ECLI:NL:RBMAA:2011:BU3185

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
165751/FT-RK 11.926
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in verzoek tot wettelijke schuldsanering na vertrek naar Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 1 november 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die naar Duitsland was vertrokken, had op 18 oktober 2011 een verzoekschrift ingediend. De rechtbank diende te beoordelen of zij bevoegd was om van dit verzoek kennis te nemen, gezien het feit dat verzoeker geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland had. De rechtbank stelde vast dat verzoeker geen activiteiten of vermogensbestanddelen meer in Nederland had en dat Duitsland het centrum van zijn voornaamste belangen was geworden.

De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 2 lid 2 van de Faillissementswet, dat bepaalt dat de rechtbank van de laatste woonplaats van de schuldenaar bevoegd is. Aangezien verzoeker sinds 1 februari 2010 naar Duitsland was vertrokken en zijn huis in Nederland per openbare veiling was verkocht, concludeerde de rechtbank dat zij niet bevoegd was om het verzoek tot schuldsanering te behandelen. De rechtbank heeft ook het GBA-register geraadpleegd, waaruit bleek dat verzoeker niet meer in Nederland woonde.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot toelating van de wettelijke schuldsanering, en dit vonnis werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. De beslissing werd genomen door mr. W.E. Elzinga, rechter, in aanwezigheid van L.S. Engels, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
onbevoegdverklaring
rekestnummer: 165751/FT-RK 11.926
uitspraakdatum: 1 november 2011
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
1. Het verloop van de procedure
1.1. [Verzoeker], correspondentieadres [gegevens correspondentieadres], verzoeker, heeft op 18 oktober 2011 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Bijgevoegd was één bijlage met betrekking tot een schuld aan de ING-bank ad € 66.362,68 gedateerd op 28 september 2011.
2. De beoordeling
2.1. Nu verzoeker geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, dient de rechtbank allereerst te beoordelen of zij bevoegd is van dit verzoekschrift kennis te nemen.
2.2. Op grond van artikel 2 lid 2 van de Faillissementswet is de rechtbank van de laatste woonplaats van de schuldenaar bevoegd. Aan het vereiste dat verzoeker bij zijn vertrek naar Duitsland reeds één of meer schulden in Nederland had is voldaan zoals blijkt uit de overgelegde correspondentie.
2.3. Uit het schrijven van verzoeker gedateerd op 11 oktober 2011 blijkt dat zijn in Kerkrade, Nederland, gelegen huis per openbare veiling is verkocht. Verzoeker geeft een in Duitsland gelegen adres als zijn correspondentie adres op. Waar hij feitelijk verblijft wordt niet kenbaar gemaakt noch aangetoond bijvoorbeeld door het overleggen van uittreksels van de gemeentelijke basisadministratie.
2.4. De rechtbank heeft het GBA register van de gemeente Kerkrade geraadpleegd en daaruit blijkt dat verzoeker sinds 1 februari 2010 naar Duitsland is vertrokken.
2.5. De rechtbank dient haar internationale bevoegdheid tot het openen van een insolventieprocedure te bepalen aan de hand van artikel 3 lid 1 van de Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie. Bevoegd is de rechter van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is. Onder dat centrum moet worden verstaan de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die daardoor als zodanig voor derden herkenbaar is.
2.6. De rechtbank stelt vast dat uit de door verzoeker gegeven informatie kan worden afgeleid dat hij naar Duitsland is vertrokken en in Nederland geen vermogensbestanddelen meer bezit. Dit betekent dat Duitsland dient te worden aangemerkt als het land waar het centrum van de voornaamste belangen van verzoeker is gelegen. Dit is de plaats waar hij het beheer over zijn belangen voert en die als zodanig herkenbaar is voor anderen, zo blijkt uit de overgelegde bijlage.
Niet aannemelijk is geworden dat schuldenaar na zijn vertrek naar Duitsland nog activiteiten heeft ontplooid in Nederland.
2.7. De rechtbank is van oordeel dat de Nederlandse rechter geen bevoegdheid heeft de territoriale insolventieprocedure te openen en zij zal zich onbevoegd verklaren van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E. Elzinga, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2011 in tegenwoordigheid van L.S. Engels, griffier.