ECLI:NL:RBMAA:2011:BV1664
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding
In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht is behandeld, betreft het de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen twee partijen, [eiser] en [gedaagde], na hun echtscheiding. Partijen waren op 4 oktober 1985 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, maar het huwelijk eindigde op 29 oktober 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geschillen zijn gerezen over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waaronder de voormalige echtelijke woning, bankrekeningen en inboedel. De rechtbank heeft in haar vonnis van 30 november 2011 de vorderingen van beide partijen beoordeeld en de wijze van verdeling vastgesteld.
De rechtbank oordeelde dat de voormalige echtelijke woning aan een derde moet worden verkocht en dat de opbrengst gelijkelijk tussen beide partijen moet worden verdeeld, na aftrek van de hypothecaire schuld. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde] aan [eiser] een bedrag van € 1.175,00 moet betalen uit hoofde van overbedeling, en dat zij € 67,00 per maand moet betalen aan [eiser] voor eigenaarslasten vanaf de ontbinding van het huwelijk tot de verkoop van de woning. De rechtbank heeft ook de verdeling van de inboedel en de bankrekeningen geregeld, waarbij rekening is gehouden met de waarde van de inboedel en de saldi op de bankrekeningen per begin augustus 2008.
De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak in het kader van de verdeling van huwelijksgoederengemeenschappen na echtscheiding.