ECLI:NL:RBMAA:2012:BW0370

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
28 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-702824-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake seksueel misbruik van minderjarigen door verdachte in Brunssum

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 28 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van meerdere minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met zijn dochter en andere minderjarige slachtoffers, waarbij hij hen heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De feiten vonden plaats in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 mei 2010 in de gemeente Brunssum. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, mede op basis van deskundigenrapporten. De verdachte heeft zijn daden deels erkend, maar toonde geen berouw. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van het misbruik ondervonden hebben. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/702824-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 maart 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. K. Regter, advocaat te Heerlen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 maart 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging (overeenkomstig de nadere feitelijke opgave) is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: seksueel is binnengedrongen bij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3], allen jonger dan 12 jaar;
Feit 2: ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4];
Feit 3: (kinder)porno aan de minderjarige [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft laten zien;
Feit 4: samen met [naam medeverdachte] ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [naam slachtoffer 1];
Feit 5: ontucht heeft gepleegd met zijn dochter.
Door de verdediging is preliminair verweer gevoerd in die zin dat de oorspronkelijke tenlastelegging onder feit 1 met betrekking tot [naam slachtoffer 1] voor de periode vanaf 21 april 2010 innerlijk tegenstrijdig is, omdat [naam slachtoffer 1] op die datum 12 jaar geworden is. De rechtbank heeft het verweer gegrond verklaard en het deel betrekking hebbende op [naam slachtoffer 1] in de periode 21 april 2010 tot en met 1 augustus 2010 partieel nietig verklaard.
Ambtshalve overweegt de rechtbank dat hetzelfde geldt voor de ter zitting gewijzigde tenlastelegging.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de studioverhoren van [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] betrouwbaar zijn gelet op de bevindingen van dr. Otgaar. Daarnaast komen de verklaringen op detailniveau overeen met de verklaringen van de dochter van verdachte. Het zijn als het ware kopiegebeurtenissen van hetgeen met zijn dochter is gebeurd. Verdachte heeft de handelingen met zijn dochter deels toegegeven.
Gelet op het voorgaande acht de officier van justitie de feiten 1 en 2 bewezen, met dien verstande dat er bij feit 2 geen bewijs in het dossier voorhanden is dat verdachte [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] gedwongen heeft elkaar af te trekken.
Ook feit 3 acht de officier van justitie bewezen, gelet op de gedetailleerde verklaringen van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2].
Feit 4 acht de officier van justitie bewezen gelet op de studioverklaring van [naam slachtoffer 1] en de bekennende verklaringen van verdachte en [naam medeverdachte].
Ten slotte is ook feit 5 bewezen gelet op de aangifte van de dochter van verdachte en de bekennende verklaring van verdachte, aldus de officier van justitie.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 is de verdediging van oordeel dat de verklaringen afgelegd door [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 3] onbetrouwbaar zijn en derhalve niet als bewijs kunnen dienen. De verklaringen van de ouders zijn afgeleid van de verklaringen van de kinderen waardoor ook deze onbetrouwbaar zijn. Hetgeen overblijft is onvoldoende om tot een veroordeling te komen, waardoor verdachte voor deze feiten moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank, behoudens het onder feit 5 ten laste gelegde bewegen tot aftrekken, dan wel de penis van verdachte vastpakken.
De verdediging heeft bovendien nog een verzoek gedaan het onderzoek ter terechtzitting te schorsen en de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gaat meewerken aan een intake in de Forensische Psychiatrische Kliniek te Assen. De reclassering heeft aangegeven dat verdachte in die instelling op korte termijn behandeld kan worden. Daartoe zal verdachte echter eerst een proeftijd van 3 maanden moeten doorkomen. De raadsman verzoekt om deze procedure af te wachten en daarna ter terechtzitting de zaak verder te bespreken. De verdediging acht dat geïndiceerd, gelet op de behandeling die verdachte nodig heeft en het voorkomen van recidive.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 16 juli 2010 wordt door [naam moeder slachtoffer 3] bij de politie gemeld dat zij het vermoeden heeft dat haar 6 jarig dochtertje, [naam slachtoffer 3], seksueel is misbruikt door een oom, te weten verdachte. Een vervolgafspraak voor het doen van aangifte is door de ouders afgezegd. Op 9 maart 2011 wordt door [naam moeder slachtoffer 4] (zus van [naam moeder slachtoffer 3]) telefonisch contact opgenomen met de politie en zij verklaarde dat door haar kinderen en de kinderen van haar zussen was verteld dat ze seksueel misbruikt waren door verdachte. Het zou gaan om [naam slachtoffer 1] (13 jaar, zoon van [naam moeder slachtoffer 1]), [naam slachtoffer 4] (9 jaar, dochter van [naam moeder slachtoffer 4]) en [naam slachtoffer 3] (6 jaar, dochter van [naam moeder slachtoffer 3]) Op 10 maart 2011 worden de ouders voor een informatief gesprek op het politiebureau uitgenodigd en zij doen vervolgens aangifte namens hun minderjarige kinderen. De kinderen worden in de verhoorstudio in Eindhoven gehoord.
Bespreking van feit 4
Op 13 maart 2011 doet [naam moeder slachtoffer 1] namens haar zoon [naam slachtoffer 1], geboren op [1998] aangifte. [naam slachtoffer 1] heeft haar verteld dat hij door [naam medeverdachte] is ontmaagd. Ook heeft [naam slachtoffer 1] verteld dat hij seks heeft gehad met [naam medeverdachte] en dat verdachte dit heeft gefilmd. Aangeefster heeft [naam slachtoffer 1] vaker naar verdachte gebracht omdat hij de broer van haar vader is en [naam slachtoffer 1] en verdachte dezelfde interesses hadden. Verdachte kon zo een opa voor [naam slachtoffer 1] zijn.
Vervolgens is [naam slachtoffer 1] in een speciale verhoorstudio gehoord. In de studio heeft [naam slachtoffer 1] verklaard dat hij heeft gezien dat [naam medeverdachte] en verdachte seks hadden. Vervolgens heeft hij op aanwijzing van verdachte de borsten en vagina van [naam medeverdachte] aangeraakt. Ook heeft hij met zijn vinger in de vagina van [naam medeverdachte] gevoeld. Verder heeft [naam slachtoffer 1] verklaard dat hij op aangeven van verdachte met zijn penis in de vagina van [naam medeverdachte] is gegaan.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [naam slachtoffer 1] aanwezig was toen verdachte en
[naam medeverdachte] seks hadden. [naam slachtoffer 1] heeft toen op aanwijzing van verdachte de borsten en het lichaam van [naam medeverdachte] betast. Ook heeft [naam medeverdachte] de penis van [naam slachtoffer 1] vastgepakt en gestreeld. Verdachte heeft verder aangegeven dat dit bij verschillende gelegenheden gebeurd is. Ook heeft verdachte verklaard dat hij het geheel gefilmd heeft.
Op 21 mei 2011 is [naam medeverdachte] door de politie gehoord. Zij heeft verklaard dat [naam slachtoffer 1] aanwezig was toen zij en [naam verdachte] seks hadden. [naam slachtoffer 1] heeft toen op aanwijzing van [naam verdachte] haar borsten en lichaam betast. Ook heeft zij de penis van [naam slachtoffer 1] vastgepakt en gestreeld. [naam slachtoffer 1] was bijna 12 jaar. [naam medeverdachte] geeft verder aan dat dit bij verschillende gelegenheden gebeurd is. Zij heeft aangegeven dat [naam slachtoffer 1] meermalen getracht heeft om haar vaginaal te penetreren, maar dit niet gelukt is.
