ECLI:NL:RBMAA:2011:BU4080

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
11 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/703080-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere roofovervallen en verduistering met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Maastricht op 11 november 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder een roofoverval op een buschauffeur, twee roofovervallen op tankstations en een poging tot een roofoverval op een shoarmazaak. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die een blanco strafblad had en enigszins verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, in een periode van ruim een jaar deze overvallen heeft gepleegd, waarbij hij steeds dreigde met een als echt uitziend vuurwapen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers en de maatschappelijke onrust die dergelijke gewelddadige delicten veroorzaken. De verdachte heeft tijdens de zitting berouw getoond en heeft zich bereid verklaard om schoon schip te maken door zijn daden te bekennen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van negen jaar had geëist, gematigd en een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten als volgt geformuleerd: afpersing, poging tot afpersing en verduistering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/703080-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 november 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. L.E.M. Hendriks, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 oktober 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 (zowel primair als subsidiair): samen met een ander dan wel alleen een roofoverval op een buschauffeur heeft gepleegd;
feit 2: heeft geprobeerd om een roofoverval op een shoarmazaak te plegen;
feit 3: samen met een ander dan wel alleen een roofoverval op een tankstation heeft gepleegd;
feit 4: samen met een ander dan wel alleen een roofoverval op een tankstation heeft gepleegd;
feit 5: samen met een ander dan wel alleen benzine heeft verduisterd door te tanken zonder te betalen;
feit 6: samen met een ander dan wel alleen benzine heeft verduisterd door te tanken zonder te betalen.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt ambtshalve vast dat de officier van justitie op grond van artikel 5, eerste lid, sub 2, van het Wetboek van Strafrecht ontvankelijk is in zijn recht tot vervolging ter zake de ten laste gelegde feiten 3, 4, 5 en 6, welke feiten volgens de tenlastelegging in België zijn gepleegd. Immers is verdachte een Nederlander en worden deze feiten door de Nederlandse strafwet als misdrijf beschouwd. Daarnaast is op deze feiten eveneens door de Belgische wet straf gesteld.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Hij heeft daartoe verwezen naar de aangiftes en de bekennende verklaringen die verdachte zowel ter terechtzitting als bij de politie heeft afgelegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting;
- de aangifte van [naam slachtoffer 1]
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting;
- de aangifte van [naam slachtoffer 2].
Feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam slachtoffer 3];
- het proces-verbaal van verhoor van [naam slachtoffer 4].
Feit 4
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam slachtoffer 5];
- het proces-verbaal van verhoor van [naam slachtoffer 6].
Feit 5
De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam slachtoffer 7].
Feit 6
De rechtbank acht feit 6 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam slachtoffer 8].
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
primair
op 8 februari 2010 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1](buschauffeur) heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 60 euro toebehorende aan [naam slachtoffer 1]en/of Veolia Transport, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op die [naam slachtoffer 1] en die [naam slachtoffer 1] daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd: "dit is een overval meneer, geef me je geld", zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg.
2.
op 7 februari 2010 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2], uitbater van eethuis "[naam eethuis]", te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan die [naam slachtoffer 2], daartoe een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht heeft gehouden op voornoemde [naam slachtoffer 2] en daarbij de woorden heeft toegevoegd "Geld, dit is een overval", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
op 17 maart 2011 te Maasmechelen, België, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 3] (de kassabediende), werkzaam bij het tankstation [naam tankstation] (gelegen aan de [B.laan]) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld van ongeveer 600 euro toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht hield op voornoemde [naam slachtoffer 3] en daarbij dreigende de woorden toevoegde "Al dat geld hier".
4.
op 31 maart 2011 te Zutendaal (België) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 5] (kassabediende bij het tankstation) heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 2000 euro en drie pakjes sigaretten toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zijn mededader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht hield op voornoemde [naam slachtoffer 5], de kassabediende, en daarbij dreigend de woorden toevoegde -zakelijk weergegeven- dat zij het geld uit de kassa moest geven.
