ECLI:NL:RBMAA:2011:BV7699

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
29 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
443189 AZ VERZ 11-185
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M.A.F. Coenegracht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkneemster wegens verstoring van de arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 29 september 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekende partij] en de besloten vennootschap WIERTZ & FANCHAMPS ASSURANTIËN B.V. (W&F). De werkneemster, [verzoekende partij], heeft verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst wegens een gewichtige reden, te weten een verandering in de omstandigheden die een spoedige ontbinding rechtvaardigen. De werkneemster heeft aangevoerd dat er een onoverbrugbaar verschil van inzicht bestaat over de invulling van haar werkzaamheden en dat er sprake is van een vertrouwensbreuk. W&F heeft in haar verweerschrift aangegeven dat zij twijfelde aan de capaciteiten van [verzoekende partij], maar dat zij haar desondanks een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft aangeboden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsrelatie ernstig verstoord is geraakt en dat W&F in overwegende mate verwijt treft voor deze verstoring. De rechter heeft geoordeeld dat W&F onvoldoende heeft gedaan om [verzoekende partij] te begeleiden en te ondersteunen in haar functioneren. Er zijn geen objectieve gegevens overgelegd die de twijfels van W&F over het functioneren van [verzoekende partij] onderbouwen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat W&F niet aan haar verplichtingen als goed werkgever heeft voldaan, wat heeft geleid tot de ziekmelding van [verzoekende partij] en een impasse in de mediation.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden per 15 oktober 2011 en een vergoeding van € 17.500,- bruto toegekend aan [verzoekende partij]. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. J.M.A.F. Coenegracht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 443189 AZ VERZ 11-185
typ: LE
Beschikking van 29 september 2011
in de zaak van
[verzoekende partij],
wonend te [woonplaats],
verzoekende partij,
hierna ook te noemen: [verzoekende partij],
gemachtigde: mr. W.C.G.J. Sterk, advocaat te Heerlen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WIERTZ & FANCHAMPS ASSURANTIËN B.V.,
gevestigd te Wijlre, gemeente Gulpen-Wittem,
verwerende partij,
verder ook te noemen: W&F,
gemachtigde: mr. N. Frijns, advocaat te Maastricht.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn de navolgende processtukken ingediend:
- verzoekschrift met producties 1 tot en met 9, ingekomen ter griffie op 8 september 2011;
- verweerschrift, ingekomen ter griffie op 15 september 2011;
- faxbericht van 21 september 2011 van de zijde van de gemachtigde van [verzoekende partij], inhoudende producties 10 en 11.
Partijen en haar gemachtigden zijn gehoord ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 22 september 2011. Door de griffier is daarvan schriftelijk aantekening gehouden.
Daarna is beslissing bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.
2. MOTIVERING
Vaststaande feiten
[verzoekende partij], thans 61 jaar oud, is sedert 1 november 2005 bij W&F, althans haar rechtsvoorgangster, in dienst, laatstelijk in de functie van algemeen medewerker binnendienst, tegen een loon van € 1.722,58 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag.
[verzoekende partij] is op 1 november 2005 bij (toen nog) Wiertz Assurantiën in dienst getreden op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor 24 uur per week. Bij achtereenvolgende verlengingen van de arbeidsovereenkomst in 2006 en 2007 is de arbeidsduur uitgebreid naar 32 uur per week. Met ingang van 1 januari 2008 is er sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
In 2007 zijn de kantoren van Wiertz en Fanchamps samengevoegd. W&F heeft een agentschap verworven van de Euregio Bank.
Op 12 november 2009 heeft W&F in een zogenoemd “eindejaarsgesprek” aan [verzoekende partij] enerzijds meegegeven dat zij een bijzonder prettige, sociale en collegiale medewerkster is. Anderzijds heeft W&F echter gezegd dat zij bij [verzoekende partij] de benodigde inzet om zich zaken eigen te maken, inventiviteit, creativiteit en doortastendheid mist. Het takenpakket van [verzoekende partij] is gedeeltelijk aangepast, in ieder geval in die zin dat zij niet meer is belast met de zogenoemde naverrekeningszaken.
Op 31 maart 2011 heeft een beoordelingsgesprek plaatsgevonden waarin W&F heeft uitgesproken dat zij nog steeds van mening was dat het functioneren van [verzoekende partij] onder de maat was.
[verzoekende partij] heeft zich op 4 april 2011 ziek gemeld. Partijen hebben vervolgens geprobeerd hun geschil via mediation op te lossen, maar zij zijn hier niet in geslaagd.