Bespreking van de feiten 1 en 2
De verklaringen ten aanzien van [naam slachtoffer 1]
Op 13 maart 2011 heeft [naam moeder slachtoffer 1] aangifte gedaan namens haar zoon [naam slachtoffer 1] (geboren op [1998]). Zij heeft verklaard dat [naam slachtoffer 1] 6 jaar geleden voor het eerst bij verdachte is gekomen en hij er dan soms wel 2 dagen bleef. Zij denkt dat [naam slachtoffer 1] voor het laatst in de lente van 2010 bij verdachte in Brunssum heeft verbleven. [naam slachtoffer 1] heeft verteld dat hij met zijn hand en met zijn mond handelingen heeft moeten doen met de penis van verdachte. [naam slachtoffer 1] heeft verteld dat het elke keer gebeurde als hij bij verdachte bleef slapen. Ook zou verdachte hebben geprobeerd met zijn penis in de anus van [naam slachtoffer 1] te dringen. Aangeeftster heeft verder verklaard dat [naam slachtoffer 1] wel eens heeft verteld dat hij last had van van zijn anus en dat hij op een avond heeft geroepen dat hij aan het bloeden was.
[naam slachtoffer 1] is in de speciale studio verhoord. Hij heeft verklaard dat het allemaal begonnen is toen hij 7 of 8 jaar oud was. Hij heeft verklaard dat hij met de hand en de mond dingen bij de penis van verdachte heeft moeten doen. Verdachte heeft verteld dat het normaal was. De verdachte deed volgens [naam slachtoffer 1] alsof de seksuele handelingen deel uitmaakten van een spelletje. Daarnaast heeft verdachte aan [naam slachtoffer 2] gevraagd om [naam slachtoffer 1] te masturberen. Ook heeft [naam slachtoffer 1] verklaard dat verdachte een filmpje heeft laten zien van een jongen van 13-14 jaar die het elke dag met zijn moeder deed. Dat was heel normaal volgens verdachte. [naam slachtoffer 1] heeft ook gezegd dat de dingen waar hij over verklaart van de 20 keer dat hij bij verdachte kwam 18 keer gebeurde. [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat het gebeurde op de zetel in de woning van verdachte en dat verdachte aanwijzigen gaf. Verdachte heeft aan [naam slachtoffer 1] laten zien hoe hij moest masturberen en heeft aangegeven hoe hij moest pijpen. [naam slachtoffer 1] heeft vervolgens voor de eerste keer de penis van verdachte vastgepakt en hij heeft gemerkt dat de penis stijf werd. Vervolgens heeft [naam slachtoffer 1] verklaard dat verdachte zijn penis in zijn anus heeft willen steken. [naam slachtoffer 1] moest daartoe op zijn knieën gaan zitten en verdachte smeerde zijn anus in met glijmiddel. Toen hij daarna thuiskwam heeft hij verteld dat hij iets verkeerds had gegeten want het bloedde een beetje. Verdachte heeft namelijk tegen [naam slachtoffer 1] verteld dat hij straf kreeg als hij zou vertellen wat er gebeurd was. Toen verdachte het van achteren heeft geprobeerd deed dat heel veel pijn en heeft [naam slachtoffer 1] een aantal dagen niet kunnen zitten. Verdachte heeft dat nog een keer geprobeerd toen [naam slachtoffer 1] 10 jaar was. Ook toen deed het pijn.
Ook [naam slachtoffer 2] is in de speciale verhoorstudio gehoord. [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij aanwezig was bij het masturberen van verdachte door [naam slachtoffer 1] .
Vervolgens heeft ook [naam slachtoffer 4] in de speciale verhoorstudio verklaard dat [naam slachtoffer 1] heeft verteld dat hij verdachte heeft gemasturbeerd.
De verklaringen ten aanzien van [naam slachtoffer 2]
Op 25 maart is door [naam moeder slachtoffer 2] aangifte gedaan namens haar zoontje [naam slachtoffer 2], geboren op [1999]. Zij heeft verklaard dat [naam slachtoffer 2] heeft verteld dat hij de penis van verdachte heeft aangeraakt. Op de vraag van zijn moeder hoe hij hem heeft aangeraakt, vertelde [naam slachtoffer 2] dat hij zo heeft moeten doen en maakte daarbij met zijn hand een trekbeweging. Een paar dagen later heeft hij verteld dat hij hem ook twee keer heeft moeten zuigen en een of twee keer heeft moeten aftrekken. Het zou zeker een jaar geleden zijn gebeurd. In het begin ging [naam slachtoffer 2] samen met [naam slachtoffer 1] naar [naam verdachte], hij was toen een jaar of 7 à 8. Hij is nooit meer dan 2 nachten achter elkaar bij [naam verdachte] in Brunssum geweest en nooit meer dan 10 keer in totaal.
Bij zijn verhoor in de speciale verhoorstudio heeft [naam slachtoffer 2] verklaard dat hij verdachte heeft moeten aftrekken en zuigen. Het vond plaats als verdachte in de zetel zat. Als hij dat niet deed was hij volgens verdachte een mietje. [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij dat twee keer heeft gedaan. Toen hij verdachte heeft moeten aftrekken zat hij op de zetel in de woonkamer. [naam slachtoffer 1] was daarbij aanwezig. [naam slachtoffer 1] is begonnen met het aftrekken van verdachte. Toen [naam slachtoffer 1] klaar was, is er sperma uit de penis van verdachte gekomen en heeft verdachte een zakdoek gepakt en het afgeveegd. Tot slot heeft [naam slachtoffer 2] nog verklaard dat hij er van verdachte niets over mocht zeggen.
[naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij samen met [naam slachtoffer 2] bij verdachte is geweest toen [naam medeverdachte] daar ook was en dat hij gehoord heeft dat verdachte [naam slachtoffer 2] bij zijn seksuele “spelletjes” probeerde te betrekken. [naam slachtoffer 1] zegt hier het volgende over: “Als ik met mijn neef [naam slachtoffer 2], samen daar kwam, vroeg die dat ook: “ wilt ge dat doen…van dat allemaal. En hij had ook geprobeerd dat ik en [naam slachtoffer 2] bij elkaar en toen heb ik nee gezegd. Had ik geprobeerd…ik en [naam slachtoffer 2] met [naam medeverdachte]. Toen wouden we ook niet. Maar hij vond…Hij wilde en we moesten dat een beetje ….met hem doen.”
De verklaringen ten aanzien van [naam slachtoffer 4]
[naam moeder slachtoffer 4] heeft op 11 maart 2011 namens haar dochtertje [naam slachtoffer 4] (geboren op [2001]) aangifte gedaan tegen verdachte, dat hij [naam slachtoffer 4] hem heeft laten aftrekken. Op een bepaald moment heeft [naam slachtoffer 1], aldus [naam moeder slachtoffer 4] verteld dat [naam slachtoffer 4] ook iets bij verdachte heeft moeten doen. Aangeefster heeft daarop aan [naam slachtoffer 4] gevraagd wat zij bij verdachte heeft moeten doen. [naam slachtoffer 4] vertelde dat ze tegen verdachte had gezegd dat ze nog nooit sperma had gezien en dat verdachte dat toen aan haar had laten zien. Zij heeft verklaard dat ze zo met een zakdoek had moeten doen (daarbij maakte ze op en neergaande bewegingen). [naam slachtoffer 4] vertelde dat het sperma op zijn buik terecht was gekomen. Op de vraag van haar moeder hoe dat er dan uitzag, antwoordde ze: "wit".
