ECLI:NL:RBMAA:2011:BV1900

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11 / 385
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor onderwijsinstelling in Heerlen

Op 20 juni 2008 heeft vergunninghoudster, een Regionaal Opleidingen Centrum, twee aanvragen voor een bouwvergunning ingediend bij de gemeente Heerlen voor het realiseren van een onderwijsinstelling. Het bouwplan omvat een gebouw van vier lagen voor technische onderwijsafdelingen en een complex met zes gebouwdelen van twee verdiepingen. De rechtbank Maastricht heeft op 3 oktober 2011 uitspraak gedaan in de zaak waarin eisers, bewoners van Heerlen, beroep hebben ingesteld tegen het besluit van de gemeente om de bouwvergunning te verlenen. De eisers stelden dat zij als belanghebbenden moesten worden aangemerkt, omdat hun woningen zich in de nabijheid van de bouwlocaties bevonden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de woningen van de eisers zich op een afstand van ongeveer 300 meter van het bouwplan Nieuw Eyckholt bevinden en dat er geen zicht is op de bouwplannen. Hierdoor zijn de eisers niet als belanghebbenden aangemerkt volgens de criteria van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep van de eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is gebleken dat hun belangen door de bouwplannen worden geschaad. De rechtbank heeft ook het standpunt van eisers over de te verwachten toename van verkeersstromen en de daarmee gepaard gaande overlast verworpen, omdat dit niet onderbouwd was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11 / 385
Uitspraak van de meervoudige kamer van 3 oktober 2011 in de zaak tussen
1. [eiser], eiser,
2. [eiser] eiser,
3. [eiser], eiser,
4. [eiser], eiser,
5. [eiser], eiser,
6. [eiser], eiser,
allen woonachtig te Heerlen, gezamenlijk aan te duiden als eisers,
(gemachtigde: mr. W. Mesters),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, verweerder,
(gemachtigden: mr. M.A.M.A. Huppertz en mr. M.C.T. Linders).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Stichting Arcus College, gevestigd te
Heerlen,
(gemachtigde: mr. J. Stoop).
Bestreden besluit: 18 januari 2011
Kenmerk: B-08-0305 en B-08-0306
Procesverloop
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het in de aanhef vermelde besluit.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben aan de rechtbank gezonden en heeft tevens een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank Stichting Arcus College (vergunninghoudster) in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Vergunninghoudster heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Het onderzoek ter zitting heeft op 20 juni 2011 plaatsgehad. Het beroep is gevoegd behandeld met het beroep in de zaken met registratienummers AWB 11/383, AWB 11/386, AWB 11/387, AWB 11/406 en AWB 11/640. Ter zitting is eiser sub 1 verschenen bijgestaan door de gemachtigde mr. W. Mesters en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A.M.A. Huppertz en mr. M.C.T. Linders, beiden werkzaam bij de gemeente Heerlen.
Vergunninghoudster heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. J. Stoop, advocaat te Maastricht.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank de zaken gesplitst en doet zij in ieder van de zaken afzonderlijk uitspraak.
Overwegingen
Op 20 juni 2008 heeft vergunninghoudster twee aanvragen voor een bouwvergunning fase 1 bij verweerder ingediend voor het realiseren van een onderwijsinstelling op het perceel gelegen :
-[adres], kadastraal bekend gemeente Heerlen, sectie HLN01;L, nummers 1478, 1479, 1762 (deels) en 1765 (deels), hierna nader aan te duiden als [adres] en:
-[adres 1], kadastraal bekend gemeente Heerlen, sectie HLN01;L, nummer 00993, hierna aan te duiden als ‘[adres 1]
Vergunninghoudster is een Regionaal Opleidingen Centrum voor middelbaar en beroepsonderwijs alsmede voor volwasseneneducatie. Het bouwplan Nieuw Eyckholt bestaat uit een enkelvoudig gebouw van vier lagen, inclusief de begane grond, waarin de technische onderwijsafdelingen zijn voorzien. Het bouwplan Valkenburgerweg omvat zes gebouwdelen van twee verdiepingen boven een gemeenschappelijke bouwlaag. De gemeenschappelijke bouwlaag bevat gedeeltelijk parkeerruimte over meerdere niveaus. De vloer van de eerste verdieping van de zes gebouwdelen ligt boven het niveau van de Valkenburgerweg. Tussen de gebouwdelen in bevindt zich in de gemeenschappelijke laag een uitsnijding waarin een zaal met podium is geprojecteerd.
Gelet op het feit dat de bouwplannen niet passen binnen het geldende bestemmingsplan “Geleendal” (Nieuw Eyckholt) en “Terworm-Prickenis” (Valkenburgerweg) heeft verweerder de aanvraag tevens opgevat als een verzoek om vrijstelling van voornoemde bestemmingsplannen. Het bestreden besluit is vervolgens genomen met toepassing van de uniforme openbare voorbereidings¬procedure van afdeling 3.4 van de Awb. Overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling heeft verweerder de bouwplannen vanaf 20 augustus 2009 voor een periode van zes weken ter inzage gelegd en zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen kenbaar te maken. Eisers hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Bij besluit van 18 januari 2011 heeft verweerder aan vergunninghoudster vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het realiseren van de onderwijsinstellingen op voornoemde locaties. Eisers hebben zich met dit besluit niet kunnen verenigen en hebben in overeenstemming met artikel 7:1, eerste lid, onder d, van de Awb beroep ingesteld bij deze rechtbank.