5.
op 19 maart 2011 te Riemst (België), opzettelijk 25,50 liter benzine (Euro95) toebehorende aan een ander dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de [M.weg], had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
6.
op 11 maart 2011 te Lanaken (België), tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk 27,87 liter benzine (Euro95) toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader en welke benzine verdachte en zijn mededader bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de [K.weg], hadden getankt, onder
gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich hadden, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op.
Feit 1 primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Feit 2:
poging tot afpersing.
Feit 3:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 4:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 5:
verduistering.
Feit 6:
medeplegen van verduistering.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Over de strafbaarheid van verdachte oordeelt de rechtbank als volgt.
Door drs. C. Moerland, gezondheidszorgpsycholoog, is over verdachte een psychologisch rapport d.d. 28 juli 2011 opgemaakt. Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van het hem ten laste gelegde concludeert de psycholoog als volgt
-zakelijk weergegeven-:
“In de delictsituatie waren waarschijnlijk de volgende kenmerken van betrokkene van invloed: zijn niet optimale copingvaardigheden, het tekort aan frustratietolerantie en impulsregulatie, de lacunaire gewetensfunctie, de antisociale tendensen. (…) dat gebeurde waarschijnlijk in aanzienlijke mate. Als gevolg van de (…) genoemde beperkingen kan men stellen dat betrokkene in enige mate beperkt was in zijn keuzevrijheid van handelen, ondanks dat hij zich volledig bewust was van het wederrechtelijke van zijn delictgedrag (…). Alles overziend wil ik in overweging geven hem enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het hem ten laste gelegde.”
De rechtbank verenigt zich met genoemde conclusie en maakt deze tot de hare. Dit betekent dat de bewezenverklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in enigszins verminderde mate.
Gelet hierop en voorts in aanmerking nemende dat ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, is verdachte strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 9 jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf dient te worden gematigd. Hij heeft bepleit om aan verdachte maximaal 4 jaren gevangenisstraf op te leggen. Ter voorkoming van recidive dient hiervan een deel voorwaardelijk te worden opgelegd. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de op te leggen gevangenisstraf dient te worden gematigd heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte een blanco strafblad heeft, dat hij zichzelf bij de politie heeft gemeld om schoon schip te maken en dat verdachtes mededader steeds ten opzichte van verdachte een dominante rol heeft vervuld.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
In een periode van ruim een jaar heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal overvallen en een poging daartoe, bij welke feiten steeds werd gedreigd met een als echt uitziend vuurwapen. Eerst heeft verdachte op 7 februari 2010 geprobeerd om een shoarmazaak te overvallen. Vervolgens heeft hij, even na middernacht op 8 juli 2010, samen met een ander een buschauffeur overvallen. Op 17 en 31 maart 2011 heeft hij samen met een ander een overval op een tankstation gepleegd. Ook heeft verdachte op 11 en 19 maart 2011 benzine verduisterd door te tanken zonder te betalen.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich door het plegen van drie overvallen en een poging daartoe schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten die een grote impact hebben gehad voor betrokkenen. Naar de ervaring leert, zullen de slachtoffers van dergelijke gewelddadige vermogensdelicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Zo kan door het handelen van verdachte het vertrouwen in de medemens bij zijn slachtoffers ernstig verstoord raken, hetgeen er zelfs toe kan leiden dat men zijn beroep niet langer kan uitoefenen. In alle gevallen betreft het immers slachtoffers die gewoon hun beroep als buschauffeur, kassabediende of uitbater uitoefenden. Ook zorgen dergelijke feiten maatschappelijk gezien voor veel onrust en gevoelens van onveiligheid. In het geval van de overval op de buschauffeur is hiervan naar het oordeel van de rechtbank in het bijzonder sprake geweest nu verdachte voor een luttel geldbedrag is overgegaan tot het, op de openbare weg en onder het toeziend oog van meerdere buspassagiers, plegen van een ernstig geweldsmisdrijf. Daarbij komt dat de chauffeur van een bus voor openbaar vervoer in een positie zit waarbij hij zich niet of nauwelijks kan verweren of weg kan komen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een langdurige, onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming zoals hierna te vermelden met zich brengt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte voor een relatief geringe opbrengst is overgegaan tot het plegen van zeer ernstige strafbare feiten. Zij overweegt dat dit gedrag van verdachte mogelijk is gepleegd onder invloed van zijn mededader die ten opzichte van verdachte kennelijk een dominante rol heeft vervuld en dat ook verdachtes (in de psychologische rapportage omschreven) persoonlijkheidskenmerken een rol bij het plegen van de feiten hebben gespeeld, te weten zijn niet-optimale copingvaardigheden, het tekort aan frustratietolerantie en impulsregulatie, de lacunaire gewetensfunctie en de antisociale tendensen.