In mei 2010 had aangeeftster al gehoord dat verdachte iets met kinderen had gedaan op seksueel gebied. Ze heeft vernomen dat de ouders van [naam slachtoffer 3] naar een vertrouwenscentrum zijn geweest en dat daar boven water kwam dat verdachte seksuele handelingen bij [naam slachtoffer 3] had verricht. Daarna heeft niemand meer zijn kinderen bij oom [naam verdachte] laten slapen. Volgens [naam slachtoffer 4] is het één keer gebeurd in het huis van verdachte in Brunssum. Volgens aangeefster is [naam slachtoffer 4] een keer of drie bij verdachte blijven slapen.
[naam slachtoffer 4] is op 17 maart 2011 in een speciale verhoorstudio gehoord. Zij heeft toen verklaard dat zij vaker bij verdachte in Brunssum bleef slapen. Verdachte heeft toen met [naam slachtoffer 4] een spelletje gespeeld waarbij verdachte zijn broek uit trok. [naam slachtoffer 4] heeft toen zijn penis gezien. Vervolgens heeft [naam slachtoffer 4] verklaard dat ze een zakdoek heeft gekregen van verdachte en dat ze met de zakdoek in haar hand de penis heeft vastgepakt en op en neergaande bewegingen heeft gemaakt met de penis van verdachte tot er sperma uitkwam. Verdachte heeft daarbij gezegd: “goed zo [naam slachtoffer 4]”. Ook [naam slachtoffer 1] heeft verteld dat hij dat bij verdachte heeft gedaan, aldus [naam slachtoffer 4]. Ze heeft verder verklaard dat verdachte daarbij op de zetel lag en dat het sperma op zijn buik terecht is gekomen. Vervolgens hebben zij het sperma met de zakdoek afgeveegd. Ze mocht dat van verdachte tegen niemand zeggen, zelfs niet tegen haar ouders. Het is volgens [naam slachtoffer 4] één keer gebeurd in de zomer van 2010.
De verklaringen ten aanzien van [naam slachtoffer 3]
Op 12 maart 2011 is door [naam moeder slachtoffer 3] aangifte gedaan namens haar dochtertje [naam slachtoffer 3](geboren op [2004]). [naam slachtoffer 3] heeft verteld dat ze de penis van verdachte heeft gezien en heeft aangeraakt. Dat was in de woonkamer van verdachte op de zetel. Volgens aangeefster moet dat ergens in oktober of november zijn geweest na de zomer van 2009. [naam slachtoffer 3] is daar twee keer blijven slapen.
[naam slachtoffer 3] is op 17 maart 2011 in een speciale verhoorstudio gehoord. Zij heeft toen verklaard dat zij bij verdachte is blijven slapen. Zij heeft verder verklaard dat ze aan de penis van verdachte heeft gevoeld. Ze mocht van verdachte niets zeggen over wat er gebeurd was. Ze heeft ook nog verklaard dat ze, toen ze een keer geen pyama bij zich had toen ze bij verdachte bleef slapen, een t-shirt van verdachte heeft gekregen om in te slapen.
De betrouwbaarheid van de verklaringen
Op verzoek van de verdediging is door dr. H. Otgaar, rechtspsycholoog, onderzoek verricht naar de mate van betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam slachtoffer 4], [naam slachtoffer 3], [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]. Zijn bevindingen heeft hij neergelegd in een rapport. Otgaar is na bestudering van de verklaringen, waaronder ook de opnames van de verschillende studioverhoren, tot de conclusie gekomen dat de studioverhoren goed zijn afgenomen met uitzondering van het gebruik van de poppen en tekeningen bij het verhoor van [naam slachtoffer 3]. Het heeft geresulteerd in gedetailleerde verklaringen. [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 1] hebben spontaan over het misbruik verklaard. Bovenstaande bevindingen pleiten voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 1],. Hoewel de studioverhoren van [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 2] ook goed zijn verlopen, is aan ieder van hen een suggestieve vraag gesteld tijdens hun eerste verklaring en kan de in dergelijke vraag begrepen suggestie hun verklaring hebben geschaad. Het pleit in het voordeel van de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam slachtoffer 2], dat deze grotendeels door de verklaring van [naam slachtoffer 1] wordt bevestigd. Verder is de deskundige van oordeel dat de kinderen vrij consistent zijn over hetgeen zij hebben meegemaakt. Tevens acht de deskundige de mogelijkheid dat de kinderen liegen, dan wel fantaseren onwaarschijnlijk, voor met name de verklaringen van [naam slachtoffer 1], omdat de verklaring van [naam slachtoffer 1] deels steun vindt in de verklaringen van verdachte en [naam medeverdachte].
Gelet op de bevindingen van de deskundige en na bestudering van het dossier, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van [naam slachtoffer 4], [naam slachtoffer 3], [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] betrouwbaar zijn, temeer nu de verklaring van [naam slachtoffer 1] deels steun vindt in de verklaring van [naam medeverdachte]. Ook de verklaring van [naam slachtoffer 3], waarin zij beschrijft dat ze, toen ze een keer bij verdachte bleef slapen, geen nachtkleding bij zich had en zij een T-shirt van verdachte heeft gekregen, is door verdachte ter terechtzitting bevestigd.
Het gebruik van (anatomische) poppen en tekeningen bij kinderverhoren is omstreden. De studioverklaring van [naam slachtoffer 3] zal vanaf het gebruik (anatomische) van poppen en tekeningen daarom door de rechtbank niet worden gebruikt bij de bewezenverklaring.
Conclusie feit 4
De rechtbank leidt uit hetgeen hiervoor bij de bespreking van feit 4 is weergegeven af dat verdachte samen met [naam medeverdachte] meermalen ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer 1] door [naam slachtoffer 1] te bewegen om verdachte vaginaal te penetreren en haar borsten en lichaam te betasten. Daarnaast heeft [naam medeverdachte] de penis van [naam slachtoffer 1] vastgepakt en gestreeld en gewreven. Feit 4 acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank ziet in de gebezigde bewijsmiddelen termen aanwezig om de tenlastegelegde periode in te korten, aangezien [naam medeverdachte] heeft verklaard dat zij ruim na 2005 met [naam slachtoffer 1] seksueel contact heeft gehad. [naam slachtoffer 1] was toen volgens [naam medeverdachte] bijna 12 jaar.
Door de verdediging is verweer gevoerd dat van penetratie geen sprake kan zijn, echter de rechtbank is van oordeel dat verdachte en [naam medeverdachte] [naam slachtoffer 1] bewogen hebben om verdachtes vagina te penetreren. In dat bewegen ligt het zwaartepunt van de beschuldiging. Of er nu wel of niet daadwerkelijk penetratie heeft plaatsgevonden, is daarvoor niet van belang, zulks nog los van de vraag of dit met de penis van [naam slachtoffer 1] is gebeurd dan wel, zoals [naam slachtoffer 1] zelf ook verklaart, met zijn vinger. Het verweer van de verdediging hierover wordt dan ook verworpen.