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de (ambtshalve) te beantwoorden vraag of eisers als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb kunnen worden aangemerkt. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
Ten aanzien van besluiten in de ruimtelijke sfeer volgt uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt bepalend is of betrokkene in de nabijheid van het betreffende perceel woonachtig is of zicht heeft op dat perceel (het afstands- en zichtcriterium).
De rechtbank merkt in dit verband op dat zowel het afstandscriterium als het zichtcriterium relatief zijn. Er is geen bepaalde afstand die de absolute grens vormt voor de kwalificatie van belanghebbende en iemand met zicht is evenmin altijd belanghebbende. Het is een combinatie van zicht en afstand die maakt of iemand belanghebbende is, waarbij de mate van ruimtelijke uitstraling van het bouwwerk waar de vergunning op ziet en de aard van de omgeving relevant zijn. De rechtbank verwijst hierbij naar uitspraken van de Afdeling van onder meer 4 februari 2000 (LJN AA4969), 19 april 2001 (LJN AN6738) en 13 juli 2005 (AB 2005, 279).
Ter zitting is door partijen - aan de hand van een door vergunninghoudster overgelegde kaart alsmede de zich bij de gedingstukken bevindende luchtfoto - de locatie van de woningen van eisers aangeduid. De rechtbank is van oordeel dat eisers niet als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kunnen worden aangeduid en overweegt hiertoe het navolgende.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de woningen van eisers sub 1 tot en met 5 zijn gelegen aan een woonerf gesitueerd aan één van de zijstraten van de verkeersweg Nieuw Eyckholt. De woning van eiser sub 6 is gelegen aan een zijstraat van deze verkeersweg, in de nabijheid van de woningen van eisers sub 1 tot en met 5. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat de percelen van eisers niet direct aan één van de bouwpercelen grenzen op grond waarvan eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Resteert ter beoordeling of eisers in de nabijheid van de te bebouwen percelen woonachtig zijn of zicht hebben op voornoemde bouwplannen. Voor deze beoordeling is de feitelijke situatie van belang. Ter zitting is door verweerder en vergunninghoudster onweersproken gesteld dat de woningen van eisers zich op een afstand van ongeveer 300 meter van het bouwplan Nieuw Eyckholt bevinden. De afstand tot het bouwplan Valkenburgerweg is aanzienlijk groter. Tussen de percelen van eisers en het perceel aan de Valkenburgerweg bevinden zich stedelijke bebouwing en groenvoorzieningen waardoor enig zicht op dit bouwplan geheel ontbreekt. Ten aanzien van Nieuw Eyckholt ligt tussen de percelen van eisers sub 1 tot en met 5 en dit bouwplan eerst de voornoemde verkeersweg en vervolgens een kantoorpand met enkele verdiepingen. Achter dit pand ligt de locatie van het bouwplan Nieuw Eyckholt. Nog daargelaten of eisers sub 1 tot en met 5 door de aanwezigheid van dit kantoorpand enig zicht hebben op het bouwplan, merkt de rechtbank op dat nu de verkeersweg dusdanig ruim van opzet is en aan weerskanten is voorzien van groenstroken met volgroeide bomen, het zicht van voornoemde eisers op het bouwplan Nieuw Eyckholt is beperkt danwel geheel ontbreekt. Met betrekking tot eiser sub 6 constateert de rechtbank dat diens perceel en woonhuis dusdanig is gelegen dat enig zicht op het voornoemde kantoorpand in het geheel ontbreekt zodat in het verlengde daarvan van een mogelijk zicht op het bouwplan geen sprake kan zijn. Gelet op al het vooroverwogene en het feit dat het de rechtbank niet is gebleken dat de ruimtelijke uitstraling van de te realiseren onderwijsinstellingen dermate groot is dat eisers hierdoor in hun belangen worden geschaad, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat eisers geen belanghebbende zijn.
De rechtbank passeert hierbij het standpunt van eisers dat zij in hun belangen worden getroffen vanwege de naar hun mening te verwachten toename van verkeersstromen en de daarmee gepaard gaande geluids-, stof-, stank- en parkeeroverlast, nu hiervan niet is gebleken. De enkele stelling van eisers dat hiervan sprake is, is onvoldoende om af te wijken van het eerdere standpunt van de rechtbank dat eisers geen belanghebbende zijn temeer omdat de stelling in het geheel niet is onderbouwd.
Gelet op al het vooroverwogene vallen eisers niet aan te merken als belanghebbenden zoals bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het besluit tot het verlenen van vrijstelling en bouwvergunning van de in het geding zijnde bouwplannen.
Het beroep is niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling is geen plaats.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. M.A. Teeuwissen, voorzitter, mr. E.V.L. Heuts en mr. W.A.M. de Loo, leden, in tegenwoordigheid van B. Fastré, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2011.
De griffier is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
w.g. B. Fastré w.g. M.A. Teeuwissen
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 5 oktober 2011
Voor belanghebbenden en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA
’s-Gravenhage. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Bij een spoedeisend belang kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.