ECLI:NL:RBMAA:2012:BW4819

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/830018-12
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek

In de strafzaak tegen de verdachte, vertegenwoordigd door raadsman mr. A.A.Th.X. Vonken, heeft de Rechtbank Maastricht op 25 april 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft een verdenking van het telen van hennep en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige vormverzuimen hebben plaatsgevonden in het voorbereidend onderzoek, met name met betrekking tot de informatie verkregen van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE). Deze informatie was niet geverifieerd, wat leidde tot de conclusie dat de toestemming voor het binnentreden van de woning van de verdachte niet op een rechtsgeldige manier was verkregen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, en sprak hem vrij van de beschuldigingen. De rechtbank benadrukte dat de schending van de strafvorderlijke voorschriften de verdediging van de verdachte aanzienlijk had geschaad, wat leidde tot de uitsluiting van het bewijs dat door middel van het onrechtmatig onderzoek was verkregen. De uitspraak is gedaan in het kader van de eerste aanleg door een meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/830018-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 april 2012
in de strafzaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
wonende te [woonplaats en adres].
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 april 2012, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander of anderen ongeveer 45 gram hennep en/of ongeveer 203 hennepplanten en/of delen daarvan heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, dan wel aanwezig heeft gehad;
Feit 2: samen met een ander of anderen elektriciteit heeft gestolen door middel van braak en/of verbreking, dan wel hieraan medeplichtig is geweest.
3 De beoordeling van het bewijs
Met de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken, wegens een vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek dat onherstelbaar is.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bij de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Regio Politie Limburg Zuid werd in de maand september 2010 van een informant de informatie ontvangen dat op het adres [adresgegevens] een hennepplantage stond. De verstrekte informatie werd als betrouwbaar aangemerkt (pagina 11 van het dossier).
Na raadpleging van het G.B.A. werd vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] woonachtig waren op voornoemd adres.
Op 15 oktober 2010 werd door een aantal opsporingsambtenaren met een machtiging binnengetreden in de woning van verdachte (pagina 12 van het dossier). Uit het proces-verbaal van binnentreden (pagina 13 van het dossier) blijkt dat de voordeur werd geopend door verdachte. Voorafgaande aan het binnentreden van de woning werd de machtiging getoond en werd het doel van het binnentreden meegedeeld.
Verdachte zou, aldus het proces-verbaal, vervolgens toestemming hebben gegeven om de woning te betreden. De raadsman heeft ter zitting deze gang van zaken betwist. Verdachte zou zich door de politiemacht die voor zijn woning stond overvallen hebben gevoeld en kon niet anders dan de verbalisanten, die bovendien een machtiging tot binnentreden aan verdachte hadden getoond, toestemming verlenen om de woning te betreden.
De rechtbank heeft evenals de officier van justitie en de raadsman vastgesteld dat de betreffende CIE-informatie op geen enkele wijze is geverifieerd. Er heeft bijvoorbeeld geen blokmeting of een temperatuurmeting plaatsgevonden. Ook is er geen onderzoek ter plaatse ingesteld of bijvoorbeeld de ramen waren afgeplakt, of dat er een bepaalde geur hing, of dat er geluid te horen viel van een afzuiging of iets dergelijks.
De rechtbank is van oordeel, dat hoewel de CIE-informatie op zich wel duidelijk is en als betrouwbaar is aangemerkt, deze informatie te summier is om enkel op basis daarvan een redelijk vermoeden te baseren dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan overtreding van bepalingen van de Opiumwet en, zonder tussenkomst van een rechter-commissaris, over te gaan tot het vergaande dwangmiddel van binnentreden in de woning van verdachte.
De rechtbank merkt bovendien op dat uit het proces-verbaal van binnentreden woning (pagina 13) niet zonder meer valt af te leiden dat verdachte uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven om een onderzoek in de woning in te stellen. Nu verdachte ook heeft betwist dat hij hiervoor expliciet toestemming heeft gegeven en een verklaring daaromtrent in het dossier ontbreekt, moet het naar het oordeel van de rechtbank ervoor worden gehouden dat deze toestemming niet is gegeven.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het betreft een ernstige schending van een zeer belangrijk strafvorderlijk voorschrift ten gevolge waarvan verdachte aanzienlijk in zijn verdediging is geschaad. Gelet hierop zal de rechtbank overgaan tot uitsluiting van het bewijs dat door middel van het onrechtmatig onderzoek is verkregen.
Gelet op het feit dat het onderzoek dat heeft geleid tot het aantreffen van de hennep, de hennepplantage en de vaststelling dat er elektriciteit is gestolen als onrechtmatig moet worden geoordeeld en derhalve de resultaten daarvan van het bewijs moeten worden uitgesloten, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
4 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. A.J. Hazen en
mr. F.A.G.M. Vluggen, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 april 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 oktober 2010 in de gemeente [naam gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adresgegevens]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 45 gram hennep en/of ongeveer 203, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 15 oktober 2010 in de gemeente [naam gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het
weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 15 oktober 2010 in de gemeente [naam gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die een of meer onbekend gebleven persoon/personen toegang te verlenen tot de woning aan [adresgegevens].