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij een blanco strafblad heeft en dat hij op enig moment heeft besloten om schoon schip te maken door alles te bekennen. Ook houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met het feit dat hij tijdens de zitting berouw heeft getoond over wat er is gebeurd, onder meer door de slachtoffers een brief te schrijven. De rechtbank houdt bij de hoogte van de gevangenisstraf eveneens rekening met het feit dat de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
Het bovenstaande in aanmerking nemend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 5 jaar passend en geboden. Voor een deels voorwaardelijke straf is dan ook geen (wettelijke) ruimte.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57, 312, 317 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en
mr. B.T. Nijeholt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 november 2011.
Buiten staat
Mr. B.T. Nijeholt is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 8 februari 2010 in de gemeente Heerlen tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1](buschauffeur) heeft gedwongen tot de
afgifte van ongeveer 60 euro, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 1]en/of Veolia Transport, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op die [naam slachtoffer 1]
en/of die [naam slachtoffer 1] (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "dit is een
overval meneer, geef me je geld", althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 8 februari 2010 in de gemeente Heerlen, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 60 euro, althans een
hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1]
(buschauffeur) en/of Veolia Transport, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan
en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op die [naam slachtoffer 1] heeft gericht en/of die [naam slachtoffer 1] (daarbij) dreigend de
woorden heeft toegevoegd: "dit is een overval meneer, geef me je geld",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, zulks terwijl het
feit werd gepleegd op de openbare weg;
2.
hij op of omstreeks 7 februari 2010 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 2], uitbater van eethuis "[naam eethuis]", te dwingen tot de afgifte van geld,
geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
daartoe een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht
heeft gehouden op voornoemde [naam slachtoffer 2] en daarbij de woorden heeft toegevoegd
"Geld, dit is een overval", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en
/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 17 maart 2011 te Maasmechelen, België, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, althans met het oogmerk
van wederrechtelijk toeëigening,
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 3] (de kassabediende), werkzaam
bij het tankstation [naam tankstation] (gelegen aan de [B.laan]) heeft gedwongen
tot de afgifte van, althans heeft weggenomen,
een kassalade, inhoudende een hoeveelheid geld van ongeveer 600 euro, in elk
geval van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam tankstation]
tankstation, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader, een vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht hield op voornoemde [naam slachtoffer 3] en
daarbij dreigende de woorden toevoegde "Al dat geld hier", althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking ;
4.
hij op of omstreeks 31 maart 2011 te Zutendaal (België) tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [naam slachtoffer 5] (kassabediende bij het tankstation) heeft
gedwongen tot de afgifte van ongeveer 2000 euro en/of drie pakjes sigaretten,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6]
en/of [naam slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader, een vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht hield op voornoemde
[naam slachtoffer 5], de kassabediende, en/of daarbij dreigend de woorden toevoegde
-zakelijk weergegeven- dat zij het geld uit de kassa moest geven;
5.
hij op of omstreeks 19 maart 2011 te Riemst (België), tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 25,50 liter benzine
(Euro95), in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam tankstation]Tankstation, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte
benzinepompinstallatie, gelegen aan de [M.weg], had getankt,
onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en
in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend;
6.
hij op of omstreeks 11 maart 2011 te Lanaken (België), tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 27,87 liter
benzine (Euro95), in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam tankstation]Tankstation, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte
benzinepompinstallatie, gelegen aan de [K.weg], had getankt, onder
gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;