Samenhang verklaringen
Evenals de officier van justitie heeft ook de rechtbank de verklaringen in het dossier in onderlinge samenhang bezien. De rechtbank neemt daarbij als uitgangspunt de verklaring van [naam slachtoffer 1] omdat zijn verklaring wordt gesteund door de verklaring van [naam medeverdachte]. Daarnaast wordt de verklaring ook bevestigd door zowel [naam slachtoffer 2], als door [naam slachtoffer 4]. [naam slachtoffer 2] heeft immers verklaard aanwezig te zijn geweest toen [naam slachtoffer 1] verdachte masturbeerde. [naam slachtoffer 4] heeft verklaard dat [naam slachtoffer 1] tegen haar heeft gezegd heeft, dat hij verdachte heeft gemasturbeerd. De rechtbank acht de verklaring van [naam slachtoffer 1] gelet op het voorgaande en gelet op de bevindingen van dr. Otgaar betrouwbaar.
Conclusie feit 2 t.a.v. [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd door zich door [naam slachtoffer 1] te laten masturberen dan wel zijn penis te laten vasthouden. De rechtbank baseert haar oordeel op de aangifte namens [naam slachtoffer 1] en het verhoor in de studio van [naam slachtoffer 1]. De verklaring van [naam slachtoffer 1] acht de rechtbank betrouwbaar. Daarnaast vindt de verklaring steun in de verklaringen van [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4].
Vervolgens acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd door zich door [naam slachtoffer 2] te laten masturberen dan wel zijn penis te laten vasthouden. De rechtbank baseert haar oordeel op de aangifte namens [naam slachtoffer 2] en het verhoor in de studio van [naam slachtoffer 2]. De rechtbank acht de verklaring van [naam slachtoffer 2] betrouwbaar. Daarnaast vindt de verklaring van [naam slachtoffer 2] steun in de verklaring van [naam slachtoffer 1].
De rechtbank acht onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden dat verdachte over de penis van [naam slachtoffer 1] heeft gewreven en – nu [naam slachtoffer 2] hierover zwijgt en [naam slachtoffer 1] ook niet verklaart dat het gebeurd is- dat verdachte [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] gedwongen heeft elkaar te masturberen. Daarvan zal verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank acht bewezen dat de periode loopt tot 1 mei 2010. De ouders verklaren immers dat hun kinderen vanaf die datum niet meer bij verdachte zijn blijven slapen.
Modus operandi
Door [naam slachtoffer 1] wordt beschreven dat verdachte o.a. masturbeerde in zijn bijzijn. Dat gebeurde in de zetel in de woonkamer terwijl zij samen intiem, knuffelend, al dan niet naakt, naast elkaar zaten. Verdachte gebruikte een zakdoek om sperma op te vangen. Verdachte vertelde hem dat dat heel normaal was, maar hij mocht het tegen niemand zeggen.
Uit de verklaringen van [naam slachtoffer 2] komt een vergelijkbare wijze van handelen van verdachte naar voren. Ook [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 3] hebben in de studioverhoren beschreven wat er is gebeurd. Ook in die verklaringen is de vergelijkbare wijze van handelen zichtbaar, namelijk het masturberen in de zetel in de woning van verdachte, het scheppen van een intieme setting, het gebruik van een stoffen zakdoek en de mededeling dat de kinderen tegen niemand iets mogen vertellen.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af een ‘modus operandi’, een vergelijkbare wijze van handelen door verdachte bij meerdere kinderen.
Conclusie feit 2 t.a.v. [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 3]
De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd door zich door [naam slachtoffer 4] te laten masturberen dan wel zijn penis te laten vasthouden en door [naam slachtoffer 3] zijn penis te laten vasthouden. De rechtbank baseert haar oordeel op de aangifte namens [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 3] en de verhoren in de studio van beiden. De verklaringen van [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 3] acht de rechtbank betrouwbaar. Daarnaast verklaren [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 3] over dezelfde ‘modus operandi’ zoals eerder door [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] is verklaard. De rechtbank baseert de bewezenverklaring voorts op het feit dat verdachte zich ook door [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], eveneens twee aan zijn zorg toevertrouwde kinderen van familieleden van verdachte, heeft laten aftrekken.
De rechtbank acht bewezen dat de periode loopt tot 1 mei 2010. De ouders verklaren immers dat hun kinderen vanaf die datum niet meer bij verdachte zijn blijven slapen.
De rechtbank acht geen bewijs in het dossier voorhanden dat [naam slachtoffer 3] verdachte heeft moeten masturberen.
De verweren
In de tenlastelegging onder 2 is in de verfeitelijking beschreven dat verdachte de kinderen heeft gedwongen hem af te trekken en zijn penis vast te houden. Gedwongen moet in dit kader niet gelezen worden in de zin van artikel 242 Wetboek van Strafrecht. Het woord “gedwongen” maakt ook geen deel uit van de delictsomschrijving van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft de kinderen in een toestand gebracht waardoor zij zich ‘gedwongen’ voelden de handelingen bij verdachte te verrichten.
De rechtbank is niet gebleken dat de kinderen, dan wel hun ouders, er een persoonlijk belang bij hebben om valselijk over verdachte te verklaren. Het dossier biedt daarvoor zelfs contra-indicaties. De kinderen verklaren immers dat het leuk en gezellig was bij verdachte. Sommige verklaren zelfs van verdachte te houden.
Ook acht de rechtbank het niet aannemelijk dat door het ‘familieberaad’, mocht dit al hebben plaatsgevonden, de verklaringen van de kinderen zijn gekleurd. Uit de inleiding blijkt immers dat het misbruik aan het licht is gekomen op 9 maart 2011. Vervolgens zijn de ouders uitgenodigd voor een informatiegesprek op 10 maart 2011. Op 11 en 12 maart 2011 hebben de studioverhoren plaatsgevonden. De rechtbank ziet door het korte tijdsbestek van het voorgaande, geen aanleiding om de stelling van de verdediging aan te nemen. Daarbij komt dat door de verdediging niet is aangevoerd en uit het dossier niet is gebleken wat in het gestelde’familieberaad’ is besproken. Het verweer dat om die reden de verklaringen onbetrouwbaar zijn, wordt dan ook verworpen.
Conclusie feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte handelingen met [naam slachtoffer 1] heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zijn penis in de anus van [naam slachtoffer 1] heeft gestoken. De rechtbank baseert haar oordeel op de aangifte namens [naam slachtoffer 1] en de verklaring in de studio van [naam slachtoffer 1]. De rechtbank acht de verklaring van [naam slachtoffer 1] betrouwbaar. Tevens vindt de verklaring van [naam slachtoffer 1] over de anale penetratie steun in de verklaring van de moeder dat [naam slachtoffer 1] heeft geklaagd over pijn en bloeden aan zijn anus.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte handelingen met [naam slachtoffer 2] heeft verricht die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zijn penis in de mond van [naam slachtoffer 2] heeft gestoken. De rechtbank baseert haar oordeel op de aangifte namens [naam slachtoffer 2] en de verklaring in de studio van [naam slachtoffer 2]. De rechtbank acht de verklaring van [naam slachtoffer 2] betrouwbaar. Tevens vindt de verklaring van [naam slachtoffer 2] steun in de verklaring van [naam slachtoffer 1]. Er is immers sprake van soortgelijk handelen. Ook blijkt uit de verklaring van [naam slachtoffer 2] dat verdachte volgens dezelfde ‘modus operandi’ heeft gehandeld.