Het geschil
[verzoekende partij] verzoekt ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens een gewichtige reden, bestaande in een verandering in de omstandigheden die een spoedige ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.
Zij heeft daartoe - samengevat en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
Allereerst is er sprake van een onoverbrugbaar verschil van inzicht met betrekking tot de invulling van de werkzaamheden van [verzoekende partij]. Zij is het niet eens met het standpunt van W&F dat zij de werkzaamheden die zij in vier dagen tijd volbrengt, in drie dagen zou moeten kunnen afhandelen.
Ten tweede is er sprake van een vertrouwensbreuk. Tijdens het mediationtraject is - volgens [verzoekende partij] - van de zijde van W&F geen energie meer gestoken in het geven van uitleg waarom zij in hun ogen onvoldoende functioneerde, omdat dit volgens hen een gepasseerd station was. Vervolgens heeft W&F in haar verweerschrift het standpunt ingenomen dat zij steeds heeft getwijfeld of [verzoekende partij] haar werkzaamheden wel aankon, maar dat zij haar op enig moment het voordeel van de twijfel heeft gegeven en haar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft aangeboden.
Als gevolg daarvan heeft [verzoekende partij] totaal geen vertrouwen meer in de arbeidsrelatie. Omdat zij van mening is dat W&F in dezen een ernstig verwijt te maken valt, maakt zij bij ontbinding (per 1 oktober 2011) aanspraak op een vergoeding van € 41.341,92 bruto exclusief 8% vakantiebijslag (waarbij C=2), zulks met vergoeding van de advocaatkosten ten bedrage van € 3.000,-.
W&F heeft zich op het standpunt gesteld dat de stelling van [verzoekende partij] dat het verschil van inzicht onoverbrugbaar is, prematuur en eenzijdig is. W&F had eventuele mogelijkheden (tot re-integratie) graag onderzocht en besproken. W&F meent dat met name de toonzetting in het verzoekschrift heeft bijgedragen aan verslechtering van de onderlinge verhouding.
Nu [verzoekende partij] zo stellig heeft aangegeven dat een terugkeer niet mogelijk is en verder praten zinloos is, zal W&F zich in beginsel niet verzetten tegen een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, echter zonder toekenning van een vergoeding
De beoordeling
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gedaan door de werkneemster. Er is daarom geen sprake van een opzegverbod.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is voldoende aannemelijk geworden dat de verhouding tussen partijen ernstig verstoord is geraakt. Beide partijen stellen zulks ook. Daarnaast staat het [verzoekende partij] vrij om bij W&F weg te gaan als zij dat wil. De kantonrechter is daarom voornemens de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden per 15 oktober 2011.
Voor de toekenning van een vergoeding is ter beoordeling of de verstoring van de arbeidsrelatie in overwegende mate te verwijten valt aan W&F.
Gedurende de eerste jaren van het dienstverband tussen partijen is niet gebleken van enige ontevredenheid ten aanzien van het functioneren van [verzoekende partij]. W&F heeft zich weliswaar op het standpunt gesteld dat zij (vanaf het begin) twijfelde of [verzoekende partij] het werk wel aankon, maar dit standpunt is niet bevestigd door objectieve bescheiden, zoals bijvoorbeeld verslagen van functioneringsgesprekken. Mede gelet op het feit dat de arbeidsovereenkomst van [verzoekende partij] telkens is verlengd en op enig moment is omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zijn er in de eerste jaren van het dienstverband geen aanwijzing geweest dat W&F twijfelde aan het kunnen van [verzoekende partij].
Eind 2009 heeft W&F - kennelijk voor [verzoekende partij] onverwacht - kritiek geuit op het functioneren van [verzoekende partij]. Het had op de weg van W&F gelegen om vervolgens met [verzoekende partij] een verbetertraject aan te gaan, althans om haar handreikingen te doen teneinde haar functioneren te verbeteren. Met betrekking tot het vervolgtraject lopen de lezingen van partijen uiteen. W&F meent dat zij [verzoekende partij] voldoende heeft begeleid door middel van informele gesprekken en door het houden van een maandelijks werkoverleg.
De beleving van [verzoekende partij] is juist dat zij onvoldoende handreikingen van haar werkgever heeft gehad om haar functioneren te verbeteren. Zij is bijvoorbeeld niet in de gelegenheid gesteld om cursussen te volgen, terwijl collega’s die wel hebben gevolgd.
