ECLI:NL:RBMAA:2012:BV6179

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
17 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/703621-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van belediging in groepsverband met homo-onvriendelijke uitspraken

Op 17 februari 2012 heeft de politierechter in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van belediging in groepsverband. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 juli 2009 in Limbricht, waar de verdachte samen met anderen beledigende woorden heeft geuit richting twee slachtoffers, die homoseksueel zijn. De verdachte ontkende de uitlatingen te hebben gedaan, maar getuigen verklaarden dat hij samen met anderen de woorden 'vuile homo's' en 'pak die vuile homo's maar' heeft geroepen. De politierechter oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de belediging, niet alleen op basis van de directe uitlatingen van de verdachte, maar ook door zijn deelname aan de groep die deze beledigingen uitte. De rechter concludeerde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk was voor zijn eigen woorden, maar ook voor de beledigingen die door de groep werden geuit, die niet meer herleidbaar waren tot individuele personen. De politierechter legde een werkstraf op van 24 uur, waarvan 8 uur voorwaardelijk, en veroordeelde de verdachte tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die materiële en immateriële schade vorderden. De rechter benadrukte het maatschappelijk belang van het tegengaan van discriminatie en intolerantie jegens homoseksuelen, en dat het gedrag van de verdachte en zijn medeverdachten onacceptabel was.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/703621-11
vonnis van de politierechter d.d. 17 februari 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 februari 2012, waarbij de officier van justitie en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen, of alleen, beledigingen heeft geuit tegen [naam slachtoffer 1] en tegen [naam slachtoffer 2].
3 De voorvragen
De politierechter stelt vast dat de dagvaarding geldig is en dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie is ontvankelijk in haar vervolging, nu het hof in ’s-Hertogenbosch heeft beslist bij zijn tussenbeschikking van 1 maart 2011 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, dat tijdig is voldaan aan het in artikel 164 van het Wetboek van Strafrecht bepaalde klachtvereiste voor vervolging van eenvoudige belediging. Verder is er geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan het beledigen van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]. De beledigingen hadden betrekking op de seksuele geaardheid van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en hebben bestaan uit zeer uit homo-onvriendelijke uitspraken.
4.2 Het standpunt van de verdachte
Verdacht heeft ontkend beledigingen te hebben geuit.
4.3 Het oordeel van de politierechter
Inleiding
De politierechter gaat aan de hand van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 5 juli 2009 heeft [naam slachtoffer 2], wonend in Limbricht, in de gemeente Sittard-Geleen, aangifte gedaan van belediging.
[naam slachtoffer 2] beschrijft in zijn aangifte dat er op 5 juli 2009 rond 00.45 uur, nadat zijn partner [naam slachtoffer 1] het rolluik omhoog had gedaan en het licht had aangedaan, vanuit de tuin van zijn achterburen geschreeuwd werd. Ook werd er in koor geroepen “[naam slachtoffer 2] bedankt”, wat betrekking had op [naam slachtoffer 2]. Vervolgens zag [naam slachtoffer 2] [naam medeverdachte] (de politierechter: de broer van verdachte) over de schutting hangen en hoorde hij [naam medeverdachte] hem en [naam slachtoffer 1] aanspreken. Daarna werden er vanuit de tuin van de achterburen homo-onvriendelijke uitspraken gedaan. [naam slachtoffer 2] ervoer -kort samengevat- de sfeer als uitdagend en dreigend. Volgens [naam slachtoffer 2] hadden de aanwezigen bij de achterburen gedronken.
De directe buren van [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1], [getuige 1] en [getuige 2], zijn korte tijd later bij het incident betrokken geraakt en hebben op 5 juli 2009 het volgende verklaard.
Buurman [getuige 1] zat rond 01.00 uur met zijn vrouw [getuige 2] in zijn tuin en hoorde vanuit de tuin van de achterburen de bewoners en hun visite zingen en schreeuwen. Meerdere personen zongen “[naam slachtoffer 2], bedankt, [naam slachtoffer 2] bedankt.” Ook hoorde [getuige 1] meerdere personen roepen: “vuile flikkers.” Een en ander ging volgens [getuige 1] een kwartiertje zo door en kon in de ogen van [getuige 1] niet door de beugel. Volgens [getuige 1] was [naam medeverdachte] behoorlijk dronken.