Feit 1 acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de periode bij [naam slachtoffer 1] loopt tot en met 20 april 2010 en de periode bij [naam slachtoffer 2] loopt tot 1 mei 2010, omdat hij toen voor de laatste keer bij verdachte is blijven slapen. [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij 7 à 8 jaar was toen het misbruik begon. Daarom start de periode in 2005.
De rechtbank acht de verklaring van [naam slachtoffer 3] over de penetratie van verdachte met een vinger in haar vagina en anus onvoldoende geloofwaardig. [naam slachtoffer 3] heeft eerst verklaard dat het gebeurd is terwijl ze sliep. Later heeft ze verklaard dat ze niet sliep en dat ze het aan mama heeft verteld. Omdat het onduidelijk blijft wat er gebeurd is, zal verdachte van dit gedeelte van het onder 1 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bespreking en conclusie feit 3
Ten aanzien van feit 3 kan de rechtbank kort zijn. Uit de jurisprudentie komt naar voren dat de enkele aanduiding van afbeeldingen dat ze seksueel of gewelddadig getint zijn en vertoning schadelijk is te achten, zonder nadere aanduiding van de feitelijke inhoud van de afbeeldingen onvoldoende feitelijk is in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. (HR 18 januari 2000, NJ 2000,229). De dagvaarding is derhalve op dit punt nietig.
Bespreking en conclusie feit 5
Door de dochter van verdachte, [naam slachtoffer 5], geboren op [1982], wordt op 30 augustus 2011 aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij door haar vader is misbruikt. Dat is begonnen na de scheiding van haar ouders toen zij ongeveer 14 jaar oud was en heeft voortgeduurd tot zij ongeveer 16, 17 of 18 jaar oud was. Het vond plaats bij verdachte in de woning in Brunssum. Het begon met de vraag of zij haar borsten wilde laten zien. Vervolgens moest zij haar vader steunen bij het masturberen. Zij heeft de omstandigheden omschreven waaronder dat gebeurde. Verdachte zat samen met aangeefster op de bank. Daarbij keken ze soms naar een pornofilm. Verdachte begon dan met masturberen. Vervolgens verzocht verdachte aan aangeefster om hem daarbij te helpen. Om het sperma op te vangen had hij een stoffen zakdoek op zijn buik liggen. In het begin heeft verdachte verteld dat hij aan een ziekte aan zijn penis leed en dat [naam slachtoffer 5] verdachte daarom moest helpen met masturberen. Verdachte heeft jarenlang verteld dat het allemaal normaal was. Het masturberen gebeurde minimaal een keer per week.
Verdachte is geconfronteerd met de verklaring van zijn dochter. Hij heeft verklaard dat de verklaring van [naam slachtoffer 5] voor een belangrijk gedeelte klopt. Zij heeft hem echter nooit hoeven aanraken. Hij geeft aan dat hij heeft gemasturbeerd in het bijzijn van [naam slachtoffer 5] tussen haar 14e en 17e levensjaar. Ook zijn oudste dochter [naam slachtoffer 6] was erbij als verdachte masturbeerde. Verdachte heeft eveneens de omstandigheden omschreven waaronder het masturberen plaatsvond. Verdachte lag dan op de bank samen met [naam slachtoffer 5] en begon met masturberen. Soms lagen ze allebei naakt op de bank wanneer hij masturbeerde. Als hij klaarkwam gebruikte hij een zakdoek om de sperma op te vangen. Verdachte heeft verder verklaard dat het soms één keer per week gebeurde, soms één keer per twee weken. Ook heeft hij verklaard dat hij het aan haar heeft kunnen ‘verkopen’ alsof het allemaal normaal was.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte in de periode van 13 november 1995 tot en met 12 november 2000, in de gemeente Brunssum, ontucht heeft gepleegd met zijn dochter [naam slachtoffer 5] door te masturberen in haar bijzijn en haar te bewegen verdachte te masturberen en zijn penis vast te houden. Tevens blijkt uit de verklaring van [naam slachtoffer 5] dat verdachte wederom dezelfde ‘modus operandi’ heeft gebruikt zoals hij ook bij de andere hiervoor genoemde kinderen heeft gedaan,. De rechtbank acht feit 5 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Door de verdediging is verweer gevoerd dat er onvoldoende bewijs is om het bewegen tot masturberen en het vasthouden van verdachtes penis bewezen te verklaren. De rechtbank acht de verklaring van [naam slachtoffer 5] geloofwaardig en ziet geen reden waarom die verklaring op het punt van het moeten masturberen van verdachte door [naam slachtoffer 5] niet geloofwaardig zou zijn. Verdachte heeft ook geen redenen aangevoerd waarom de verklaring van zijn dochter op dit punt ongeloofwaardig of onbetrouwbaar zou zijn. Bovendien hebben ook [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 3] verklaard dat ze verdachte hebben moeten masturberen. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 januari 2005 tot en met 20 april 2010 in de gemeente Brunssum, meermalen met [naam slachtoffer 1], geboren op [1998], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn penis in de anus van die [naam slachtoffer 1] geduwd;
in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 mei 2010 in de gemeente Brunssum, meermalen met [naam slachtoffer 2], geboren op [1999], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [naam slachtoffer 2] geduwd;
2.
in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 mei 2010 in de gemeente Brunssum meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarigen [naam slachtoffer 1], geboren op [1998], en [naam slachtoffer 2], geboren op [1999], en [naam slachtoffer 4], geboren op [2001], immers heeft hij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] gedwongen hem, verdachte, af te trekken en/of zijn, verdachtes, penis vast te houden;
in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 mei 2010 in de gemeente Brunssum meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [naam slachtoffer 3], geboren op [2004], immers heeft hij [naam slachtoffer 3] gedwongen verdachtes, penis vast te houden;
4.
in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 31 mei 2010 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige[naam slachtoffer 1], geboren op [1998], immers hebben hij en zijn mededader
- die [naam slachtoffer 1] bewogen [naam medeverdachte], zijnde de mededader vaginaal te penetreren en
- die [naam slachtoffer 1] bewogen haar, [naam medeverdachte]s, borsten en lichaam te betasten en te strelen en te wrijven en
- de penis van die [naam slachtoffer 1] gestreeld en gewreven en betast en vastgepakt;
5.
