parketnummers: 03/703841-11, 20/001322-07 (VTVV)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 maart 2012
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. S. Ikiz, advocaat te Vaals.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 februari 2012, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun respectieve standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander of anderen wapens van categorie III voorhanden heeft gehad, te weten een hagelgeweer, een revolver, vijf pistolen en een hoeveelheid munitie van categorie II en III;
Feit 2: samen met een ander of anderen wapens van categorie II voorhanden heeft gehad, te weten acht busjes pepperspray;
Feit 3: samen met een ander of anderen een wapen van categorie II voorhanden heeft gehad, te weten een handgranaat;
Feit 4: samen met een ander of anderen een wapen van categorie II voorhanden heeft gehad, te weten een elektrisch stoomstootwapen;
Feit 5: samen met een ander of anderen een wapen van categorie I, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft in dit verband gewezen op de belastende verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte]. Uit deze verklaring blijkt dat verdachte wist dat er wapens en munitie in zijn woning lagen. Daarnaast kwam verdachte af en toe in de woning en was hij ook in de woning op de dag van de doorzoeking.
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte vrij te spreken van de feiten 2 tot en met 5, omdat er onvoldoende bewijs is dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze wapens in de woning.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zake van alle feiten geconcludeerd tot vrijspraak. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte weliswaar de officiële huurder van de woning was, maar dat hij hier slechts af en toe verbleef, omdat hij meestal bij zijn vriendin of bij zijn moeder was. Verdachte kon dus ook niet weten dat er wapens en munitie in de woning lagen, te meer omdat de wapens en munitie verborgen waren. Verdachte heeft weliswaar rond oktober 2010 gezien dat de medeverdachte [naam medeverdachte] twee wapens in de woning had, maar het is onduidelijk of deze wapens behoren tot de wapens die op 16 november 2011 in de woning zijn aangetroffen. De raadsman acht de verklaring van [naam medeverdachte], dat verdachte wist dat er wapens en munitie in zijn woning lagen, ongeloofwaardig, omdat er veel tegenstrijdigheden in de verklaring van [naam medeverdachte] zitten.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij een doorzoeking op 16 november 2011 werd in de woning van verdachte, gelegen aan de [adresgegevens verdachte], een groot aantal wapens en munitie aangetroffen.
Bij deze doorzoeking werd onder andere het volgende aangetroffen en inbeslaggenomen:
(feit 1):
een hagelgeweer, een pistool (merk/type Browning 9x19mm), een pistool (kaliber .45), een revolver (kaliber .45), een pistool (merk/type Safari Arms), een pistool (kaliber 14 mm), een pistool (merk/type Glock 17), en een hoeveelheid munitie (kogels en patronen van categorie II en III);
(feit 3)
een handgranaat.
De hiervoor genoemde wapens en munitie zijn onderzocht en daarbij is het volgende gebleken:
- de wapens genoemd onder feit 1 zijn telkens wapens van categorie III;
- de munitie bedoeld onder feit 1 is telkens munitie van categorie II of III;
- de handgranaat bedoeld onder feit 3 is een wapen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zijn woning had onderverhuurd aan de medeverdachte [naam medeverdachte] en dat verdachte niet wist dat bovenstaande wapens op 16 november 2011 in zijn woning lagen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [naam medeverdachte] heeft leren kennen toen zij beiden in de PI Overloon verbleven en dat [naam medeverdachte] een adres moest hebben om verlof te kunnen krijgen. Hij heeft [naam medeverdachte] toen zijn woning ter beschikking gesteld. Sinds februari 2011 woont [naam medeverdachte] bij verdachte in huis. [naam medeverdachte] verbleef volgens verdachte eigenlijk alleen in de woning en hij ([naam verdachte]) was meestal bij zijn vriendin of bij zijn moeder. Hij kwam enkel in de woning om kleding te verwisselen en zijn post op te halen. Verdachte heeft voorts verklaard dat [naam medeverdachte], toen zij samen op verlof waren, aan verdachte heeft verteld dat hij ([naam medeverdachte]) wapens in het huis van verdachte had verstopt en een machinegeweer in diens tuin had begraven. Verdachte heeft desondanks toegestaan dat [naam medeverdachte] in de woning kwam wonen, omdat “het traject al ingezet was.” Ook heeft [naam medeverdachte] aan verdachte verteld dat er een aantal handgranaten in verdachtes huis verstopt waren. Verdachte heeft ter terechtzitting nog verklaard, dat hij rond oktober 2010 ook twee wapens in de woning heeft gezien. Het ging hierbij om wapens die in een geopend koffertje lagen en die, aldus verdachte, aan [naam medeverdachte] toebehoren. Later heeft [naam medeverdachte] aan verdachte verteld dat deze wapens nog steeds in de woning lagen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door [naam medeverdachte], ondanks al diens mededelingen over verstopte wapens, in zijn woning te laten wonen, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er op enig moment - dus ook op 16 november 2011 - wapens en munitie (zoals tenlastegelegd onder feit 1) en een handgranaat (zoals tenlastegelegd onder feit 3) in zijn woning lagen. De rechtbank houdt verdachte mitsdien hiervoor mede verantwoordelijk, te meer nu verdachte (nog) een sleutel van de woning had, hij zich vrij door de woning kon bewegen en hij het derhalve in zijn macht had de wapens uit de woning te verwijderen. Ook had verdachte de huurovereenkomst met [naam medeverdachte] kunnen opzeggen. Hij heeft echter niets van dit alles gedaan.