[getuige 2] heeft een hoop rumoer gehoord en allerlei vunzige liedjes gehoord van homo-onvriendelijke strekking als: ”[naam slachtoffer 2] neukt [naam slachtoffer 1] in zijn kont, vuile homo’s”. Toen zij zich bij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] in de tuin had gevoegd, hoorde zij dat er van alles vanachter de schutting van de achterburen werd geroepen. [getuige 2] hoorde beide broers, verdachte en medeverdachte, roepen: “pak die vuile homo’s maar” en woorden van gelijke strekking.
Verdachte heeft ontkend dat hij de uitlatingen heeft gedaan, zoals ten laste gelegd. Verdachte heeft bij het hof in ’s-Hertogenbosch verklaard dat hij wél samen met anderen “[naam slachtoffer 2], bedankt” heeft gezongen.
Overwegingen en conclusies
Uit het bewijs dat hiervoor is weergegeven, kan worden vastgesteld dat er in de vroege nacht van 5 juli 2009 door een groep personen, gedurende in elk geval een kwartier, gezongen, geschreeuwd en geroepen is. Uit de inhoud en strekking van de gebezigde “teksten” en de beschrijving van de sfeer door [naam slachtoffer 2], [getuige 1] en [getuige 2] kan duidelijk worden opgemaakt dat het gedrag van de groep zich gekeerd had tegen [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] en dat er op zijn zachtst gezegd een homo-onvriendelijke houding uit sprak. Niet gebleken is dat verdachte zich op enig moment uit deze groep heeft teruggetrokken. Verder heeft de getuige [getuige 2], in weerwil van verdachtes ontkenning, verdachte duidelijk specifiek de beledigende woorden “vuile homo’s” horen bezigen. Dit alles leidt tot de conclusie dat verdachte [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft beledigd.
Gelet op de hiervoor beschreven houding van de groep, waar verdachte voortdurend deel van uitmaakte, en de herhaaldelijk in dit groepsverband geuite teksten, die niet meer herleidbaar zijn tot individuele personen, acht de politierechter het verder niet aannemelijk dat verdachte zich beperkt heeft tot de bescheiden rol die hij zichzelf (achteraf) toedicht of die concreet door de getuige [getuige 2] wordt gespecificeerd. Dit betekent dat ook de overige uitingen van de groep, juridisch kunnen worden vertaald als het medeplegen door verdachte van belediging.
Dit alles brengt de politierechter tot het oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de volgende bewezenverklaring.
4.4 De bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 5 juli 2009 te Limbricht, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk beledigend [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vuile homo's" en "Pak die vuile homo's maar" en woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De politierechter acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een geldboete op te leggen. De officier van justitie vindt een forse geldboete in beginsel een passende straf, gelet op het discriminerende karakter van de beledigingen, waardoor de slachtoffers in deze zaak zijn gekwetst. Daarbij speelt ook het algemeen maatschappelijk belang een rol, omdat de samenleving intolerantie en discriminatie van homo’s met kracht wil tegengaan.
Anderzijds heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de feiten zich in juli 2009 hebben afgespeeld en de strafzaak ruim twee jaar later pas in eerste aanleg werd behandeld, nadat het hof in ’s-Hertogenbosch de vervolging had bevolen. Alles afwegend eist zij een geldboete van € 300,-.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot een eventueel op te leggen straf, omdat hij zich niet schuldig acht aan de feiten.
6.3 Het oordeel van de politierechter
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in groepsverband uiten van beledigingen die bijzonder kwetsend moeten zijn geweest voor [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], gelet op het gegeven dat beiden homoseksueel zijn en gedurende substantiële tijd in de nachtelijke uren deze beledigingen bij hun eigen woning hebben moeten aanhoren. Het is onacceptabel dat een groep zich op deze wijze keert tegen mensen die zich niet kunnen verweren. Extra kwetsend moet dit zijn geweest, nu, buiten de getuigen [getuige 2] en [getuige 1], ook andere omwonenden het incident hebben kunnen aanhoren. Verdachte kan zich niet achter het groepsgedrag verschuilen. Het getuigt van bevooroordeling en intolerantie jegens homoseksuelen.