in de periode van 1 februari 1997 tot en met 12 november 2000 in de gemeente Brunssum meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind,[naam slachtoffer 5], geboren op [1982], bestaande die ontucht hierin dat hij naast [naam slachtoffer 5] op de bank ging zitten en zichzelf masturbeerde en die [naam slachtoffer 5] bewogen heeft hem, verdachte, af te trekken en zijn, verdachtes, penis vast te houden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 4:
medeplegen van ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 5:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met het over verdachte uitgebrachte rapport van psychiater Corstens van 25 september 2011 en het rapport van psychologe Brookhuis van 8 september 2011. In beide rapporten wordt verdachte (enigszins) verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met naast de algemene voorwaarde de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte moet meewerken aan een intake en behandeling door een forensische psychiatrische kliniek.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en daarnaast acht te slaan op de rapporten die omtrent de persoon van verdachte zijn opgemaakt. De verdediging benadrukt dat verdachte hulp nodig heeft.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
De verdachte heeft over een vrij lange periode ontucht gepleegd met zijn dochter. Verdachte heeft zich voor zijn eigen lustbevrediging gemasturbeerd in haar bijzijn. Ook heeft verdachte haar gedwongen hem te masturberen. Verdachte heeft hierdoor de jeugd van zijn eigen dochter op een negatieve manier beïnvloed. Zij heeft immers verklaard dat ze in die tijd veel is gaan ‘blowen’ om zo dingen makkelijker te maken en dat ze soms ’s nachts met een ongeriefelijk gevoel wakker werd omdat zij aan de handelingen van haar vader herinnerd werd. Bovendien voelt zij zich schuldig ten opzichte van de overige slachtoffers omdat ze het gevoel heeft dat ze had kunnen voorkomen dat verdachte hen seksueel misbruikt heeft.
Verdachte heeft niet alleen zijn dochter maar ook vier kleinkinderen van zijn broer seksueel misbruikt. Hij heeft eerst het vertrouwen van de kinderen en hun ouders gewonnen, zodat ze bij hem mochten logeren. Daarna is het misbruik begonnen, waarbij hij hen de indruk gaf dat het heel gewoon was wat er gebeurde. Ze mochten het alleen niet aan hun ouders vertellen., [naam slachtoffer 1] heeft hij op een gegeven moment in een positie gebracht waarin hij zich gedwongen voelde om aan de seksuele behoeften van verdachte toe te geven. Verdachte heeft daarbij niet geschroomd om [naam slachtoffer 1] pijn te doen. [naam slachtoffer 1] heeft immers verklaard dat het penetreren van zijn anus met de penis van verdachte veel pijn deed en hij een aantal dagen niet heeft kunnen zitten. Ook heeft verdachte samen met [naam medeverdachte] ontucht gepleegd met [naam slachtoffer 1] door [naam slachtoffer 1] te bewegen de borsten en het lichaam van [naam medeverdachte] aan te raken. Daarnaast hebben verdachte en [naam medeverdachte] hem bewogen om [naam medeverdachte]’s vagina te penetreren. Het leeftijdsverschil tussen verdachte, [naam medeverdachte] en verdachte maakt dit nog kwalijker.
Verdachte heeft ook [naam slachtoffer 4], [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 2] bewogen om verdachte te masturberen. [naam slachtoffer 2] heeft verdachte zelfs moeten pijpen. Verdachte heeft hiermee het vertrouwen en de loyaliteit van de kinderen ernstig geschonden.
Verdachte heeft de verwijten ten delen erkend. De rechtbank heeft echter wel de indruk gekregen dat verdachte alleen zaken erkent waar hij echt niet omheen kan. Zo heeft hij het misbruik van zijn dochter (ten dele) toegegeven omdat hij bang was haar anders ‘kwijt’ te raken. Uiteindelijk heeft hij ook de handelingen met [naam slachtoffer 1] en [naam medeverdachte] toegegeven, nadat [naam medeverdachte] daarover een bekennende verklaring had afgelegd..
Verdachte neemt geen dan wel volstrekt onvoldoende verantwoordelijkheid voor zijn daden ook al bekent hij dat hij pedofiele gevoelens heeft. Verdachte toont geen enkele vorm van berouw en tracht alles te bagatelliseren. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten, omdat hij er geen rekening mee heeft gehouden dat jongeren niet, of onvoldoende in staat zijn hun seksuele integriteit te bewaken. De verdachte heeft de normen en waarden die in de maatschappij leven schromelijk overtreden door kinderen te gebruiken om zijn eigen seksuele lusten te bevredigen.
Daarmee heeft hij de eigen ontwikkeling van seksuele gevoelens van kinderen ernstig verstoord waarbij naar algemene ervaringsregels voor slachtoffers soms een langdurige (psychische) nasleep is te verwachten.
[naam slachtoffer 1] heeft, mede door de onderhavige feiten langdurige psychiatrische hulp nodig om zijn leven weer enigszins op de rails te krijgen. Bij hem is een Posttraumatische Stressstoornis vastgesteld. Op korte termijn kampt [naam slachtoffer 1] met schaamte, angst, concentratiestoornissen en wantrouwen.
Bij [naam slachtoffer 4] heeft door het onderhavige feit een gedragsverandering plaatsgevonden. Zij wordt heen en weer geslingerd tussen gevoelens van schaamte en boosheid, tussen introvert en extrovert gedrag. Zij is op school blijven zitten. Ook [naam slachtoffer 4] krijgt psychische hulp.
[naam slachtoffer 3] heeft door het onderhavige feit gesprekken met de hulpverlening en is op school blijven zitten. Ook hebben de ouders gemerkt dat [naam slachtoffer 3] gevoelens van angst heeft gekend en dat bij haar sprake is van stemmingswisselingen. Verdachte heeft bovendien in een eerder stadium de vader van [naam slachtoffer 3] beschuldigd van seksueel misbruik van [naam slachtoffer 3], wat onnodige spanning en onrust in het gezin tot gevolg heeft gehad.
Zoals hiervoor aangegeven is over de persoon van verdachte een psychiatrisch rapport opgesteld. De psychiater komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van pedofilie en antisociale en psychopathische trekken. Verdachte heeft een sterke obsessie met en een drang tot seksueel contact met jonge kinderen en door zijn persoonlijkheidsstoornis geen, of onvoldoende bescherming tot het voorkomen van dergelijk gedrag. De psychiater acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Het is niet te verwachten dat verdachte zijn gedrag zal veranderen omdat hij nauwelijks inzicht heeft in de impact van de feiten. De psychiater adviseert reclasseringstoezicht en psychiatrische behandeling wegens pedofilie.
Zoals ook eerder aangegeven is door een psychologe over de persoon van verdachte een psychologisch rapport opgesteld. De psychologe komt tot de conclusie dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Er is sprake van pedofilie. Tevens zijn er aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk antisociale en narcistische kenmerken. Recidivegevaar wordt, indien geen behandeling volgt, aanwezig geacht. Ook de psychologe adviseert psychiatrische hulpverlening in het kader van een bijzondere voorwaarden in combinatie met reclasseringstoezicht.
De reclassering heeft na de voorgaande rapporten( van 20 mei en 20 september 2011) ook nog op 12 maart 2012 aanvullend gerapporteerd. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijke) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden naast reclasseringstoezicht een meldingsplicht en een opname in een zorginstelling.
De rechtbank acht, al het voorgaande in ogenschouw nemend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De feiten zijn zo ernstig en hebben zodanig verstrekkende gevolgen voor de slachtoffers dat een gevangenisstraf voor een lange duur geïndiceerd is. De rechtbank ziet daarom aanleiding aansluiting te zoeken bij de vordering van de officier van justitie ook al acht de rechtbank minder bewezen. Verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn verwoord. De voorwaardelijke straf geldt tevens als ‘stok achter de deur’ om herhaling in de toekomst te voorkomen. Gelet op het aanwezige recidivegevaar zal de proeftijd op 3 jaren worden gesteld. De rechtbank verwacht dat de behandeling geruime tijd in beslag zal nemen. Daarom zal de rechtbank bepalen dat verdachte zich maximaal de eerste twee jaar van de proeftijd onder behandeling moet stellen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte en de bevindingen van de psycholoog en psychiater dat verdachte (enigszins) verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Gezien de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheden onvoldoende zwaarwegend zijn om een lichtere straf op te leggen.