Uit hetgeen door W&F is aangeleverd, is onvoldoende aannemelijk geworden dat zij aan haar verplichtingen als goed werkgever heeft voldaan. Na het gesprek eind 2009 is eerst op
31 maart 2011 een volgend beoordelingsgesprek gehouden. Met betrekking tot hetgeen in de tussenliggende periode is geschied, heeft W&F niets vastgelegd. W&F is weliswaar een kleine werkgever (met drie medewerkers), maar van haar mag toch verwacht worden dat zij voldoet aan de verplichtingen van een goed werkgever. Ondanks het feit dat de kantonrechter niet twijfelt aan de goede bedoelingen van W&F, had van haar een actievere houding in de begeleiding en coaching van [verzoekende partij] mogen worden verwacht. W&F heeft [verzoekende partij] teveel in het ongewisse gelaten met betrekking tot hetgeen zij van haar verwachtte en onvoldoende aandacht besteed aan het voeren van functioneringsgesprekken. Er zijn derhalve geen doelstellingen geformuleerd, laat staan dat een evaluatie daarvan heeft plaatsgevonden.
Gelet op het vorenstaande, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat W&F onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij [verzoekende partij] voldoende mogelijkheden heeft geboden om haar functioneren te verbeteren. Er is immers geen duidelijk verbetertraject gevolgd in die zin dat concrete begeleiding heeft plaatsgevonden, dat opleiding is gevolgd en dat evaluatie van de voortgang van [verzoekende partij] heeft plaatsgevonden. Tegen deze achtergrond bezien, is begrijpelijk dat [verzoekende partij] haar functioneren slechts vanuit haar eigen perceptie heeft waargenomen en door het beoordelingsgesprek van 31 maart 2011 is verrast. Zij meende immers zelf dat zij in haar functioneren vooruit was gegaan, terwijl W&F dit niet vond.
Een en ander heeft geleid tot de ziekmelding van [verzoekende partij]. In het hierop volgende mediationtraject zijn partijen in een impasse geraakt. Wat hier verder de reden ook van zij, pogingen om tot re-integratie van [verzoekende partij] te komen, zijn niet ondernomen.
Ondanks het feit dat partijen ter zitting hebben betoogd er geen bezwaar tegen te hebben, hecht de kantonrechter eraan te vermelden dat in afwijking van hetgeen gebruikelijk en wenselijk is, in de stukken melding is gemaakt van het verloop van de mediation en de uitkomsten hiervan, hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter - behoudens een uitzonderlijke situatie - achterwege dient te blijven. Uiteindelijk heeft [verzoekende partij] er voor gekozen om het onderhavige verzoek in te dienen.
Nu W&F onvoldoende aannemelijk heeft weten te maken dat zij [verzoekende partij] voldoende begeleiding heeft geboden om haar functioneren te verbeteren en dit gebrek aan begeleiding voor [verzoekende partij] verstrekkende gevolgen heeft gehad, treft W&F in overwegende mate verwijt van de verstoring van de arbeidsrelatie. Derhalve dient aan [verzoekende partij] een vergoeding te worden toegekend van € 17.500,- bruto. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding is rekening gehouden met de mate van verwijtbaarheid aan de zijde van W&F enerzijds en het gegeven dat [verzoekende partij] zelf het verzoek heeft ingediend, in combinatie met het nog door haar te werken aantal jaren anderzijds.
De kantonrechter acht termen aanwezig de kosten van deze procedure te compenseren in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
[verzoekende partij] wordt in de gelegenheid gesteld om tot uiterlijk donderdag 13 oktober 2011 om 17.00 uur haar verzoek in te trekken middels schriftelijke mededeling hiervan aan de griffier. Ook in dat geval acht de kantonrechter termen aanwezig de kosten van deze procedure te compenseren.
3. BESLISSING
Voor het geval [verzoekende partij] haar verzoek niet uiterlijk op 13 oktober 2011 om 17.00 uur heeft ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekende partij] en W&F per 15 oktober 2011;
kent daarbij aan [verzoekende partij] een ten laste van W&F komende vergoeding toe ten bedrage van
€ 17.500,00 bruto;
veroordeelt W&F - voor zover nodig - tot betaling van die vergoeding aan [verzoekende partij];
wijst het meer of anders verzochte af;
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Voor het geval [verzoekende partij] haar verzoek uiterlijk op 13 oktober 2011 om 17.00 uur heeft ingetrokken:
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.A.F. Coenegracht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.