De politierechter deelt verder het standpunt van de officier van justitie dat uitingen van intolerantie of discriminatie jegens homo’s moeten worden tegengegaan uit oogpunt van algemeen maatschappelijk belang. Dit alles brengt de politierechter, in tegenstelling tot de officier van justitie, tot het oordeel dat het opleggen van een geldboete geen recht doet aan de ernst van de feiten en aan de samenleving. Strafvermindering op grond van het tijdsverloop tussen de feiten en de behandeling van de zaak in eerste aanleg, is ook niet aan de orde, nu dit tijdsverloop hoofdzakelijk verband houdt met de artikel 12-procedure bij het hof en niet heeft te gelden als een overschrijding van de redelijke termijn, waarbinnen een strafzaak moet zijn behandeld, die tot een korting op de straf leidt.
De politierechter acht een werkstraf gepast en geboden en wel voor de duur van 24 uren, welke straf aan verdachte zal worden opgelegd. Omdat de politierechter de rol van verdachte minder prominent acht dan die van medeverdachte, zal een deel van 8 uur van de werkstraf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd.
7 De benadeelde partijen
De benadeelde partijen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] vorderen schadevergoedingen. [naam slachtoffer 1] vordert € 2930,06 voor geleden materiële schade. [naam slachtoffer 2] vordert € 2647,36 voor geleden materiële schade. Beide benadeelde partijen vragen daarnaast een bedrag van € 1500,- aan smartengeld.
De politierechter is van oordeel dat ter zake van de materiële schade alleen de gevorderde reiskosten en advocatenkosten die [naam slachtoffer 1] heeft gemaakt, voor toewijzing in aanmerking komen. Ook is toewijzing van een bedrag aan smartengeld aan beide slachtoffers op zijn plaats, zij het dat de politierechter de hoogte ervan vaststelt op een bedrag van € 250,- en het meer gevorderde afwijst.
De politierechter acht de gemaakte reiskosten en de geleden immateriële schade een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade. Daarbij zal de politierechter de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De kosten voor rechtsbijstand zal de politierechter toewijzen conform het daarvoor gebruikelijke tarief voor het procederen in kantonzaken, neerkomend op € 200,- (1 punt).
Ten aanzien van de overige schadeposten overweegt de politierechter als volgt. De beoordeling van opgevoerde schadeposten die betrekking hebben op een psychotherapeutische behandeling van [naam slachtoffer 2], acht de politierechter zo complex dat deze een onevenredige belasting van het strafproces in deze zaak zou opleveren. De politierechter zal [naam slachtoffer 2] daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot vergoeding van materiële schade.
De kosten die [naam slachtoffer 1] heeft gemaakt voor het installeren van een beveiligingssysteem staan naar het oordeel van de politierechter niet in zodanig (civielrechtelijk relevant) causaal verband met de bewezen beledigingen dat verdachte hiervoor aansprakelijk kan worden gehouden. De vordering van [naam slachtoffer 1] zal op dit punt worden afgewezen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57 en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De politierechter:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 24 uren, waarvan 8 uur voorwaardelijk;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 12 dagen;
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], [adresgegevens], van een bedrag van € 388, (driehonderdachtentachtig euro), waarvan € 138,- (honderdachtendertig euro) ter zake van de post reiskosten en € 250,- (tweehonderdenvijftig euro) ter zake van immateriële schade;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] ter zake de post aanleggen beveiligingssysteem en de meergevorderde immateriële schade af;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 200,- (tweehonderd euro);
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] voornoemd bedrag van € 388,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [adresgegevens], te betalen een bedrag van € 250,- (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade;
- wijst de vordering ter zake de meergevorderde immateriële schade af;
- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 2] voornoemd bedrag van € 250,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A.G.M. Vluggen, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 februari 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 juli 2009 te Limbricht, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk beledigend [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2], in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vuile flikkers" en/of "Kontneukers" en/of "Vuile homo's" en/of "Vieze homo's" en/of "Pak die vuile homo's maar" en/of "Die vieze vuile homo's durven niet, ze zijn bang", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.