Schorsingsverzoek
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank geen termen aanwezig om de behandeling van het onderzoek ter terechtzitting te schorsen, zoals door de verdediging is verzocht. Een behandeling kan ook in het kader van een eventuele straf worden opgestart.
6 Het beslag
De onder bijlage II op de beslaglijst opgenomen in beslag genomen voorwerpen kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
7 De benadeelde partijen
[naam slachtoffer 1]
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 17.635,89, bestaande uit materiële schade ad. € 2.635,89 en immateriële schade ad. € 15.000,00.
De materiële schade bestaat uit reiskosten ad. € 1.237,94 en kosten voor opname in een psychiatrische instelling ad. € 1.397,95.
De officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van de materiële schade € 1.257,00 en ten aanzien van de immateriële schade € 5.000,00 toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel uit te spreken. Daarbij schat de officier van justitie de rol die verdachte heeft gehad in het geheel in op ?. Daartoe zal de schadevergoeding dan ook beperkt worden.
De verdediging is van mening dat de psychische schade die [naam slachtoffer 1] geleden heeft niet alleen door de ontucht komt. Kortom, de verdediging acht de vordering te complex om in het strafrechtelijke kader te behandelen waardoor de behandeling van de vordering een te grote belasting voor het strafproces zou vormen. De verdediging is dan ook van mening dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard.
De rechtbank acht ten aanzien van de post materiële schade de volgende reiskosten toewijsbaar:
- Drie keer retour naar de politie in Heerlen ad. 159,6 km
- Retour naar verhoorstudio Eindhoven ad. 127,2 km
- Vier keer retour naar het vertrouwenscentrum Kindermishandeling in Hasselt
ad.
258,4 km
Totaal 545,2 km
De rechtbank wijst in totaal dus toe: 545,2 km * € 0,28 = € 152,66. De rechtbank zal dit bedrag hoofdelijk toewijzen.
Ten aanzien van de overige opgevoerde materiële kosten overweegt de rechtbank het volgende.
De overige opgevoerde reiskosten zijn gemaakt door de ouders van [naam slachtoffer 1] om [naam slachtoffer 1] te bezoeken toen hij in een psychiatrische instelling verbleef. De rechtbank is van oordeel dat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het handelen van verdachte en reeds daarom is de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering met betrekking tot deze kosten.
Vervolgens heeft de benadeelde partij materiële schade gevorderd ter zake de opname van [naam slachtoffer 1] in psychiatrische instellingen. De rechtbank heeft uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting vernomen dat er meer speelt dan alleen het seksueel misbruik door verdachte en haar mededader. Zo is er sprake van een niet-gemakkelijke scheiding van de ouders van [naam slachtoffer 1] en zijn er mogelijk problemen met betrekking tot het verblijf van [naam slachtoffer 1]. Dit maakt het moeilijk om te bepalen in hoeverre de opnames het gevolg zijn van het handelen van verdachte. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de behandeling van dit deel van de materiële schade een te grote belasting voor het strafproces. De benadeelde partij zal ook voor dit deel van de materiële kosten niet ontvankelijk in haar vordering worden verkaard.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende.
Ter onderbouwing van de immateriële schade is door de benadeelde partij aansluiting gezocht bij een uitspraak opgenomen onder nummer 1113 in de ANWB Smartengeldgids 2009.
De rechtbank heeft de behandeling van de vordering in tweeën gesplitst.
Ten aanzien van het samen met medeverdachte [naam medeverdachte] gepleegde het volgende. De rechtbank heeft in de ANWB Smartengeldgids vergelijkbare zaken aangetroffen opgenomen onder nummer 1058 en 1061. In die zaken werd respectievelijk € 1.000,00 en € 2.000,00 toegewezen. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, in de onderhavige zaak een bedrag à € 1.500,00 rechtdoen aan de immateriële schade die [naam slachtoffer 1] heeft geleden tengevolge van het seksueel misbruik waar medeverdachte [naam medeverdachte] bij betrokken was. De rechtbank stelt, evenals de officier van justitie, de rol die verdachte heeft gespeeld in de geleden schade vast op ? en zal de vordering van de benadeelde partij dan ook toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00.
Ten aanzien van het overige is de rechtbank van oordeel dat de door de benadeelde partij aangehaalde uitspraak vergelijkbaar is met de onderhavige zaak. Ook hier is sprake van langdurig seksueel misbruik met ernstige gevolgen. In de omstandigheid dat het slachtoffer [naam slachtoffer 1] iets ouder was toen het misbruik begon en hij geen langdurig letsel aan zijn genitaliën had, ziet de rechtbank reden om de vordering enigszins te matigen. De rechtbank acht een bedrag van € 9.000,00 passend. Met inbegrip van de € 1.000,00 vastgesteld voor het misbruik dat verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gepleegd zal in totaal €10.000,00 worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal aan verdachte tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen..
[naam slachtoffer 4]
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 2.210,37 bestaande uit materiële schade
ad. € 710,37 en immateriële schade ad. € 1.500,00.
De materiële schade bestaat uit reiskosten.
De officier van justitie acht de gehele vordering toewijsbaar.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade verzoekt de verdediging de vordering aanzienlijk te matigen aangezien de aard van het misbruik in de aangehaalde zaak niet te achterhalen is.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, de materiële schade toewijsbaar als rechtstreekse schade. Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Ter onderbouwing van de immateriële schade is door de benadeelde partij aansluiting gezocht bij een uitspraak opgenomen onder nummer 1058 in de ANWB Smartengeldgids 2009. De vordering is verhoogd omdat het niet, zoals in die zaak, ging om een vriend van de familie maar om een broer van haar opa en het vaker en over een langere periode heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft in de ANWB Smartengeldgids (in meer of mindere mate) vergelijkbare zaken aangetroffen onder nummer 1058 en 1061. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, in de onderhavige zaak een bedrag à € 1.000,00 rechtdoen aan de immateriële schade die [naam slachtoffer 4] heeft geleden De gevorderde immateriële schadevergoeding ad . € 1.000,00 acht de rechtbank dan ook toewijsbaar.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade voor het overige afwijzen. Wel zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[naam slachtoffer 3]
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 8.365,10 bestaande uit materiële schade ad. € 365,10 en immateriële schade ad. € 8.000,00.
De materiële schade bestaat uit reiskosten.
De officier van justitie acht de materiële schade toewijsbaar. Ten aanzien van de immateriële schade acht de officier van justitie de aangehaalde uitspraak uit de smartengeldgids niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak. Het misbruik bij [naam slachtoffer 3] kan hooguit uit 3 keer hebben bestaan. De officier van justitie vordert ten aanzien van de vordering van [naam slachtoffer 3] aansluiting bij de immateriële schade vastgesteld bij [naam slachtoffer 4].
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade verzoekt de verdediging de vordering aanzienlijk te matigen aangezien de aard van het misbruik in de aangehaalde zaak niet te achterhalen is.
