ECLI:NL:RBMAA:2012:BW8458

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
13 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/703578-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedendelict wegens onvoldoende bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een zedendelict, heeft de rechtbank Maastricht op 13 april 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig achtte om tot een veroordeling te komen. De aangeefster had op 23 september 2010 aangifte gedaan van verkrachting door de verdachte, waarbij zij gedetailleerde verklaringen had afgelegd over de vermeende seksuele handelingen die gedurende een aantal jaren zouden hebben plaatsgevonden. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster op zichzelf stonden en onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal, zoals getuigenverklaringen en deskundigenrapporten. De deskundige had aangegeven dat seksueel misbruik als oorzaak van de problemen van de aangeefster niet waarschijnlijk was, maar niet volledig kon worden uitgesloten. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen.

Daarnaast werd de benadeelde partij, die een vordering had ingediend voor immateriële en materiële schade, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij echter wel in de kosten van rechtsbijstand die de verdachte had gemaakt ter verdediging tegen de vordering, vastgesteld op € 662,50. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/703578-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 april 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. D. Moszkowicz, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 maart 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot en met 1 november 2005 in de gemeente Heerlen, meermalen met [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum benadeelde partij]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], door zijn vingers en penis in de vagina van die [benadeelde partij] te duwen of te brengen.
3 De voorvragen
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie in zijn vervolging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wat betreft de tenlastegelegde periode van 1 november 2000 tot 20 september 2001. Verdachte was in die periode namelijk nog geen 12 jaar oud.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu het verwijt dat aan verdachte wordt gemaakt niet wettig en ovetuigend kan worden bewezen. De verdediging acht de verklaringen van de aangeefster onbetrouwbaar en bovendien is er geen ander belastend bewijs dan de verklaringen van aangeefster. Van enig objectief steunbewijs is geen sprake.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is een zedendelict tenlastegelegd. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval. Dit brengt met zich dat, bij een (deels) ontkennende verdachte, veelal slechts de (getuigen)verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter echter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (vgl. Hoge Raad 26 januari 2010, LJN BK2094).
Met dit uitgangspunt indachtig komt de rechtbank tot de navolgende overwegingen.
Aangeefster heeft op 23 september 2010 aangifte gedaan van verkrachting door verdachte. Aangeefster heeft in diverse uitgebreide verklaringen aangegeven dat verdachte gedurende een aantal jaren op zeer frequente wijze (onder meer) haar vagina is binnengedrongen met zijn vingers of zijn penis. Aangeefster heeft bij de politie alsmede bij de rechter-commissaris verklaard dat zij in die tijd een dagboek heeft bijgehouden. Later tijdens een gesprek met de officier van justitie heeft aangeefster verklaard dat zij passages in het dagboek niet ten tijde van de door haar benoemde feiten doch eerst recentelijk heeft geschreven, omdat zij naar haar zeggen het oorspronkelijke dagboek was kwijtgeraakt. Aangeefster heeft aan verschillende getuigen, waaronder haar ouders, haar verhaal omtrent het vermeende seksueel misbuik gedaan. Deze getuigen bevestigen dat ook. Naast de de auditu verklaringen van de getuigen bevindt zich in het dossier een deskundigenrapport, waarin onder meer een uitleg wordt gegeven over de mogelijke oorzaken van de problemen met de vaginale afscheiding waarmee aangeefster kampte vanaf ongeveer haar zesde levensjaar. Volgens de deskundige is seksueel misbruik als oorzaak niet waarschijnlijk, maar kan het ook niet worden uitgesloten. Daar staat tegenover dat er in het dossier aanwijzingen zijn dat verdachte in zijn jonge jaren niet in staat was om, als gevolg van een chirurgische ingreep met blijvend litteken, zonder pijn met zijn penis een vagina te penetreren.
De rechtbank is van oordeel dat met inachtneming van het hiervoor geschetste juridisch kader er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om verdachte te veroordelen. Aangeefster heeft weliswaar zeer gedetailleerde verklaringen afgelegd, de door haar gereveleerde feiten en omstandigheden staan echter op zichzelf en vinden onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het aan hem tenlastegelegde.
5 De benadeelde partij
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte met betrekking tot het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij [benadeelde partij] niet in haar vordering (groot € 7000,00 voor immateriële schade en € 60,92 voor materiële kosten) worden ontvangen.
De raadsman van verdachte heeft gevorderd de benadeelde partij te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand voor zover door de verdachte gemaakt tegen de vordering van de benadeelde partij. De raadsman heeft de vordering onderbouwd door te stellen dat hij in totaal € 662,50 aan voorbeidingskosten heeft gemaakt. Verder heeft de raadsman gevorderd dat dit bedrag dient te worden vemeerderd met de tijd die hij ter zitting heeft besteed aan het bestrijden van de inhoud van de vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank zal, met inachtneming van het bepaalde in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering, de benadeelde partij in de kosten veroordelen die de raadsman ter zake de vordering van de benadeelde partij heeft gemaakt. De rechtbank zal dit bedrag vaststellen op het door de raadsman nader gespecificeerd bedrag van € 662,50 aan voorbereidingskosten. Hetgeen overigens is gevorderd is niet nader gespecificeerd en zal niet ten laste van de benadeelde partij worden gebracht.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij], [adresgegevens benadeelde partij], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op € 662,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 april 2012.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot en met 1 november 2005 in de gemeente Heerlen, meermalen althans eenmaal met [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum benadeelde partij]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte telkens zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd/gebracht;