Verdachte heeft hieromtrent nog verklaard dat hij niet wilde dat er wapens en munitie in zijn woning lagen en dat hij dit ook tegen [naam medeverdachte] heeft gezegd. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat verdachte zich er op enig moment van heeft vergewist of [naam medeverdachte] de wapens en munitie ook daadwerkelijk uit de woning had verwijderd en dat hij (zoals hierboven reeds overwogen) ook zelf geen actie heeft ondernomen een einde aan de situatie te maken.
Verdachte heeft overigens, nadat hij eerst had ontkend van wapens in zijn woning af te weten, op een later moment nog verklaard dat hij niet anders kon dan [naam medeverdachte] in zijn woning toe te laten, omdat hij door [naam medeverdachte] werd gechanteerd en bedreigd. Dat is echter niet aannemelijk geworden.
Nu niet is gebleken dat [naam medeverdachte] met verdachte heeft gesproken over de overige tenlastegelegde soorten wapens (te weten feit 2: acht busjes pepperspray, feit 4: een stroomstoot wapen en feit 5: een ploertendoder) en deze wapens ook niet direct zichtbaar waren, zal verdachte van deze feiten worden vrijgesproken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 november 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad, te weten
- een hagelgeweer en/of
- een pistool (merk/type Browning 9x19 mm) en/of
- een pistool (kaliber .45) en/of
- een revolver (kaliber .45) en/of
- een pistool (merk/type Safari Arms) en/of
- een pistool (kaliber 14 mm) en/of
- een pistool (merk/type Glock 17) en een hoeveelheid munitie (kogels en/of patronen) van categorie II en/of III voorhanden heeft gehad;
op 16 november 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander, een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
- medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
- medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een bewezenverklaring gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf, waarvan de duur gelijk is aan het voorarrest.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte had een groot aantal wapens en munitie in zijn bezit. Het bezit van wapens zonder de daartoe vereiste vergunningen is gevaarlijk en mede daarom hoogst onwenselijk.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat er ook een handgranaat in zijn woning lag. Onderzoek van de handgranaat heeft uitgewezen dat deze deugdelijk was en dat, wanneer de handgranaat tot ontploffing zou zijn gekomen, er een reële kans was op, naast materiële schade, zwaar lichamelijk letsel en het verlies van leven bij personen in de omgeving, tot op een afstand in de orde van grootte van enkele tientallen meters.
De rechtbank zal het voorgaande mee laten wegen bij het bepalen welke straf zij voor verdachte passend acht. Ook zal de rechtbank mee laten wegen, dat verdachte al eerder is veroordeeld voor overtreding van bepalingen van de Wet wapens en munitie.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel, dat een straf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, zonder meer op zijn plaats zou zijn geweest indien zij alle tenlastegelegde feiten bewezen had geacht. Nu verdachte echter van de feiten 2, 4 en 5 is vrijgesproken zal de rechtbank de straf matigen. Nu het bij de drie niet bewezen feiten gaat om wapens die relatief onschuldig zijn in vergelijking met de wel bewezen wapens, zal de rechtbank volstaan met een geringe matiging en zal zij verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 13 maanden,met aftrek van voorarrest.
6 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden die aan verdachte is opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 17 juni 2008 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank ziet geen reden tot omzetting hiervan in een taakstraf.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 13 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
De vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, d.d. 2 juni 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer
20/001322-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. E.W.A. van den Berg en
mr. J. Wöretshofer, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 maart 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 november 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad, te weten
- een hagelgeweer en/of
- een pistool (merk/type Browning 9x19 mm) en/of
- een pistool (kaliber .45) en/of
- een revolver (kaliber .45) en/of
- een pistool (merk/type Safari Arms) en/of
- een pistool (kaliber 14 mm) en/of
- een pistool (merk/type Glock 17) en/of een hoeveelheid munitie (kogels en/of patronen) van categorie II en/of III voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 16 november 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, acht, in elk geval een of meer, busjes met pepperspray, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 16 november 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 16 november 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 16 november 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.