ECLI:NL:RBMAA:2011:BU3316

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700399-11, 15/700241-08 (tul) en 15/700799-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal en diefstal van een fiets met camerabeelden als bewijs

Op 4 oktober 2011 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 augustus 2011 in Heerlen een fiets heeft geprobeerd te stelen en daadwerkelijk een fiets heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met behulp van een ijzeren staaf, heeft geprobeerd een fiets open te breken die gestald stond bij een bioscoop. De camerabeelden, die door de politie zijn bekeken, tonen de verdachte die zich verdacht gedraagt in de nabijheid van de fietsen. Ondanks de ontkenning van de verdachte, heeft de rechtbank de camerabeelden en de verklaringen van de verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte werd veroordeeld voor zowel poging tot diefstal als diefstal, waarbij de rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van zes weken opgelegd, rekening houdend met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Daarnaast heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de ISD-maatregel op te leggen, afgewezen, maar heeft wel de gevangenisstraf opgelegd als passende sanctie voor de gepleegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van fietsendiefstal en de recidiveproblematiek, waarbij de rechtbank de oriëntatiepunten voor strafoplegging in acht heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummers: 03/700399-11, 15/700241-08 (tul), 15/700799-10 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 oktober 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsvrouw is mr. N. Heilhof, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 september 2011, waarbij de officier van justitie, de raadsvrouw en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd een fiets te stelen;
Feit 2: een fiets heeft gestolen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Hij heeft zijn standpunt gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen inhoudende een beschrijving van de camerabeelden. Hiertegenover staat de ontkennende en steeds wisselende verklaring van verdachte. Deze verklaring is aantoonbaar leugenachtig.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de feiten 1 en 2 bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het proces-verbaal van bevindingen inhoudende een beschrijving van de camerabeelden niet voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De camerabeelden waren immers onduidelijk, zodat de beschrijving ervan onvoldoende betrouwbaar moet worden geacht. Daarnaast was de verbalisant die de camerabeelden uitlas druk met andere werkzaamheden, zodat zijn waarneming eveneens onvoldoende betrouwbaar moet worden geacht.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw nog aangevoerd dat er geen fiets is aangetroffen met wriksporen op het slot.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw ten slotte nog aangevoerd dat niet duidelijk is welke fiets verdachte zou hebben gestolen. In het dossier bevinden zich namelijk uiteenlopende beschrijvingen van verschillende fietsen. Verdachte heeft daarnaast ontkend een fiets te hebben gestolen. Er is ook geen aangifte gedaan van diefstal.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 9 augustus 2011 werd middels cameratoezicht gezien dat - naar later bleek - verdachte voortdurend naast de gestalde fietsen bij de [naam bioscoop] aan de [S.straat] te Heerlen liep. Verdachte had een witte plastic tas met daarin een ijzeren staaf bij zich. Hij trachtte vervolgens met de ijzeren staaf een fiets open te breken. Toen dit niet lukte, is verdachte weggelopen. Even later werd gezien dat verdachte op de [Sch.straat] te Heerlen het achterwiel van een fiets optilde en al rennend met deze fiets de straat over stak. Deze bevindingen worden bevestigd door de inmiddels ter plaatse zijnde verbalisanten. Verdachte werd door de politie aangehouden. In de nabijheid van verdachte werd een plastic tas met een ijzeren staaf aangetroffen. Deze tas was daar eerder door verdachte neergelegd.
Anders dan de raadsvrouw heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de beschrijving van de camerabeelden. In het proces-verbaal van bevindingen wordt juist een zeer gedetailleerde beschrijving gegeven van de handelingen van verdachte, zodat niet kan worden gesteld dat de beelden onduidelijk zijn.
Gelet op de bevindingen naar aanleiding van het bekijken van de camerabeelden en het aantreffen van de ijzeren staaf in de nabijheid van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd een fiets te stelen (feit 1). De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen dat verdachte een kennelijk leugenachtige verklaring heeft afgelegd. Hij heeft namelijk ter zitting verklaard enkel langs de fietsen te zijn gelopen. De rechtbank heeft ter zitting echter waargenomen - op basis van een afdruk van de camerabeelden (pagina 42) - dat verdachte zich tussen de fietsen bevond. Verdachtes verklaring is dus aantoonbaar onjuist.
De omstandigheid dat uit het dossier niet blijkt van onderzoek naar wriksporen op de desbetreffende fiets, maakt het oordeel van de rechtbank - gelet op de eerder genoemde bevindingen van de politie - niet anders.
Gelet op de bevindingen naar aanleiding van het bekijken van de camerabeelden en de bevindingen van de ter plaatse zijnde verbalisanten, stelt de rechtbank vast dat verdachte een fiets heeft weggenomen (feit 2). Zoals hiervoor reeds overwogen acht de rechtbank het proces-verbaal van bevindingen inhoudende een beschrijving van de camerabeelden betrouwbaar. Zulks geldt te meer nu deze bevindingen worden ondersteund door de verklaringen van de verbalisanten ter plaatse.
Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets slechts heeft verplaatst, omdat deze aan een vriendin toebehoorde. Nadat hij de fiets had verplaatst, werd hij erop geattendeerd dat het verboden was om op die plek fietsen te plaatsen. Verdachte heeft hierop de fiets naar de overkant van de straat getild. Ten overstaan van de politie heeft verdachte verklaard dat hij met de fiets naar het politiebureau wilde gaan om aangifte te doen. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. Op de eerste plaats is niet duidelijk waarom verdachte - mocht hij al op weg zijn geweest naar het politiebureau - de fiets eerst verplaatste. Op de tweede plaats is de verklaring van verdachte, inhoudende dat de fiets toebehoorde aan een vriendin, niet verifieerbaar gebleken.
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte zich de fiets wederrechtelijk heeft toegeëigend. Door het wegnemen van een afgesloten fiets heeft verdachte de fiets uit de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een fiets heeft gestolen. Dat op basis van de bewijsmiddelen geen duidelijke beschrijving kan worden gegeven van de fiets, doet hier niet aan af. Verdachte wist immers - gelet op zijn verklaring - op welke fiets het feit betrekking heeft.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 9 augustus 2011 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een fiets (welke gestald stond bij de [naam bioscoop] aan de [S.straat]) toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, en die weg te nemen fiets onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met voornoemd opzet met behulp van een ijzeren staaf doende is geweest om deze fiets open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 9 augustus 2011 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets toebehorende aan een onbekend gebleven persoon.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van feit 2:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD maatregel) voor de duur van twee jaren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat oplegging van de ISD maatregel niet aan de orde is. De ISD maatregel werd al eerder aan verdachte opgelegd, zij het in voorwaardelijke zin en daarnaast ontbreken nadere stukken die de wenselijkheid van oplegging van een nieuwe ISD maatregel ondersteunen. Oplegging van een ISD maatregel voor een fietsendiefstal is bovendien niet proportioneel. Verdachte is ook niet gemotiveerd om mee te werken aan een ISD maatregel.
De raadsvrouw heeft ten slotte verzocht te volstaan met oplegging van een eventueel forse, gevangenisstraf om recidive in de toekomst te voorkomen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen. De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets en heeft daarnaast nog geprobeerd een fiets te stelen. Uit verdachtes handelen blijkt zijn gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen. Dat verdachte - blijkens zijn strafblad – in het verleden meermalen wegens soortgelijke feiten werd veroordeeld, maakt het des te erger. De straffen die daarbij werden opgelegd hebben kennelijk weinig indruk op verdachte gemaakt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt de rechtbank als uitgangspunt de door het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren vastgestelde oriëntatiepunten betreffende fietsendiefstal, waarbij sprake is van frequente recidive. Voor dit feit wordt doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van één maand opgelegd. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een voltooide diefstal en een poging tot diefstal. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes weken op zijn plaats.
De door de officier van justitie gevorderde ISD maatregel acht de rechtbank, mede gelet op de door haar te nemen beslissing in het kader van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke ISD maatregel, niet passend.
6 Het beslag
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp betreft met behulp waarvan feit 1 is begaan.
7 De vorderingen tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank te Haarlem van 27 augustus 2009 (met parketnummer 15/700241-08) en 19 april 2011 (met parketnummer 15/700799-10) werd aan verdachte respectievelijk opgelegd een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen en een voorwaardelijke ISD maatregel voor de duur van twee jaren, beide met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd deze voorwaardelijk opgelegde straffen ten uitvoer te leggen, nu verdachte zich in de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De raadsvrouw heeft verzocht beide vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu deze niets toevoegen aan een op te leggen straf in het kader van de onderhavige strafzaak. De tenuitvoerlegging is ook niet passend gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, waaruit blijkt dat verdachte zijn leven in positieve zin heeft veranderd.
De rechtbank zal de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling toewijzen, nu verdachte zich door het plegen van de onderhavige feiten niet heeft gehouden aan de algemene voorwaarde. De voorwaardelijke veroordelingen werden bovendien opgelegd naar aanleiding van soortgelijke feiten als de onderhavige. Dat verdachte zijn leven thans op een positieve manier invulling zou geven, zoals door de raadsvrouw is betoogd, doet daaraan niet af. Het feit dat verdachte wederom strafbare feiten heeft gepleegd, geeft namelijk eens te meer aan dat verdachte nog steeds geen afstand heeft kunnen nemen van zijn criminele activiteiten.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
nr. 1: een ijzeren staaf (ca. 30 cm lang) (goednummer 1963002);
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
- in de zaak met parketnummer 15/700241-08 (VTVV): gelast dat de voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
- in de zaak met parketnummer 15/700799-10 (VTVV): gelast dat de voorwaardelijke straf, te weten een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. A. Wouters, voorzitter, mr. E.V.L. Heuts en
mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 oktober 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 9 augustus 2011 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een fiets (welke gestald stond bij de [naam bioscoop] aan de [S.straat]), geheel of ten dele toebehorende aan (een) onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en die weg te nemen fiets onder zijn bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking, met voornoemd opzet met behulp van een breekijzer althans ijzeren staaf doende is geweest om (een slot van) deze fiets open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 9 augustus 2011 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames-) fiets (kleuren: oranje/paars), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (een) onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.