De rechtbank acht de opgevoerde materiële schade toewijsbaar als zijnde rechtstreekse schade. De vordering ad € 365,10 zal dan ook geheel worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Ter onderbouwing van de immateriële schade is door de benadeelde partij aansluiting gezocht bij een uitspraak opgenomen onder nummer 1092 in de ANWB Smartengeldgids 2009. De rechtbank acht de aangehaalde casus niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak. Niet alleen gaat het om een langere periode van misbruik met een hogere frequentie, ook de gevolgen zijn bij de aangehaalde zaak ernstiger. De rechtbank heeft in de ANWB Smartengeldgids (min of meer) vergelijkbare zaken aangetroffen onder nummer 1058 en 1061. Tevens heeft de rechtbank gelet op het toegewezen bedrag bij [naam slachtoffer 4]. De gevorderde immateriële schadevergoeding acht de rechtbank dan ook te hoog. De rechtbank zoekt aansluiting bij de casus onder nummer 1058. De vordering zal aldus worden toegewezen tot een bedrag ad. € 1.000,00.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade voor het overige afwijzen.
Vervolgens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 244, 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Nietig:
- verklaart (ambtshalve) partieel nietig het tenlastegelegde onder 1 vanaf 21 april 2010 tot 1 augustus 2010 voor zover betrekking hebbende op [naam slachtoffer 1];
- verklaart het tenlastegelegde onder 3 nietig;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van drie jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit en het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland ook als die inhouden dat verdachte zich blijft melden, zo frequent als de reclassering dat nodig acht en dat verdachte zich onder behandeling zal stellen bij de Forensische Psychiatrische Kliniek in Assen of een soortgelijke instelling, zolang als nodig wordt geacht door de behandelaar, maar niet langer dan voor een periode van maximaal 2 jaar van de proeftijd, en dat verdachte zich zal houden aan uit de behandeling voortkomende adviezen;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave van de op de beslaglijst (opgenomen onder bijlage II) genoemde voorwerpen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1]van € 10.152,66, waarvan hoofdelijk € 152,66 terzake van materiële schade en € 10.000,00 ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voor zover de materiële schade door zijn mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- wijst de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade voor het overige deel af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [naam slachtoffer 1], € 10.152,66 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 85 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag voor een deel groot € 152,66 door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
-
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4]van € 1.710,37, waarvan € 710,37 terzake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade;
- wijst de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade voor het overige deel af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [naam slachtoffer 4], € 1.710,37 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 27 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3]van € 1.365,10, waarvan € 365,10 terzake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade;
- wijst de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade voor het overige deel af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [naam slachtoffer 3], € 1.365,10 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 23 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. M.E. Kramer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 maart 2012.
Buitenstaat
Mr. A.J. Hazen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat (na de wijziging van de tenlastelegging ter zitting van 14 maart 2012) :
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 augustus 2010 in de gemeente Brunssum, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [naam slachtoffer 1]), geboren op [1998], en/of [naam slachtoffer 2]), geboren op [1999], en/of [naam slachtoffer 3]), geboren op [2004], die toen de leeftijd(en) van twaalf jaren nog niet had/hadden bereikt,
(telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam/de lichamen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2], hebbende verdachte (telkens) zijn penis en/of een of meer vingers in de anus van die [naam slachtoffer 1] geduwd en/of gestoken en/of zijn penis in de mond van die [naam slachtoffer 2] geduwd en/of gestoken en/of een of meer vingers in de vagina en/of anus van die [naam slachtoffer 3] heeft geduwd en/of gestoken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 augustus 2010 in de gemeente Brunssum meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige(n) [naam slachtoffer 1]), geboren op [1998], en/of [naam slachtoffer 2]), geboren op [1999], en/of [naam slachtoffer 4]), geboren op [2001], en/of [naam slachtoffer 3]), geboren op [2004], immers heeft hij (telkens)
- [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 3] (telkens) gedwongen hem, verdachte, af te trekken en/of (telkens) zijn, verdachtes, penis vast te houden en/of (telkens)
- over de penis van [naam slachtoffer 1] heeft gewreven en/of
- [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] gedwongen elkaar af te trekken;
3.
hij op of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 augustus 2010 in de gemeente Brunssum, meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan (een) minderjarige(n), te weten [naam slachtoffer 1], geboren op [1998], en/of [naam slachtoffer 2]), geboren op [1999], afbeeldingen en/of gegevensdragers, bevattende (een) afbeelding(en) waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten porno en/of kinderporno, heeft vertoond;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 augustus 2010 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [naam slachtoffer 1], geboren op [1998], immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader (telkens)
- die [naam slachtoffer 1] gedwongen en/of bewogen [naam medeverdachte] (zijnde de mededader)
(vaginaal) te penetreren en/of
- die [naam slachtoffer 1] gedwongen en/of bewogen haar, [naam medeverdachte]s, borsten en/of lichaam te betasten en/of te strelen en /of te wrijven en/of
- de penis van die [naam slachtoffer 1] gestreeld en/of gewreven en/of betast en/of vastgepakt;
5.
hij in of omstreeks de periode van 13 november 1995 tot en met 12 november 2000 in de gemeente Brunssum, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [naam slachtoffer 5]), geboren op [1982], bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij naast [naam slachtoffer 5] (op de bank) ging zitten en zichzelf masturbeerde en die [naam slachtoffer 5] (telkens), bewogen heeft hem, verdachte, af te trekken en/of (telkens) zijn, verdachtes, penis vast te houden.
BIJLAGE II: de beslaglijst.
21 100.00 STK Beeldplaat
-
1906548
22 1.00 STK Fototoestel
CANON
1906553 digitale fotocamera
23 11.00 STK Foto
-
1906553
24 13.00 STK Beeldplaat
-
1906556
25 1.00 STK USB-stick
LEXAR
1906577
26 1.00 STK Harddisk
SAMSUNG
1906582
27 1.00 STK Harddisk
STORY STATION
1906590 met adapter
1 1.00 STK Harddisk
MAXTOR
1906068
2 1.00 STK Harddisk
MAXTOR
1906070
3 1.00 STK Harddisk
MAXTOR
1906071
4 1.00 STK Harddisk
MAXTOR
1906072
5 1.00 STK Harddisk
MAXTOR
1906074
6 1.00 STK Harddisk
MAXTOR
1906075
7 1.00 STK Harddisk
MAXTOR
1906077
8 1.00 STK Harddisk
MAXTOR
1906078
9 1.00 STK Harddisk
MAXTOR
1906080
10 1.00 STK Harddisk
IBM
1906081
11 1.00 STK Harddisk
MAXTOR
1906083
12 1.00 STK Computer
MERKLOOS
1906095
13 42.00 STK Cd-Rom
-
1906111 42 boxen inh.cd-rm
14 57.00 STK Beeldplaat
-
1906125 hoezen met dvd's
15 1.00 STK Beeldplaat
-
1906140 met hoeveelheid opt.datadragers
16 1.00 STK Beeldplaat
-
1906149 grote hoeveelheid opt.datadragers
17 1.00 STK Beeldplaat
-
1906161 grote hoeveelheid opt.datadragers
18 1.00 STK Computer
SHARKOON
1906427
19 1.00 STK Computer
EIGENBOUW
1906470