurwerk opleverde werd beschreven door ir. [F.]. In zijn rapport van 19 mei 2008 relateert hij dat bij een ontploffing de schade aan de woning [W.straat]en aan de opslaghal honderd procent zou zijn met een zekerheid van dodelijke slachtoffers in de nabije omgeving. Het gegeven dat verdachte en zijn mededader dergelijk zwaar vuurwerk hebben opgeslagen in een garagebedrijf waar mensen werkzaam zijn en in de nabije omgeving van woonhuizen, rekent de rechtbank hen dan ook zeer zwaar aan. De rechtbank overweegt voorts nog dat verdachte ter zitting niet overtuigend blijk heeft gegeven van het feit dat hij zich bewust is van de grote risico’s die met de opslag van het vuurwerk in Bingelrade gepaard gingen.
Gelet op dit alles kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met het opleggen van een andere straf dan een gevangenisstraf.
Voor de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
De officier van justitie heeft bij zijn strafeis betrokken dat verdachte wederom verdacht wordt van nieuwe strafbare feiten met betrekking tot vuurwerk. Voorts heeft hij de vermeende handel in vuurwerk als strafverzwarende omstandigheid aangemerkt.
De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet. De rechtbank dient te oordelen op basis van de door haar bewezen verklaarde feiten. Het bij de straf betrekken van andere feiten, waarvan verdachte slechts wordt verdacht en waarvan de rechtbank niets anders weet dan hetgeen de officier van justitie daarover ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, druist in tegen ons rechtssysteem.
Het aanmerken van de vermeende handel in vuurwerk als strafverzwarende omstandigheid acht de rechtbank om dezelfde reden niet juist, met name omdat de officier van justitie ter terechtzitting expliciet heeft aangegeven, dat de handel in vuurwerk niet kan worden bewezen verklaard.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk op zijn plaats is. Het voorwaardelijk deel acht de rechtbank noodzakelijk als stok achter de deur, opdat verdachte in de toekomst niet opnieuw in de fout gaat.
Vervolgens heeft de rechtbank gekeken naar het tijdstip waarop de onderhavige feiten zijn begaan en wat daarna is gebeurd. In de onderhavige zaak werd verdachte op 29 december 2007 in verzekering gesteld. Deze datum is dan ook aan te merken als het tijdstip waarop de redelijke termijn een aanvang heeft genomen. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is bepaalde bijzondere omstandigheden. Nu er eerst heden, 14 september 2011, vonnis wordt gewezen, en de rechtbank niet is gebleken van dergelijke bijzondere omstandigheden, stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn is overschreden met ruim één jaar en acht maanden. Om die reden zal de rechtbank de op te leggen straf matigen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
6 Het beslag
De rechtbank zal de hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Naar het oordeel van de rechtbank dienen deze voorwerpen, tezamen met het inbeslaggenomen vuurwerk, te worden aangemerkt als een gezamenlijkheid van voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan en die van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het gaat om de volgende voorwerpen:
1. 14 buizen (6inch/900mm);
2. 15 buizen (5inch/800mm);
3. 20 buizen (4inch/550mm);
4. 16 buizen (3inch/450mm);
5. 2 buizen (5inch/800mm);
6. 1 buis (4inch/550mm);
7. 26 buizen (3inch/450mm);
8. 2 frames (met 5 stalen kokers);
9. 4 rekken (voor 6inch kokers);
10. 3 rekken (voor 5 inch kokers);
11. 4 rekken (voor 4 inch kokers);
12. 6 rekken (voor 3 inch kokers);
13. 16 frames.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op:
- de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 56, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten (oud);
- artikel 8.1 van de Wet milieubeheer (oud);
- artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (oud);
- de artikelen 1.2.2 (lid 4, onder 1) en 2.1.3 (lid 1 onder e juncto lid 4) van het Vuurwerkbesluit (oud) en
- de artikelen 6, vijfde lid, 8 en 9, eerste lid onder j, bijlage III, van de Regeling nadere eisen vuurwerk 2004 (oud),
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken:
1. 14 buizen (6inch/900mm);
2. 15 buizen (5inch/800mm);
3. 20 buizen (4inch/550mm);
4. 16 buizen (3inch/450mm);
5. 2 buizen (5inch/800mm);
6. 1 buis (4inch/550mm);
7. 26 buizen (3inch/450mm);
8. 2 frames (met 5 stalen kokers);
9. 4 rekken (voor 6inch kokers);
10. 3 rekken (voor 5 inch kokers);
11. 4 rekken (voor 4 inch kokers);
12. 6 rekken (voor 3 inch kokers);
13. 16 frames.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. A.J. Hazen en mr J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 september 2011.
Buiten staat
Mr. A.J. Hazen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 26 december 2007 tot en met 29 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, consumentenvuurwerk waaronder
526, althans een aantal mortierbommen,
364, althans een aantal lawinepijlen
1087, althans een aantal stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300, althans een aantal pyrotechnische patronen
19, althans een aantal flowerbeds
9, althans een aantal fonteinen
voorhanden heeft/hebben gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en/of (grotendeels) niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en/of waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10, althans een aantal flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en/of waren daarvan 13 flowerbeds (althans een aantal) zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 29 december 2007, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, consumentenvuurwerk, waaronder
526, althans een aantal mortierbommen,
364, althans een aantal lawinepijlen
1087, althans een aantal stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300, althans een aantal pyrotechnische patronen
19, althans een aantal flowerbeds
9, althans een aantal fonteinen
binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en/of (grotendeels) niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en/of waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10, althans een aantal flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en/of waren 13 flowerbeds (althans een aantal) zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 27 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [W.straat] gelegen inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 3 van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft/hebben opgericht en/of in werking gehad.